De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting – Belasting van niet-inwoners/natuurlijke personen publiceerde op 21/04/2023 de Circulaire 2023/C/46 - FAQ over de verenigingsactiviteiten (vanaf inkomstenjaar 2022).
Commentaar op de wet van 26.04.2022 tot regeling van het fiscaal stelsel van de beloningen voor verenigingsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, de wet van 20.11.2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen en de wet van 21.12.2022 houdende diverse fiscale bepalingen.
Verenigingsactiviteiten (vanaf inkomstenjaar 2022).
1. Wat zijn verenigingsactiviteiten?
2. Welke activiteiten worden beoogd?
3. Welke belastingregeling is van toepassing?
4. Wat is het bruto bedrag van de inkomsten?
5. Welke grenzen moet ik respecteren om aanspraak te maken op het bijzonder belastingstelsel?
9. Wat is het belastbaar tijdstip?
10. Wat met prestaties die in 2021 werden geleverd in het oude stelsel van verenigingswerk, maar pas in 2022 werden betaald of toegekend?
Voorbeeld 1 - geen overschrijding uurgrens of inkomensgrens
Voorbeeld 3 - overschrijding uurgrens door cumul met studentenwerk
Voorbeeld 4 - overschrijding inkomensgrens
Voorbeeld 5 - overschrijding inkomensgrens
Voorbeeld 6 - herkwalificatie als beroepsinkomen na overschrijding inkomensgrens
1. Het Grondwettelijk Hof heeft met zijn arrest nr. 53/2020 van 23.04.2020 (1) de wettelijke bepalingen inzake het bijklussen, zoals die werden vastgelegd in de wet van 18.07.2018 (2) en de wet van 30.10.2018 (3) vernietigd. Hierdoor dreigde het verenigingswerk – vanaf 2021 - in een juridische leemte te vallen.
(2) Wet van 18.07.2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie (BS 26.07.2018 – numac 2018040291).
(3) Wet van 30.10.2018 tot wijziging van de wet van 18.07.2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie en van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (BS 12.11.2018 – numac 2018205624).
2. De wet van 24.12.2020 betreffende het verenigingswerk (4) voorzag voor het verenigingswerk een bijzonder juridisch kader, voor de duur van één jaar (inkomstenjaar 2021).
(4) Wet van 24.12.2020 betreffende het verenigingswerk (BS 31.12.2020, ed. 1 – numac 2020205617) (hierna W 24.12.2020). Zie in dit verband circulaire 2021/C/9 over het verenigingswerk (inkomstenjaar 2021) dd. 09.02.2021 en de circulaire 2021/C/86 over het verenigingswerk (inkomstenjaar 2021) dd. 24.09.2021.
3. De wet van 26.04.2022 (5) biedt een duurzame oplossing voor inkomsten die vanaf 01.01.2022 worden verkregen voor verenigingsactiviteiten. Wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan, zijn beloningen voor verenigingsactiviteiten belastbaar als diverse inkomsten. Zij worden dan belast aan een afzonderlijk tarief van 20 % (6), na aftrek van 50 % forfaitaire kosten.
(5) Wet van 26.04.2022 tot regeling van het fiscaal stelsel van de beloningen voor verenigingsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS 06.05.2022 – numac 2022031910) (hierna W 26.04.2022) en de Wet van 21.12.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 29.12.2022 – numac 2022043130).
(6) Tenzij de globalisatie voordeliger is.
4. Deze circulaire bevat een aantal vragen die het fiscaal stelsel van de inkomsten voor verenigingsactiviteiten toelichten, zoals het van toepassing is vanaf inkomstenjaar 2022.
5. Verenigingsactiviteiten zijn een arbeidsstelsel waaronder bepaalde organisaties (werkgevers) werknemers kunnen aanwerven voor tijdelijke activiteiten in de socioculturele sector of de sportsector.
6. Om in aanmerking te kunnen komen voor het bijzonder belastingstelsel moet het gaan om een tewerkstelling conform de sociale wetgeving (7), waarvoor bij toepassing van die bepalingen geen sociale bijdragen verschuldigd zijn.
(7) Artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot 7° van het koninklijk besluit van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 31.08.2022 tot wijziging van artikel 17 van het koninklijk besluit van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders – hierna artikel 17 van het RSZ-besluit van 28.11.1969.
7. De werkgevers en activiteiten die onder artikel 17 van het RSZ-besluit van 28.11.1969 vallen, zijn de volgende:
- het rijk, de gemeenschappen, de gewesten, de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten die zijn aangesloten bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid voor de personen die zij tewerkstellen in een betrekking die arbeidsprestaties meebrengt :
* als verantwoordelijk leider, beheerder, huismeester, monitor of adjunct-monitor in de cyclussen voor vakantiesport tijdens de schoolvakanties, de vrije dagen of de gedeelten in het onderwijs ;
* als animator van socioculturele en sportactiviteiten tijdens de vrije dagen of daggedeelten in het onderwijs
* bij wijze van inleiding, aanschouwelijke voordracht of lezing, die plaats hebben na 16 u. 30 of tijdens de vrije dagen of daggedeelten in het onderwijs.
- het rijk, de gemeenschappen, de gewesten, de provinciale en plaatselijke besturen, evenals de werkgevers georganiseerd als vereniging zonder winstoogmerk of vennootschap met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen vermogensvoordeel nastreven, die vakantiekolonies, speelpleinen en sportkampen inrichten en de personen die zij als beheerder, huismeester, monitor of bewaker, alléén tijdens de schoolvakanties tewerkstellen ;
- de door de bevoegde overheden erkende organisaties of organisaties die aangesloten zijn bij een erkende koepelorganisatie en die tot taak hebben socioculturele vorming en/of sportinitiatie en/of sportactiviteiten te verstrekken, en de personen die buiten hun werk- of schooluren of tijdens de schoolvakanties door deze organisaties worden tewerkgesteld als animator, leider, monitor, coördinator, sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsport-coördinator, terreinverzorgers-materiaalmeester, lesgever, coach, procesbegeleider ;
- de organisaties van de door de bevoegde overheden erkende amateurkunsten-sector of organisaties die aangesloten zijn bij een erkende koepelorganisatie, die personen tewerkstellen als artistieke of (kunst)technische begeleiders en lesgevers, coaches en procesbegeleiders en waarvan de prestaties geen artistieke prestaties zijn die al worden gedekt of in aanmerking komen voor de forfaitaire onkostenvergoeding ;
- de inrichtende machten van scholen, gesubsidieerd door een gemeenschap, en de personen die zij tewerkstellen als animator van socioculturele en sportactiviteiten tijdens de vrije dagen of daggedeelten in het onderwijs ;
- de inrichters van sportmanifestaties en de personen die zij uitsluitend op de dag van deze manifestaties tewerkstellen, uitgezonderd betaalde sportbeoefenaars ;
- de organisatoren van socioculturele manifestaties en de personen die ze tewerkstellen voor maximaal 32 uur, te spreiden volgens de behoeften op de dag van het evenement en 3 dagen vóór of na het evenement, met uitsluiting van artistieke prestaties die al worden gedekt of in aanmerking komen voor de forfaitaire onkostenvergoeding.
8. Het artikel 17 van het RSZ-besluit van 28.11.1969 voorziet ook in een aantal verbodsbepalingen (8) inzake de verenigbaarheid met een andere tewerkstelling bij dezelfde werkgever. Die verbodsbepalingen, met inbegrip van de door het koninklijk besluit van 31.08.2022 (9) ingevoerde versoepelingen, gelden eveneens op fiscaal vlak (10).
(8) Art. 17, § 1/1 van het RSZ-besluit van 28.11.1969.
(9) Koninklijk besluit van 31.08.2022 tot wijziging van artikel 17 van het koninklijk besluit van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS 06.09.2022 – numac 2022204821).
(10) Art. 11 van de wet van 21.12.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 29.12.2022 – numac 2022043130). Deze invoeging heeft uitwerking met ingang vanaf 01.10.2022.
9. De beloningen voor verenigingsactiviteiten (11) zijn in beginsel belastbaar als een divers inkomen. Dergelijke inkomsten worden voor hun netto bedrag in aanmerking genomen, dit is het bruto bedrag verminderd met een kostenforfait van 50 % (12).
10. De hiervoor bedoelde inkomsten zijn belastbaar tegen een afzonderlijk tarief van 20 % (13), tenzij de globalisatie voordeliger is. Aangezien dit tarief wordt toegepast op het netto bedrag (nl. het bruto bedrag verminderd met een kostenforfait van 50 %), komt dit in principe neer op een belasting van 10 % op het bruto bedrag.
(11) Als bedoeld in art. 90, eerste lid, 1°ter, WIB 92.
(12) Art. 97/2, WIB 92.
(13) Art. 171, eerste lid, 3°bis, a), WIB 92.
Herkwalificatie als beroepsinkomen
Overschrijding uurgrens
11. De beloningen voor verenigingsactiviteiten voor prestaties die in een bepaald kalenderjaar worden geleverd, worden als een beroepsinkomen aangemerkt van zodra voor dat kalenderjaar een uurgrens wordt overschreden (zie hoofdstuk II, vraag 5.1 Uurgrenzen).
Overschrijding inkomensgrens
12. De beloningen voor verenigingsactiviteiten worden, behoudens tegenbewijs, als een beroepsinkomen aangemerkt (14) wanneer het totale bruto bedrag van die inkomsten, samengenomen met de inkomsten uit de deeleconomie, voor het betrokken kalenderjaar of het vorige kalenderjaar meer bedragen dan 3.830 euro (te indexeren bedrag) (15) (zie hoofdstuk II, vraag 5.2 Inkomensgrens).
(14) Volgens art. 37bis, § 2, tweede lid, WIB 92.
(15) Geïndexeerd bedragen:
- voor het inkomstenjaar 2023: 7.170 euro ;
- voor het inkomstenjaar 2022: 6.540 euro ;
- voor het inkomstenjaar 2021: 6.390 euro.
13. Het bruto bedrag omvat alle beloningen die worden betaald of toegekend voor de tewerkstelling, met inbegrip van:
- beloningen als vermeld in art. 38, WIB 92 (vb. vergoedingen door de werkgever toegekend als terugbetaling of betaling van reiskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling, tussenkomst van de werkgever in maaltijdcheques,…) (16) ;
- vergoedingen tot geheel of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van inkomsten (vb. vergoeding verkregen in het kader van verenigingsactiviteiten naar aanleiding van een arbeids(weg)ongeval) (17) ;
- ….
(16) Art. 97/2, tweede lid, WIB 92.
(17) Art. 97/2, tweede lid, WIB 92.
14. Terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever worden niet als een beloning beschouwd voor geleverde prestaties, en vallen dus ook niet onder dit bruto bedrag. Het mag uiteraard niet gaan om een verdoken beloning.
15. Voor de toepassing van het bijzondere aanslagstelsel mogen de prestaties in het kader van verenigingsactiviteiten de volgende uurgrenzen niet overschrijden:
Periode | Sector | |
Sportsector | Socioculturele sector | |
Jaar | 450 uur | 300 uur |
1ste kwartaal | 150 uur | 100 uur |
2de kwartaal | 150 uur | 100 uur |
3de kwartaal | 285 uur | 190 uur |
4de kwartaal | 150 uur | 100 uur |
Cumul van activiteiten in de socioculturele sector en de sportsector
16. De verenigingswerker mag activiteiten cumuleren die onder elk van deze maxima vallen. In dat geval wordt de uurgrens voor alle activiteiten samen beperkt tot 450 uur op jaarbasis en 150 uur voor de 1ste, 2de en 4de kwartalen en 285 uur voor het 3de kwartaal.
De verenigingswerker kan dus bijvoorbeeld maximaal 300 uur in de socioculturele sector en 150 uur in de sportsector presteren zonder de jaarlijkse uurgrens te overschrijden.
17. Alle beloningen voor prestaties die in een bepaald kalenderjaar worden geleverd, worden als een beroepsinkomen aangemerkt van zodra voor dat kalenderjaar minstens één uurgrens wordt overschreden op jaar- of kwartaalbasis. Dit is een onweerlegbaar vermoeden (18).
(18) Art. 37bis, § 2, eerste lid, WIB 92.
18. Het uursaldo kan worden geraadpleegd via een applicatie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) (zie www.verenigingswerk.be/nl/).
Cumul met studentenwerk
19. Indien de verenigingswerker tijdens het jaar verenigingsactiviteiten combineert met prestaties in het kader van een arbeidsovereenkomst als jobstudent wordt de uurgrens verlaagd naar 190 uur per jaar (19). De kwartaalgrenzen blijven ongewijzigd (zie hoofdstuk III, voorbeeld 3).
(19) Art. 37bis, § 2, eerste lid, WIB 92.
20. De beloningen voor verenigingsactiviteiten worden als een beroepsinkomen aangemerkt (20) wanneer het totale bruto bedrag van die inkomsten, samengenomen met de inkomsten uit de deeleconomie, voor het betrokken kalenderjaar of het vorige kalenderjaar meer bedragen dan 3.830 euro (te indexeren bedrag) (21).
(20) Art. 37bis, § 2, tweede lid, WIB 92.
(21) Geïndexeerd bedragen:
- voor het inkomstenjaar 2023: 7.170 euro ;
- voor het inkomstenjaar 2022: 6.540 euro ;
- voor het inkomstenjaar 2021: 6.390 euro.
21. Voor de eventuele herkwalificatie van beloningen voor verenigingsactiviteiten voor het inkomstenjaar 2022, worden de in het kalenderjaar 2021 behaalde inkomsten uit verenigingswerk als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1°ter, WIB 92, zoals het voor het kalenderjaar 2021 van toepassing was, in rekening gebracht om te bepalen of de jaargrens voor 2021 werd overschreden (22).
(22) Art. 7 en 8, W 26.04.2022 (BS 06.05.2022 – numac 2022031910).
22. De verenigingswerker heeft evenwel de mogelijkheid om het tegenbewijs te leveren dat de activiteit geen werkzaamheid met beroepskarakter uitmaakt. In dat geval blijft het bijzondere belastingregime op inkomsten voor verenigingsactiviteiten van toepassing (zie hoofdstuk III, voorbeelden 4 en 5).
23. U dient het bruto bedrag dat in een bepaald jaar werd betaald of toegekend aan te geven naast code 1462 of 2462 (terug te vinden in deel 2, vak XV van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting (aanslagjaar 2023 – inkomsten van het jaar 2022)).
Het bruto bedrag van de beloningen voor verenigingsactiviteiten is vermeld in het vak 6 van de fiche 281.27 (inkomstenjaar 2022).
Merk op:
24. Er is op de beloningen voor verenigingsactiviteiten geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd. Het gaat om de beloningen voor verenigingsactiviteiten (23) die vanaf 01.01.2022 worden verkregen. De W 26.04.2022 werd echter pas op 06.05.2022 bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Tot dan werden de beoogde beloningen als bezoldigingen van werknemers aangemerkt en waren ze in beginsel als bezoldigingen van werknemers onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing.
(23) Als bedoeld in art. 90, eerste lid, 1°ter, WIB 92.
25. De bedrijfsvoorheffing die in de periode van 01.01.2022 tot 15.05.2022 volgens art. 272, WIB 92 is ingehouden op inkomsten die fiscaal worden aangemerkt als beloningen voor verenigingsactiviteiten, wordt met de belasting verrekend (24).
(24) Art. 58, Wet van 20.11.2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen (BS 30.11.2022 – numac 2022034191).
26. Wanneer bedrijfsvoorheffing werd gestort, dan dient u deze aan te geven naast de code 1465 of 2465 (terug te vinden in deel 2, vak XV van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting (aanslagjaar 2023 – inkomsten van het jaar 2022)). Die bedrijfsvoorheffing wordt met de belasting verrekend volgens art. 296, WIB 92.
Het bedrag van de ingehouden bedrijfsvoorheffing is vermeld in het vak 9 van de fiche 281.27 (inkomstenjaar 2022).
27. Ja. Dit inkomen zal in beginsel belastbaar zijn als een divers inkomen, mits aan alle voorwaarden is voldaan (zie hoofdstuk II, vraag 3).
De schuldenaar van dergelijke inkomsten zal deze moeten vermelden op een fiche 281.27.
Voorbeeld:
28. Een verzekeraar betaalt in 2022 in uitvoering van de door de werkgever gesloten arbeidsongevallenverzekering een vergoeding van 400 euro. Het gaat om een tewerkstelling als bedoeld in artikel 17 van het RSZ-besluit van 28.11.1969.
De verzekeraar vermeldt in vak 6 van de fiche 281.27 het bruto bedrag van 400 euro.
Het fiscaal stelsel van de beloningen voor verenigingsactiviteiten is, mits is voldaan aan de voorwaarden, eveneens van toepassing op deze vergoeding. Deze beloning wordt dan aangemerkt als een divers inkomen. De verschuldigde belasting bedraagt 40 euro (dit is (400 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn.
29. Ja. De in België behaalde of verkregen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn in de BNI/nat.pers. belastbaar (25).
30. Wanneer u de hoedanigheid van niet-inwoner hebt, dan moet u die inkomsten regulariseren via een aangifte in de belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen) (BNI/nat.pers.) (26). Het fiscaal stelsel van de beloningen voor verenigingsactiviteiten is, mits voldaan aan de voorwaarden, eveneens van toepassing in de BNI/nat.pers.
(25) Volgens art. 228, § 2, 9°, a/1, WIB 92.
(26) Volgens art. 232, eerste lid, 2°, b, WIB 92.
31. De beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn steeds belastbaar in het inkomstenjaar waarin ze zijn betaald of toegekend (27). Dit ongeacht het jaar waarin de prestaties effectief verricht werden.
Als u bijvoorbeeld verenigingsactiviteiten presteerde in 2022, maar de beloningen hiervoor in 2023 werden betaald, dan zijn deze beloningen belastbaar in het inkomstenjaar 2023.
(27) Art. 204, 4°, b), KB/WIB 92.
32. Merk op:
In het oude stelsel was dit anders. De tot en met 31 december 2021 geregistreerde prestaties voor verenigingswerk zijn belastbaar in het belastbaar tijdperk waarin de inkomsten werden geregistreerd, zelfs al gebeurt de betaling in een volgend belastbaar tijdperk (zie ook hoofdstuk II, vraag 10).
33. De inkomsten voor de in 2021 geleverde prestaties vallen onder het oude stelsel van verenigingswerk en zijn belastbaar in het belastbaar tijdperk waarin ze werden geregistreerd (28). Die registratie moet gebeuren voorafgaand aan het moment waarop de prestaties worden aangevat (29).
De in 2022 betaalde inkomsten voor in 2021 geregistreerde prestaties zijn belastbaar in 2021 en worden niet vermeld op de fiche 281.27 (inkomstenjaar 2022).
(28) Art. 204, 4°, b/1, KB/WIB 92 zoals het bestond voor inkomstenjaar 2021.
(29) Volgens art. 35, W 24.12.2020 (BS 31.12.2020 – numac 2020205617).
34. De nettobestaansmiddelen van het kind mogen een bepaald bedrag niet overschrijden. Beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn onderdeel van die bestaansmiddelen.
Evenwel bestaat er een uitsluiting voor de eerste schijf van 2.910 euro (geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2022) van het brutobedrag van de beloningen die studenten verkrijgen voor verenigingsactiviteiten.
Deze uitsluiting tot 2.910 euro telt niet mee als bestaansmiddel en geldt samen voor het totaal van de brutobedragen van:
- de door studenten in uitvoering van een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten verkregen beloningen voor verenigingsactiviteiten ;
- de door studenten in uitvoering van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten verkregen bezoldigingen (30) ;
- de bezoldigingen verkregen door leerlingen in een alternerende opleiding, en
- de winst, baten en bezoldigingen van bedrijfsleiders behaald of verkregen door studenten-zelfstandigen.
(30) Met uitsluiting van de door de student verkregen bezoldigingen voor de uren die de werkgever reglementair bij de RSZ heeft aangegeven, voor zover de student deze heeft gepresteerd:
- van 1 april tot 30 juni 2020 en van 1 juli tot 30 september 2021 (ongeacht in welke sector)
- van 1 oktober 2020 tot 30 juni 2021 en van 1 januari tot 30 juni 2022 in het onderwijs
- van 1 oktober 2020 tot 30 juni 2021 en van 1 januari tot 31 december 2022 in de zorgsector
- van 1 januari tot 31 maart 2022 in andere sectoren dan het onderwijs en de zorgsector, maar slechts voor 45 gepresteerde uren.
Deze bezoldigingen zijn uitgesloten als bestaansmiddel en moeten niet mee in aanmerking worden genomen om na te gaan of het maximum van 2.910 euro al dan niet is bereikt.
35. In onderstaande voorbeelden levert een Belgisch rijksinwoner prestaties verenigingsactiviteiten als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1°ter, WIB 92. Deze prestaties voor verenigingsactiviteiten werden uitgevoerd doorheen het jaar 2022.
De belastingplichtige deed in 2021 geen verenigingswerk, verkreeg in 2021 geen inkomsten uit de deeleconomie en voert in 2022 geen studentenwerk uit. Als de situatie anders is, dan wordt dit expliciet vermeld.
Onderstaande voorbeelden zijn enkel bedoeld om de fiscaaltechnische aspecten te illustreren.
36. Een belastingplichtige ontving in 2022 de volgende beloningen voor verenigingsactiviteiten:
Van werkgever A:
3.750 euro verloning voor verenigingsactiviteiten en 250 euro vergoeding voor de woon-werkverplaatsing voor verenigingsactiviteiten.
In vak 6 van de fiche 281.27 wordt een bruto bedrag van 4.000 euro vermeld.
Van werkgever B:
1.000 euro verloning voor verenigingsactiviteiten.
In vak 6 van de fiche 281.27 wordt een bruto bedrag van 1.000 euro vermeld.
Volgende uren werden gepresteerd voor werkgever A in de socioculturele sector (vak 8 van de fiche 281.27 van werkgever A):
- 1ste kwartaal: 40 uur
- 2de kwartaal: 30 uur
- 3de kwartaal: 170 uur
- 4de kwartaal: 60 uur
Volgende uren werden gepresteerd voor werkgever B in de sportsector (vak 8 van de fiche 281.27 van werkgever B):
- 1ste kwartaal: 0 uur
- 2de kwartaal: 50 uur
- 3de kwartaal: 50 uur
- 4de kwartaal: 0 uur
Aangifte in de personenbelasting
37. De belastingplichtige presteerde in 2022 in totaal 400 uur in het kader van verenigingsactiviteiten. Het maximum aantal uur per kwartaal en per jaar wordt niet overschreden. De grens van 450 uur op jaarbasis geldt voor de socioculturele en de sportsector samen.
De belastingplichtige verkreeg in 2022 in totaal 5.000 euro inkomsten voor verenigingsactiviteiten. De inkomensgrens (van 6.540 euro voor het jaar 2022) wordt dus niet overschreden. De grens voor het jaar 2021 (6.390 euro) wordt ook niet overschreden.
Gezien noch de inkomensgrens noch de uurgrens zijn overschreden dienen de inkomsten voor verenigingsactiviteiten als volgt te worden vermeld in de aangifte:
- Code 1462 of 2462: 5.000,00 euro
(zie vak XV van deel 2 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
Belastingstelsel
38. De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn belastbaar als een divers inkomen. De verschuldigde belasting bedraagt 500 euro (dit is (5.000 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn.
39. Een belastingplichtige ontving in 2022 de volgende inkomsten:
Uit de deeleconomie:
1.000 euro bruto inkomsten verkregen via een erkend platform, waarop 107 euro bedrijfsvoorheffing werd ingehouden.
Op de fiche 281.29 worden volgende bedragen vermeld:
- in vak 6 (bruto bedrag): 1.000 euro
- in vak 7 (bedrijfsvoorheffing): 107 euro.
Voor verenigingsactiviteiten:
5.000 euro.
In vak 6 van de fiche 281.27 wordt een bruto bedrag van 5.000 euro vermeld. Er wordt geen uurgrens overschreden.
Aangifte in de personenbelasting
40. De som van de in 2022 verkregen inkomsten uit de deeleconomie en verenigingsactiviteiten bedraagt 6.000 euro. De inkomensgrens (6.540 euro voor het jaar 2022) werd dus niet overschreden. De grens voor het jaar 2021 (6.390 euro) werd ook niet overschreden.
Gezien noch de inkomensgrens noch de uurgrens zijn overschreden dienen de inkomsten voor verenigingsactiviteiten en deeleconomie als volgt te worden vermeld in de aangifte:
- Code 1460 of 2460: 1.000,00 euro ;
- Code 1461 of 2461: 107,00 euro ;
- Code 1462 of 2462: 5.000,00 euro.
(zie vak XV van deel 2 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
Belastingstelsel
41. De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten en inkomsten uit de deeleconomie zijn belastbaar als een divers inkomen.
De verschuldigde belasting bedraagt:
- op de inkomsten voor verenigingsactiviteiten:
500 euro (dit is (5.000 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn.
- op de inkomsten uit de deeleconomie:
100 euro (dit is (1.000 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn.
42. Een belastingplichtige ontving in 2022 de volgende inkomsten:
Voor verenigingsactiviteiten:
5.000 euro verloning voor verenigingsactiviteiten voor werkgever A.
In vak 6 van de fiche 281.27 wordt een bruto bedrag van 5.000 euro vermeld.
Volgende uren werden gepresteerd in de sportsector (vak 8 van de fiche 281.27):
- 1ste kwartaal: 100 uur
- 2de kwartaal: 100 uur
- 3de kwartaal: 200 uur
- 4de kwartaal: 0 uur
Uit studentenwerk:
1.000 euro bezoldigingen uit een arbeidsovereenkomst als jobstudent waarvoor 50 uur gepresteerd werd in december 2022 voor werkgever B.
Aangifte in de personenbelasting
43. De belastingplichtige presteerde 400 uur verenigingsactiviteiten op jaarbasis.
Omdat de belastingplichtige in 2022 ook studentenwerk heeft gepresteerd, wordt de uurgrens voor verenigingsactiviteiten op jaarbasis verlaagd (van 450 uur) naar 190 uur. Bijgevolg wordt in 2022 de uurgrens overschreden en worden alle beloningen voor verenigingsactiviteiten aangemerkt als een beroepsinkomen.
De inkomsten voor verenigingsactiviteiten (5.000 euro) en de inkomsten uit het studentenwerk (1.000 euro) dienen als volgt te worden vermeld in de aangifte:
- Code 1250 of 2250: 6.000,00 euro
(zie vak IV van deel 1 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
Belastingstelsel
44. De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn belastbaar als bezoldigingen van werknemers. Deze worden, na aftrek van de bewezen of forfaitaire kosten, aan het progressief tarief belast.
45. Een belastingplichtige presteerde in 2022 verenigingsactiviteiten zonder een uurgrens te overschrijden.
Hij ontving volgende beloningen voor die verenigingsactiviteiten:
In 2022: 7.000 euro
In vak 6 van de fiche 281.27 (jaar 2022) wordt een bruto bedrag van 7.000 euro vermeld.
In 2023: 1.000 euro
In vak 6 van de fiche 281.27 (jaar 2023) wordt een bruto bedrag van 1.000 euro vermeld.
Aangifte en belastingregeling voor aanslagjaren 2023 en 2024
46. De inkomensgrens werd in 2022 overschreden (7.000 euro > 6.540 euro). De in 2022 en 2023 betaalde of toegekende inkomsten voor verenigingsactiviteiten worden in principe aangemerkt als beroepsinkomsten. De belastingplichtige heeft echter de mogelijkheid om te bewijzen dat het geen beroepsinkomsten zijn.
Er wordt geen tegenbewijs geleverd:
47. De inkomsten voor verenigingsactiviteiten dienen als volgt te worden vermeld in de aangifte in de personenbelasting:
Voor aanslagjaar 2023:
- Code 1250 of 2250: 7.000,00 euro
(zie vak IV van deel 1 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
Voor aanslagjaar 2024:
- Code 1250 of 2250: 1.000,00 euro
(zie vak IV van deel 1 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn belastbaar als bezoldigingen van werknemers. Deze worden, na aftrek van de bewezen of forfaitaire kosten, aan het progressief tarief belast.
Er wordt een tegenbewijs geleverd voor 2022 en 2023:
48. De inkomsten voor verenigingsactiviteiten dienen als volgt te worden vermeld in de aangifte in de personenbelasting:
Voor aanslagjaar 2023:
- Code 1462 of 2462: 7.000,00 euro
(zie vak XV van deel 2 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
Voor aanslagjaar 2024:
- Code 1462 of 2462: 1.000,00 euro
(zie vak XV van deel 2 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn belastbaar als een divers inkomen.
De verschuldigde belasting op de inkomsten uit verenigingsactiviteiten bedraagt
- voor aanslagjaar 2023: 700 euro (dit is (7.000 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn ;
- voor aanslagjaar 2024: 100 euro (dit is (1.000 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn.
49. Een belastingplichtige presteerde verenigingsactiviteiten in 2022 voor werkgever A en in 2023 voor werkgever B. In beide jaren werd geen uurgrens overschreden.
Hij ontving volgende beloningen voor die verenigingsactiviteiten:
In 2022:
200 euro, voor verenigingsactiviteiten gepresteerd in 2022.
In vak 6 van de fiche 281.27 (jaar 2022) van werkgever A wordt een bruto bedrag van 200 euro vermeld.
In 2023:
Van werkgever A:
700 euro, voor verenigingsactiviteiten gepresteerd in 2022.
Van werkgever B:
6.700 euro, voor verenigingsactiviteiten gepresteerd in 2023.
Fiche 281.27
Vanaf inkomstenjaar 2023 zal het brutobedrag van de beloningen moeten worden opgesplitst, naargelang dit betrekking heeft op verenigingsactiviteiten die in het jaar zelf zijn gepresteerd of in een vorig jaar.
Op de fiche 281.27 (jaar 2023) van werkgever A wordt in vak 6 een bruto bedrag van 700 euro vermeld, voor prestaties die in een vorig jaar zijn gepresteerd.
Op de fiche 281.27 (jaar 2023) van werkgever B wordt in vak 6 een bruto bedrag van 6.700 euro vermeld, voor prestaties die in 2023 zijn gepresteerd.
Aangifte en belastingregeling voor aanslagjaar 2023
50. Gezien noch de inkomensgrens (in 2021 en 2022) noch de uurgrens (in 2022) zijn overschreden dienen de inkomsten voor verenigingsactiviteiten als volgt te worden vermeld in de aangifte van de personenbelasting:
- Code 1462 of 2462: 200 euro
(zie vak XV van deel 2 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten voor het jaar 2022 zijn belastbaar als een divers inkomen.
De verschuldigde belasting bedraagt 20 euro (dit is (200 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn.
Aangifte en belastingregeling voor aanslagjaar 2024
51. Omdat de belastingplichtige de inkomensgrens van inkomstenjaar 2023 heeft overschreden (700 euro + 6.700 euro = 7.400 euro > 7.170 euro) worden de inkomsten betaald of toegekend in 2023 (en 2024 indien van toepassing) in principe aangemerkt als beroepsinkomsten. De belastingplichtige heeft evenwel de mogelijkheid om te bewijzen dat het geen beroepsinkomsten zijn.
Er wordt geen tegenbewijs geleverd:
52. Gezien de inkomensgrens is overschreden dienen de inkomsten voor verenigingsactiviteiten als volgt te worden vermeld in de aangifte:
- Code 1250 of 2250: 7.400,00 euro
(zie vak IV van deel 1 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn belastbaar als een beroepsinkomen. Deze worden, na aftrek van de bewezen of forfaitaire kosten, aan het progressief tarief belast.
Er wordt een tegenbewijs geleverd voor 2023:
53. Gezien het tegenbewijs wordt geleverd dienen de inkomsten voor verenigingsactiviteiten als volgt te worden vermeld in de aangifte:
- Code 1462 of 2462: 7.400,00 euro
(zie vak XV van deel 2 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn belastbaar als een divers inkomen. De verschuldigde belasting bedraagt 740 euro (dit is (7.400 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn.
Indien de belastingplichtige ook in 2024 beloningen voor verenigingsactiviteiten zou ontvangen, zullen deze aangemerkt worden als beroepsinkomsten, behoudens tegenbewijs.
54. Een belastingplichtige ontving in 2022 volgende beloningen voor verenigingsactiviteiten:
6.250 euro verloning voor verenigingsactiviteiten, 200 euro vergoeding voor de woon-werkverplaatsing voor verenigingsactiviteiten en 300 euro tussenkomst van de werkgever aan maaltijdcheques voor verenigingsactiviteiten.
In vak 6 van de fiche 281.27 wordt een bruto bedrag van 6.750 euro vermeld. Er wordt geen uurgrens overschreden.
Aangifte en belastingregeling
55. De inkomensgrens van 6.540 euro werd in 2022 overschreden. De in 2022 (en 2023) verkregen inkomsten voor verenigingsactiviteiten worden in principe aangemerkt als beroepsinkomsten. De belastingplichtige kan evenwel bewijzen dat het geen beroepsinkomsten zijn.
Er wordt geen tegenbewijs geleverd:
56. De inkomsten van 2022 (en 2023 indien van toepassing) worden aangemerkt als bezoldigingen van werknemers.
De inkomsten voor verenigingsactiviteiten dienen als volgt te worden vermeld in de aangifte:
- Code 1250 of 2250: 6.250,00 euro
- Code 1254 of 2254: 200,00 euro
(zie vak IV van deel 1 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
Wanneer aan de voorwaarden is voldaan kan de tussenkomst van de werkgever in de maaltijdcheques alsook de bijdrage in verplaatsingskosten voor de woon-werkverplaatsing worden vrijgesteld (31).
(31) In overeenstemming met art. 38, § 1, eerste lid, 9° en 25°, WIB 92.
De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn belastbaar als een beroepsinkomen. Deze worden, na aftrek van de bewezen of forfaitaire kosten en toepassing van eventuele vrijstellingen, aan het progressief tarief belast.
Er wordt een tegenbewijs geleverd voor 2022:
57. De beloningen voor verenigingsactiviteiten dienen als volgt te worden vermeld in de aangifte:
- Code 1462 of 2462: 6.750,00 euro
(zie vak XV van deel 2 van de voorbereiding van de aangifte in de personenbelasting)
De ontvangen beloningen voor verenigingsactiviteiten zijn belastbaar als een divers inkomen. De verschuldigde belasting bedraagt 675 euro (dit is (6.750 euro – 50 % forfaitaire kosten) x afzonderlijk tarief van 20 %), tenzij globalisatie voordeliger zou zijn.
Indien de belastingplichtige ook in 2023 beloningen voor verenigingsactiviteiten zou ontvangen, zullen deze aangemerkt worden als beroepsinkomsten, behoudens tegenbewijs.
58. Het bijzondere belastingstelsel op inkomsten voor verenigingsactiviteiten is van toepassing op de inkomsten die vanaf 01.01.2022 worden verkregen (32).
(32) Art. 4 en 8, W 26.04.2022 (BS 06.05.2022 – numac 2022031910).
Bron: Fisconetplus