De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie publiceerde op 23/01/2022 de Circulaire 2023/C/11 met commentaar op de wet van 18 mei 2022 houdende wijzigingen van het recht op geschriften en van het registratierecht op bepaalde akten, het KB van 18 mei 2022 en het MB van 18 mei 2022.
Administratieve commentaren op de wet van 18 mei 2022 houdende wijzigingen van het Wetboek diverse rechten en taksen (W.DRT – recht op geschriften) en het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (akten van erfopvolging), op het koninklijk besluit van 18 mei 2022 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het W.DRT en het koninklijk besluit van 14 september 2016 tot vaststelling van de retributies voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften, en op het ministerieel besluit van 18 mei 2022 houdende opheffing van het ministerieel besluit van 25 januari 2007 tot uitvoering van artikel 1 en artikel 6, laatste lid, van het uitvoeringsbesluit houdende uitvoering van het W.DRT van 3 maart 1927 en houdende bepaling van de retributies die van toepassing zijn wanneer eigendomstitels worden afgeleverd om een akte van erfopvolging op te stellen
1. Tariefwijzigingen in het W.DRT
A. Notariële akten - Algemeen recht (art. 3 W.DRT)
B. Notariële akten – Afwijkingen van het algemeen recht voor notariële akten
B. 1. Notariële akten die aan hypothecaire overschrijving onderworpen zijn (art. 4, 1° W.DRT)
B.3. Notariële akten verleden voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (art. 4, 2° W.DRT)
B.4.Opheffing van artikel 5 W.DRT
B.5 .Opheffing van artikel 10 en aanpassing van artikel 13 W.DRT
B. 6. Vrijstelling van het recht op geschriften
2. Tariefwijzigingen in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten
B. Kosteloze registratie van bepaalde akten van erfopvolging
3. Technische en taalkundige wijzigingen in het W.DRT en W. Reg.
A. Vereenvoudiging en definitie, artikel 1 W.DRT
B. Wijziging van de artikelen 8, 14 en 205¹ W.DRT
C. Wijziging van artikel 11 en aanpassing van artikel 8 W.DRT
D. Opheffing van artikel 17 W.DRT
3. Koninklijk besluit van 18 mei 2022
A. Wijziging van het opschrift van Boek I, Titel II van het Koninklijk Besluit van 3 maart 1927
B. Wijziging van de artikelen 2, 4, 5, 6 en 7 van het KB van 3 maart 1927
C. Opheffing van titel VI van het eerste boek van het KB van 3 maart 1927
A. Kosteloze overschrijving van de akte van erfopvolging
B. Kosteloze aflevering van bepaalde hypothecaire getuigschriften
4. Ministerieel besluit van 18 mei 2022
B. Overgangsbepaling - Kosteloze aflevering van bepaalde eigendomsbewijzen
In het Belgisch Staatsblad van 30 mei 2022 werden achtereenvolgens gepubliceerd:
• de wet van 18 mei 2022 houdende wijzigingen van het recht op geschriften en van het registratierecht op bepaalde akten (hierna, de wet);
• het koninklijk besluit van 18 mei 2022 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het W.DRT en van het koninklijk besluit van 14 september 2016 tot vaststelling van de retributies voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften;
• het ministerieel besluit van 18 mei 2022 houdende opheffing van het ministerieel besluit van 25 januari 2007 tot uitvoering van artikel 1 en artikel 6, laatste lid, van het uitvoeringsbesluit houdende uitvoering van het W.DRT van 3 maart 1927 en houdende bepaling van de retributies die van toepassing zijn wanneer eigendomstitels worden afgeleverd om een akte van erfopvolging op te stellen.
In het kader van een administratieve vereenvoudiging, hebben voormelde wet en koninklijk besluit betrekking op meerdere tariefwijzigingen van het recht op geschriften en van het registratierecht verschuldigd op bepaalde akten.
De wet past ook de gebrekkige formulering van verschillende artikelen aan, zowel op technisch als taalkundig vlak.
De wet en de besluiten zijn in werking getreden op 1 juli 2022 onder voorbehoud van overgangsbepalingen.
Krachtens het nieuw artikel 3 W.DRT zijn de notariële akten in principe onderworpen aan een recht op geschriften van 50 euro.
Op de akten die aan hypothecaire overschrijving onderworpen zijn is 100 euro aan recht op geschriften verschuldigd (art. 4, 1° W.DRT).
Het begrip "aan hypothecaire overschrijving onderworpen zijn" houdt uiteraard in dat het gaat om een verplichte overschrijving. In dezelfde zin, Memorie van toelichting (hierna MVT), Parl.St. Kamer 2020-2021, nr. 55-2624/001, p. 6-7. In het Frans zijn in casu de woorden "sujets à" synoniem met "soumis à".
Het algemeen recht (art. 3 W.DRT) is dus in principe verschuldigd voor akten die toegelaten zijn tot de hypothecaire overschrijving, d.w.z. waarvoor een hypothecaire overschrijving geen verplichting vormt.
Voorbeelden van akten die toegelaten zijn tot de hypothecaire overschrijving: een akte van aflevering van legaat, een pachtovereenkomst van meer dan negen jaar of een overeenkomst tot behoud van een woning in onverdeeldheid in het kader van een echtscheiding door onderlinge toestemming (MvT, Parl.St., Kamer, 2021-2022, nr. 55-2624/001, p. 6-7).
Krachtens artikel 11, eerste lid, W.DRT (zie hieronder, punt 2.3.C) doet het belastbaar feit zich voor op het moment zelf van de ondertekening / het verlijden van de akte. Het recht op geschriften is dus op dat moment definitief aan de Schatkist verworven.
Opdat artikel 4, 1°, W.DRT ̶ voor akten die aan hypothecaire overschrijving onderworpen zijn ̶ toepassing zou kunnen vinden, moet dus de verplichting tot overschrijving ook op dat moment, door de ondertekening zelf van de akte, ontstaan zijn. Bestaat er daarentegen niet onmiddellijk een verplichting tot overschrijving, is er ook geen rechtsgrond om artikel 4, 1°, W.DRT toe te passen.
Qua akten onderworpen aan de hypothecaire overschrijving heeft artikel 4, 1°, W.DRT dus vooral betrekking op de notariële akten opgesomd in artikel 3.30 van het Burgerlijk Wetboek, zoals ook blijkt uit de Samenvatting, 2de alinea, in Parl.St. Kamer 2020-2021, nr. 55-2624/001, p. 3. Het geldt uiteraard eveneens voor alle andere akten die, door het louter verlijden ervan, overgeschreven moeten worden krachtens een wetskrachtige norm.
Op een akte die niet door het louter verlijden ervan aan de hypothecaire overschrijving onderworpen is, is dus het algemeen vast recht voor notariële akten (50 euro) verschuldigd, behalve op een akte die de vestiging, de bevestiging of de erkenning van een bedongen hypotheek op een onroerend goed inhouden (ook art. 4, 1°, W.DRT, zie onder B.2. hieronder) of op een akte onderworpen aan een andere tarief (art. 4, 2°, W.DRT of vrijstelling van het recht). In dezelfde zin: Verslag namens de Commissie voor Financiën en Begroting (1).
-----------
(1) "Om de afschaffing van vernoemd recht en retributie budgetneutraal te laten verlopen, worden de aktes waarvoor in principe een dergelijk hypothecaire) aanvullend getuigschrift wordt gevraagd, aan een recht op geschriften van 100 euro onderworpen" (Inleidende uiteenzetting door de Minister, Parl.St. Kamer 2020-2021, nr. 55-2624/002, p. 3).
Verder in hetzelfde document, p. 7, antwoord van de Minister: "De overdracht van een onroerend goed is een centraal gegeven voor de af te schaffen retributie. Dus vandaar dat ook die akten hier het voorwerp zijn van een tariefwijziging om de impact neutraal te houden" en ook "De bedoelde akten zijn enkel aan het recht van 100 euro in plaats van het recht van 50 euro onderworpen, indien ze naast de bepalingen met “familiaal” karakter ook nog de overdracht inhouden van een onroerend goed. Ze worden dan op dezelfde manier behandeld als de andere notariële akten die de overdracht inhouden van een onroerend goed".
En nogmaals, p. 8 " (…) stipt de vice-eersteminister aan dat, zoals hiervoor vermeld, het tarief van 100 euro betrekking heeft op de overdracht van onroerend goed, waarvoor op heden de af te schaffen retributie geldt (…)".
-----------
De heffing van het recht is uiteraard definitief aangezien het belastbaar feit eenmalig is. Het gegeven dat het eventuele latere gebruik dat van de akte wordt gemaakt de verplichting tot aanbieding ter hypothecaire overschrijving kan meebrengen, is niet relevant. In de huidige stand van de wetgeving kan dergelijk eventueel toekomstig gebruik bijgevolg niet leiden tot de heffing van het recht van 100 euro op het moment van het belastbare feit en kan dat gebruik evenmin aanleiding geven tot de latere heffing van een “bijrecht”.
Voorbeelden van akten die aldus geen aanleiding geven tot de toepassing van artikel 4, 1°, W.DRT :
- een proces-verbaal:
a) houdende de verkoopsvoorwaarden bij een openbare verkoop;
b) van eerste zitdag bij een openbare verkoop;
c) houdende toewijzing onder opschortende voorwaarde bij een openbare verkoop;
- een notariële kwijtingsakte;
- een notariële (zorg)volmachtakte, zelfs met macht om een rechtshandeling te stellen die aan hypothecaire overschrijving onderworpen is.
Specifiek i.v.m. de zorgvolmachten heeft de Minister in de Kamer uitdrukkelijk gezegd "dat het tarief van de zorgvolmacht ongewijzigd blijft en ook in de toekomst 50 euro zal bedragen" (Verslag namens de Commissie voor Financiën en Begroting, Parl.St. Kamer 2020-2021, nr. 55-2624/002, p. 10).
Andere voorbeelden van akten die niet onderworpen zijn aan het recht bepaald in artikel 4, 1°, W.DRT: akten van bekrachtiging (bijv. na een verkoop met sterkmaking), akten die de vervulling van een voorwaarde vaststellen (akte tot vaststelling van de uitspraak van een echtscheiding en de overschrijving ervan in de registers van de burgerlijke stand, die als opschortende voorwaarde was gekoppeld aan de akte waarbij de echtgenoten hun wederzijdse rechten regelden).
Voorbeelden van notariële akten die onderworpen zijn aan een recht op geschriften van 100 euro:
- akten betreffende het huwelijksvermogensstelsel waarbij in België gelegen onroerende goederen van het ene vermogen naar het andere worden overgedragen (bv. inbreng van een eigen onroerend goed van de echtgenote in de huwelijksgemeenschap; keuze voor een algehele gemeenschap van goederen waarbij alle [eigen] onroerende goederen van de echtgenoten in de gemeenschap worden gebracht; inbreng door de echtgenoot van een eigen onroerend goed in de gemeenschap van aanwinsten die werd toegevoegd aan het stelsel van de scheiding van goederen; wijziging van het huwelijksvermogensstelsel waarbij de onroerende goederen van het gemeenschappelijk vermogen worden overgedragen naar het eigen vermogen van één van de echtgenoten,...);
- akten die het vermogensstelsel bepalen bij wettelijke samenwoning waarbij in België gelegen onroerende goederen van het ene vermogen naar het andere worden overgedragen (bv. inbreng van een onroerend goed waarvan één van de wettelijke samenwonenden eigenaar is naar het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen van wettelijk samenwonenden,...);
- akten van verkoop, ruil, verdeling of schenking van een in België gelegen onroerend goed (NB. Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek gebruikt niet meer de uitdrukking "schenking onder de levenden" (zie de Algemene toelichting in Parl.St. Kamer 2019-2020, nr. 55-1272/001, p. 12);
- akten betreffende de zogenaamde ‘basisakten’ en het reglement van mede-eigendom betreffende in België gelegen onroerende goederen;
- akten van verkaveling van in België gelegen onroerende goederen;
- akten van vestiging, overdracht of afstand van onroerende zakelijke rechten (erfpacht, opstal, vruchtgebruik ...) op in België gelegen onroerende goederen;
- akten tot vaststelling van verkrijgende verjaring van in België gelegen onroerende goederen;
- akten houdende verbintenissen tot onverdeeldheid van maximum 5 jaar zoals bedoeld in artikel 3.75, 2e lid, BW van in België gelegen onroerende goederen;
- akten die een voorkeur-, voorkoop- of optierecht verlenen op in België gelegen onroerende goederen;
- akten houdende de omzetting van vruchtgebruik van in België gelegen onroerende goederen;
- akten houdende inbetalinggeving van in België gelegen onroerende goederen;
- akten houdende huurovereenkomsten van meer dan negen jaar of voor het leven of die een kwijting van ten minste drie jaar huur inhouden betreffende in België gelegen onroerende goederen (met uitzondering van pachtovereenkomsten).
Inwerkingtreding:
Het in deze circulaire ingenomen standpunt voor de akten waarvoor de verplichting tot hypothecaire overschrijving niet door de ondertekening van de akte zelf is ontstaan, geldt met ingang van 1 januari 2023, meer bepaald voor de akten verleden vanaf 1 januari 2023. Bij het eerstvolgende trimestrieel nazicht van het repertorium zal een verkeerdelijk weergegeven bedrag van 100 euro vooralsnog worden verbeterd. De aandacht van de notaris zal daarop worden gevestigd. Bovendien zal in voorkomend geval de verbetering van de rechten samen met de kwijting worden opgenomen in de vermelding na het visum.
Het recht op geschriften bedraagt tevens 100 euro voor de notariële akten die de vestiging, de bevestiging of de erkenning van een bedongen hypotheek op een onroerend goed inhouden (art. 4, 1° W.DRT).
Voorbeelden: kredietopening met hypotheekvestiging, hypothecaire lening, omzetting van een hypothecair mandaat.
Voor de notariële akten verleden voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, die tot aan de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 4, 2° W.DRT waren onderworpen aan een recht van 95 euro wanneer ze bedoeld waren in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, verhoogt het tarief van het recht op geschriften naar 100 euro (MvT, Parl.St. Kamer 2020-2021, nr. 55-2624/001, p. 6).
Bijkomend wordt de verwijzing naar het Wetboek van vennootschappen en verenigingen weggelaten om de verschillende behandeling die bestond ten nadele van vennootschappen bedoeld in dat Wetboek weg te werken (MvT, Parl.St. Kamer 2020-2021, nr. 55-2624/001, p. 7).
De wet schrapt het recht van 7,50 euro waaraan de zogenaamde "familiale" akten onderworpen waren (bijvoorbeeld, notariële akten met betrekking tot het huwelijksstelsel of het vermogensstelsel bij wettelijke samenwoning, schenkingen 'onder levenden' enz.). Deze akten zullen dus voortaan onderworpen zijn aan het recht op geschriften van 50 of 100 euro, naargelang ze al dan niet moeten worden overgeschreven zoals hierboven uitgelegd.
De wet schrapt ook het recht op geschriften van 2 euro dat verschuldigd is op akten van weigering tot overschrijving van beslaglegging, evenals getuigschriften, afschriften of uittreksels, afgeleverd door de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie (hierna AAPD) in het kader van de hypothecaire openbaarmaking.
De eerdere opheffing van artikel 9 en nu deze van artikel 10 W.DRT maken het eerste lid van artikel 13 van hetzelfde wetboek zonder voorwerp. Dat lid is bijgevolg opgeheven.
De akten van erfopvolging bedoeld in artikel 3.30, § 1, 7°, van het Burgerlijk Wetboek (die vaststellen dat een persoon een onroerend zakelijk recht heeft verkregen ter zake des doods) zijn vrijgesteld van het recht op geschriften door de invoeging van een nieuw 15° in artikel 21 W.DRT, op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar voor het opstellen van de akte geen vacaties of kosten vraagt en de akte opgesteld wordt binnen de 6 maanden na het overlijden. Zo moet de akte van erfopvolging een verklaring bevatten waarin wordt bevestigd dat de notaris geen vacaties of kosten heeft gevraagd en moet de datum van het overlijden systematisch worden gecontroleerd.
Vanaf 1 juli 2022 moet, teneinde de openbaarmaking van de eigendomsovergang van een onroerend goed door overlijden te verzekeren, een akte van erfopvolging waarbij wordt vastgesteld dat een persoon een onroerend zakelijk recht heeft verkregen ter zake des doods, worden overgeschreven op het bevoegde kantoor Rechtszekerheid van de AAPD. Deze fiscale vrijstelling heeft tot doel de betrokkenen ertoe aan te zetten de overschrijving zo kort mogelijk na het overlijden te vragen teneinde de hypothecaire documentatie zo snel mogelijk te vervolledigen.
Het 18° vernummerd naar het 15° van artikel 161 W.Reg. bepaalt dat de registratie van de akte van verwerping van een bescheiden nalatenschap kosteloos is wanneer degene die verwerpt op erewoord in de akte verklaart dat het netto actief van de nalatenschap niet meer dan 5.000 euro bedraagt. Van nu af aan is de registratie ook kosteloos voor de bijlagen. In elk geval kunnen de bijlagen bij de verklaringen tot verwerping van een bescheiden nalatenschap die niet kosteloos zijn geregistreerd omdat zij geen verklaring op erewoord bevatten met betrekking tot het netto actief van de nalatenschap, niet kosteloos worden geregistreerd.
Indien de bijlage een evenredig recht of een specifiek vast recht, ander dan dat bepaald in artikel 158, W.Reg, opeisbaar maakt kan deze niet kosteloos worden geregistreerd.
Het nieuw ingevoegde 16° van artikel 161 W.Reg. bepaalt dat de akten van erfopvolging bedoeld in artikel 3.30, §1, 7°, van het Burgerlijk Wetboek kosteloos worden geregistreerd om dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden als de vrijstelling van het recht op geschriften van deze akten (zie punt 2.1.B.6. supra).
Zoals voor elke mogelijke kosteloze registratie krachtens artikel 161 W.Reg. moet de notaris uitdrukkelijk de toepassing van dat artikel vragen en in casu bovendien de vermelding doen met betrekking tot het ontbreken van een vraag voor vacaties of kosten (art. 168 W.Reg.).
Artikel 1 is herschreven en aangevuld met een derde lid dat de belastingschuldige van het recht uitdrukkelijk definieert. Het artikel luidt nu als volgt:
"Er wordt een recht, "recht op geschriften" genaamd, gevestigd op de akten en geschriften bedoeld in Titel II van dit Boek.
De bij dit boek bepaalde rechten zijn slechts van toepassing op de in België opgemaakte akten en geschriften
De belastingschuldige is:
1° de notaris voor zijn akten;
2° de gerechtsdeurwaarder voor zijn akten;
3° de bank of de beursvennootschap voor de akten en geschriften bedoeld in artikel 8.".
In artikel 8, eerste lid W.DRT wordt in de Franse tekst het woord "assujettis" vervangen door het woord "soumis”.
In hetzelfde artikel, eerste lid, 1° en 3° en in het tweede lid, wordt het woord "bankiers" telkens vervangen door het woord "banken".
Omdat de functie van wisselagent of wisselagentcorrespondent al sinds meer dan twintig jaar is afgeschaft, worden in artikel 8, eerste lid, 2°, de woorden "bankiers, wisselagenten en wisselagentcorrespondenten" vervangen door de woorden "banken of beursvennootschappen". Evenzo worden in artikel 14 W.DRT, de woorden "de bankiers en hun gelijkgestelden, wisselagenten of wisselagentcorrespondenten" vervangen door de woorden "de banken en de ermee gelijkgestelde personen of de beursvennootschappen". In artikel 205¹ van hetzelfde wetboek worden de woorden "bankiers, de wisselagenten en de wisselagentcorrespondenten" vervangen door de woorden "banken, de beursvennootschappen".
Rekening houdend met de andere wijzigingen en de opheffingen, luidt het nieuwe artikel 11 W.DRT als volgt (art. 8 van de wet):
"Art. 11. De in de artikelen 3 tot 8, eerste lid, 1° bedoelde akten en geschriften zijn aan het recht onderworpen van zodra zij zijn opgemaakt en ondertekend of geparafeerd, hetzij met de hand, hetzij via elektronische handtekening in de zin van artikel 3.10. van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG of een gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van dezelfde verordening, door de persoon of door één van de personen van wie die akten en geschriften uitgaan.
De in artikel 8, eerste lid, 2°, 3° en 4° bedoelde geschriften zijn aan het recht onderworpen van zodra zij zijn opgemaakt door de bank, een ermee gelijkgestelde persoon of de beursvennootschap van wie deze uitgaan.".
Het eerste lid van het oud artikel 11 is niet hernomen omdat het overbodig was geworden. Idem dito voor het vroegere laatste lid van dat artikel omdat dit lid zonder voorwerp is geworden.
Door de eerdere opheffing van artikel 9 W.DRT en de opheffing bij onderhavige wet van artikel 10 W.DRT, betrof het vroegere tweede lid van artikel 11 van het W.DRT enkel nog artikel 8 W.DRT. Om die reden is dat lid verplaatst naar artikel 8, laatste lid, van hetzelfde Wetboek.
De reden voor de opheffing van dit artikel is de eerdere opheffing van artikel 9 van hetzelfde Wetboek.
Bijzondere termijn. De vrijstelling van het recht op geschriften en kosteloze registratie is van toepassing op elke akte van erfopvolging bedoeld in artikel 3.30, § 1, 7°, van het Burgerlijk Wetboek en betreffende een overlijden van vóór 1 juli 2022, op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar geen vacaties of kosten vraagt voor het opstellen van de akte en dat de akte uiterlijk op 30 juni 2023 wordt opgesteld.
De wet is in werking getreden op 1 juli 2022.
Het opschrift van boek I, titel II, wordt vervangen door: "Titel II – Voorschriften betreffende het aktepapier van notariële akten".
In artikel 2 van hetzelfde besluit, is paragraaf 1 opgeheven. De belastingschuldige van het recht wordt van nu af aan gedefinieerd in artikel 1 van het W.DRT (zie punt 2.3.A. supra).
In artikel 4 worden de woorden "de artikelen 5, 4° en 6, 3°" vervangen door de woorden "de artikelen 5, tweede lid en 6, § 2".
Artikel 5, betreffende de periodieke aangifte van banken of beursvennootschappen, is volledig geherformuleerd om rekening te houden met de technische en taalkundige wijzigingen die de wet van 18 mei 2022 heeft aangebracht in artikel 8 van het W.DRT (zie punt 2.3.B. supra).
Artikel 6, betreffende de neerlegging en de bewaring van het repertorium door notarissen of gerechtsdeurwaarders, is aangepast om rekening te houden met repertoria die op gedematerialiseerde wijze worden bewaard en met de invoering van het beginsel van elektronische communicatie.
Artikel 7, betreffende de periodieke elektronische aangifte, luidt nu als volgt:
"Art. 7. In afwijking van artikel 5, eerste lid, 3°, kan de aangifte elektronisch ingediend worden volgens de procedure die wordt vastgelegd door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde.”
De overgangsbepalingen van hetzelfde besluit hebben geen reden van bestaan meer. Titel VI van het eerste boek van het uitvoeringsbesluit van het W.DRT is daarom opgeheven.
Er is een artikel 1/1 ingevoegd.
Een akte van erfopvolging wordt kosteloos overgeschreven op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar geen vacaties of kosten vraagt voor het opstellen van de akte en dat de akte binnen 6 maanden na overlijden wordt opgesteld (art. 1/1, eerste lid).
De hypothecaire getuigschriften bestemd tot het opstellen van een akte van erfopvolging worden kosteloos afgeleverd op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar voor het opstellen van de akte geen vacaties of kosten vraagt en de akte opgesteld wordt binnen 6 maanden na overlijden (art. 1/1, tweede lid, a).
Een uitdrukkelijke vermelding moet in die zin worden opgenomen in de aanvraag.
De geautomatiseerde aanvullende hypothecaire getuigschriften, zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 11 november 2019 betreffende het aanvragen door notarissen en geregistreerde gebruikers van hypothecaire inlichtingen en het afleveren ervan door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, worden eveneens kosteloos afgeleverd (art. 1/1, tweede lid, b).
Kosteloze overschrijving
De kosteloosheid van de overschrijving is van toepassing op elke akte van erfopvolging betreffende een overlijden van vóór 1 juli 2022, op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar geen vacaties of kosten vraagt voor het opstellen van de akte en de akte ten laatste op 30 juni 2023 opgesteld wordt (art. 9, eerste lid, van het KB 18 mei 2022).
Kosteloze aflevering
De hypothecaire getuigschriften bestemd tot het opstellen van een akte van erfopvolging betreffende een overlijden van vóór 1 juli 2022, worden kosteloos afgeleverd op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar voor het opstellen van de akte geen vacaties of kosten vraagt en de akte ten laatste op 30 juni 2023 opgesteld wordt (art. 9, tweede lid, van het KB 18 mei 2022).
Het koninklijk besluit is in werking getreden op 1 juli 2022.
De bepalingen van bovengenoemd ministerieel besluit hebben geen bestaansreden meer en zijn daarom opgeheven.
In 1° worden de woorden "het meedelen van de geregistreerde eigendomstitels en de gekende rechtsovergangen door overlijden die aan de basis liggen van de actuele zakenrechtelijke eigendomstoestand" vervangen door de woorden "de aflevering van eigendomstitels".
Bovendien worden de eigendomstitels bestemd voor het opstellen van een akte van erfopvolging kosteloos afgeleverd op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar geen vacaties of kosten vraagt voor het opstellen van de akte en dat de akte binnen 6 maanden na overlijden wordt opgesteld (art. 1, nieuw laatste lid, MB 27 november 2017).
Een uitdrukkelijke vermelding moet in die zin worden opgenomen in de aanvraag.
De eigendomstitels bestemd om een akte van erfopvolging betreffende een overlijden van voor 1 juli 2022 op te stellen, worden kosteloos afgeleverd op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar voor het opstellen van de akte geen vacaties of kosten vraagt en de akte ten laatste op 30 juni 2023 opgesteld wordt (art. 3 MB 18 mei 2022).
Het ministerieel besluit is in werking getreden op 1 juli 2022.
Bron: Fisconetplus