De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 16/11/2023 de Circulaire 2023/C/89 over de opheffing van de federale belastingvermindering voor kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen aangegaan vanaf 01.01.2024.
Commentaar op art. 110 t.e.m. 113 en art. 124, 2de lid van de programmawet van 26.12.2022 (BS 30.12.2022) en art. 27 van de wet van 31.07.2023 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 23.08.2023).
Inhoudstafel
B. Premies van individuele levensverzekeringen
1. Deze circulaire bespreekt de opheffing van de federale belastingvermindering voor kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen die zijn aangegaan vanaf 01.01.2024 (1).
(1) Art. 110 van de programmawet van 26.12.2022 (BS 30.12.2022 – Numac: 2022043127) – hierna PW 26.12.2022.
2. Het gaat om betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een hypothecaire lening die is aangegaan om een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) gelegen woning, andere dan de eigen woning van de belastingplichtige, te bouwen, te verwerven of te verbouwen.
3. De premies van de individuele levensverzekeringen die dienen tot waarborg of wedersamenstelling van dergelijke, vanaf 01.01.2024 aangegane hypothecaire leningen, komen ook niet langer in aanmerking voor de federale belastingvermindering (2).
(2) Art. 111, PW 26.12.2022.
4. De PW 26.12.2022 (3) voegt bovendien een antimisbruikbepaling in. Deze behelst een bevriezing van de looptijd van de in art. 1451, 3° en art. 539, WIB 92, bedoelde belastingverminderingen, zoals die geldt op 31.12.2022 of, wat de in de 2023 aangegane leningen betreft, op 31.12.2023 (4). Het gaat dan concreet om een federale belastingvermindering voor kapitaalaflossingen (lange termijnsparen en bouwsparen) en de federale woonbonus.
(3) Art. 112 en 113, PW 26.12.2022.
(4) Art. 27 van de wet van 31.07.2023 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 23.08.2023 – Numac: 2023044178) - hierna W 31.07.2023.
a) hypothecaire leningen aangegaan vanaf 01.01.2024
5. De kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen die vanaf 01.01.2024 worden aangegaan voor de bouw, de verwerving of de verbouwing van een in de EER gelegen woning die bij de betaling niet de eigen woning van de belastingplichtige is, kunnen niet langer in aanmerking komen voor een federale belastingvermindering (5).
(5) Art. 1451, 3°, WIB 92.
b) hypothecaire leningen aangegaan uiterlijk op 31.12.2023
6. De kapitaalaflossingen van de hypothecaire leningen die uiterlijk op 31.12.2023 zijn aangegaan voor een andere dan de eigen woning, blijven verder in aanmerking komen voor de bestaande federale belastingverminderingen, op voorwaarde dat alle wettelijke voorwaarden zijn voldaan (hypothecaire waarborg, minimumlooptijd van 10 jaar,…).
7. Het gaat dan om:
- de federale belastingvermindering voor het lange termijnsparen
- de federale belastingverminderingen die vroeger al zijn stopgezet en enkel nog op basis van een overgangsbepaling mogelijk zijn:
* de federale belastingvermindering voor het bouwsparen (6)
* de federale woonbonus (7).
(6) Art. 526, § 2, WIB 92.
(7) Art. 539, WIB 92.
8. Er werd ook een antimisbruikbepaling ingevoerd waardoor looptijdverlengingen niet tegenstelbaar zijn aan de administratie (zie hoofdstuk III hierna).
c) in aanmerking te nemen datum
9. De datum van de authentieke leningsakte is bepalend om na te gaan of de kapitaalaflossingen van de hypothecaire lening nog in aanmerking kunnen komen voor een federale belastingvermindering.
10. Als er geen authentieke hypothecaire leningsakte wordt verleden, (bv. wat doorgaans het geval is bij een wederopname van een bestaande hypothecaire lening) dan geldt de datum van de aanvaarding van het kredietaanbod als datum van de lening. De wederopname wordt immers als een nieuwe lening beschouwd.
11. Bij een herfinancieringslening geldt in principe de datum waarop de oorspronkelijke lening werd aangegaan.
Wanneer de hypothecaire lening evenwel zowel het openstaand saldo van de oorspronkelijke lening aflost als andere uitgaven financiert (zoals bijvoorbeeld verbouwingswerken), dan kan enkel het deel dat dient voor het aflossen van het openstaand bedrag van de oorspronkelijke lening worden aangemerkt als een verderzetting van de oorspronkelijke lening.
a) individuele levensverzekeringen die dienen tot waarborg of wedersamenstelling van een lening aangegaan vanaf 01.01.2024
12. De premies van individuele levensverzekeringen die dienen tot waarborg of wedersamenstelling van een lening die vanaf 01.01.2024 wordt aangegaan om een onroerend goed te verwerven of te behouden en die op het moment waarop de premies of bijdragen zijn betaald niet de eigen woning van de belastingplichtige is kunnen niet langer in aanmerking komen voor een federale belastingvermindering (8).
(8) Art. 111, PW 26.12.2022.
b) individuele levensverzekeringen die dienen tot waarborg of wedersamenstelling van een lening aangegaan uiterlijk op 31.12.2023
13. De premies van individuele levensverzekeringen die dienen voor het waarborgen of wedersamenstellen van een lening die uiterlijk op 31.12.2023 is aangegaan om een woning te verwerven of te behouden en die op het moment waarop de premies of bijdragen zijn betaald niet de eigen woning van de belastingplichtige is, blijven verder in aanmerking komen voor de bestaande federale belastingverminderingen, op voorwaarde dat alle wettelijke voorwaarden zijn voldaan.
14. Het gaat dan om:
- de federale belastingvermindering voor het lange termijnsparen
- de federale belastingverminderingen die vroeger al zijn stopgezet en enkel nog op basis van een overgangsbepaling mogelijk zijn:
* de federale belastingvermindering voor het bouwsparen (9)
* de federale woonbonus (10).
(9) Art. 526, § 2, WIB 92.
(10) Art. 539, WIB 92.
c) 'niet beleende' individuele levensverzekeringen
15. De premies van individuele levensverzekeringen die niet dienen voor het waarborgen of het wedersamenstellen van een lening die is aangegaan om een onroerend goed te verwerven of te behouden kunnen verder in aanmerking komen voor de federale belastingvermindering voor het lange termijnsparen.
16. Het gaat dan om individuele levensverzekeringen die voorzien in voordelen bij leven en/of overlijden, maar geen verband houden met een lening die is aangegaan om een onroerend goed te verwerven of te behouden.
17. Dergelijke 'niet beleende' individuele levensverzekeringscontracten blijven, mits is voldaan aan alle wettelijke voorwaarden (11), in aanmerking komen voor de federale belastingvermindering voor het lange termijnsparen, ook al zijn ze gesloten vanaf 01.01.2024.
(11) Art. 1451, 2°, WIB 92 en art. 1454, WIB 92.
18. De in artikel 14, WIB 92 bedoelde bepaling met betrekking tot de interest uit hoofde van schulden die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden waarvan het inkomen na toepassing van artikel 12, WIB 92 begrepen is in de belastbare onroerende inkomsten blijft onveranderd.
19. De interesten van dergelijke schulden blijven aftrekbaar, ook wanneer de schuld is aangegaan vanaf 01.01.2024.
20. De federale belastingvermindering 'bijkomende interesten' werd vroeger al stopgezet, en blijft enkel op basis van een overgangsbepaling (12) nog mogelijk. Deze bepaling blijft onveranderd.
(12) Art. 526, § 1, WIB 92.
21. Patricia gaat in 2024 een hypothecaire lening aan voor de aankoop van een vakantiewoning. Zij gaat ook een individuele levensverzekering aan tot waarborg van die hypothecaire lening.
De kapitaalaflossingen van de hypothecaire lening komen niet in aanmerking voor een belastingvoordeel. De interesten kunnen in aanmerking komen voor de federale gewone interestaftrek.
De premie van de individuele levensverzekering kan niet in aanmerking komen voor een belastingvoordeel.
22. Het nieuw ingevoegde lid in art. 1455 en art. 539, WIB 92 (federale woonbonus), behelst een bevriezing van de looptijd van de in art. 1451, 3° en art. 539, WIB 92, bedoelde belastingverminderingen zoals die geldt op 31.12.2022 (13) of, wat de in 2023 aangegane leningen betreft, op 31.12.2023 (14).
(13) Art. 112 en art. 113, PW 26.12.2022.
(14) Art. 27, W 31.07.2023.
23. Concreet zal er geen rekening worden gehouden met handelingen die worden gesteld die tot doel of tot gevolg hebben dat
- een federale belastingvermindering voor kapitaalaflossingen (lange termijnsparen en bouwsparen) voor een langere looptijd zou kunnen worden verleend dan het geval is op 31.12.2022, of, wat de in 2023 aangegane leningen betreft, op 31.12.2023
- de federale woonbonus voor een langere looptijd zou kunnen worden verleend dan het geval is op 31.12.2022.
24. Voorbeeld
In 2019 gaat Chris voor zijn vakantiewoning een hypothecaire lening aan. De kapitaalaflossingen komen in aanmerking voor de federale belastingvermindering voor het lange termijnsparen. De einddatum van die lening was 19.11.2039.
In 2023 gaat hij een herfinancieringslening aan die uitsluitend dient voor het aflossen van het openstaande saldo van de in 2019 aangegane hypothecaire lening. De einddatum van de herfinancieringslening is 19.11.2044.
De t.e.m. 19.11.2039 betaalde kapitaalaflossingen en interesten kunnen nog in aanmerking komen voor de federale belastingvermindering voor het lange termijnsparen en gewone interestaftrek (mits is voldaan aan de wettelijke voorwaarden).
De vanaf 20.11.2039 betaalde kapitaalaflossingen kunnen niet meer in aanmerking komen voor de federale belastingvermindering voor het lange termijnsparen.
De interesten kunnen wel in aanmerking komen voor de federale gewone interestaftrek, mits is voldaan aan de voorwaarden van art. 14, WIB 92.
25. De belastingplichtige moet op 31.12.2022 of, wanneer het gaat om een hypothecaire lening aangegaan in 2023, op 31.12.2023 in principe recht hebben op een federale belastingvermindering voor kapitaalaflossingen of de federale woonbonus.
26. Dit is bijvoorbeeld niet het geval als op 31.12.2022 (of wat de in 2023 aangegane leningen betreft op 31.12.2023) de betreffende lening enkel wordt gewaarborgd door een hypothecair mandaat. In dat geval is de 'contractueel voorziene duur voor het voordeel van deze belastingvermindering' gelijk aan nul jaar.
27. Dat is bijvoorbeeld ook het geval als het leningscontract een looptijd heeft van minder dan tien jaar, zodat de 'voorziene duur' van de fiscale voordelen op 31.12.2022 (of wat de in 2023 aangegane leningen betreft op 31.12.2023) ook in dit geval gelijk is aan nul jaar.
28. De looptijdverlenging zoals bedoeld in art. 1455, derde lid en art. 539, § 4, WIB 92 geldt ook voor de herfinancieringsleningen die worden gelijkgesteld met de oorspronkelijke lening.
29. Voorbeeld
Olivier ging in 2019 een lening aan voor de aankoop van zijn vakantiewoning. De lening is gewaarborgd door een hypothecair mandaat. De kapitaalaflossingen komen niet in aanmerking voor een belastingvermindering.
Op 31.12.2022 is de duur waarvoor het voordeel van de belastingvermindering kon worden genoten gelijk aan nul jaar.
Indien deze niet-hypothecaire lening op 30.11.2024 hypothecair gewaarborgd zou worden en de looptijd nog tenminste 10 jaar bedraagt, dan komen de kapitaalaflossingen van deze hypothecaire lening nog steeds niet in aanmerking voor een federale belastingvermindering, want op 31.12.2022 was de duur waarvoor het voordeel van de belastingvermindering kon worden genoten nul jaar.
De betaalde interesten kunnen wel voor de volledige looptijd in aanmerking komen voor de in artikel 14, WIB 92 bedoelde federale interestaftrek, mits aan alle voorwaarden is voldaan.
30. De art. 110 en 111 PW 26.12.2022 treden in werking op 09.01.2023.
De art. 112 en 113 PW 26.12.2022 treden in werking op 01.01.2023.
Art. 27 W 31.07.2023 treedt in werking op 02.09.2023.
31. Hierna volgt een beknopt overzicht van de fiscale gevolgen voor de uitgaven van hypothecaire leningen die zijn aangegaan om een in een lidstaat van de EER gelegen woning, andere dan de eigen woning van de belastingplichtige, te bouwen, te verwerven of te verbouwen:
Datum hypothecaire lening | Fiscaal voordeel voor de andere dan de eigen woning |
vóór 01.01.2023 | De bestaande voordelen (15) blijven van toepassing, mits aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan. De looptijd wordt vastgelegd op 31.12.2022 wat betreft: - de federale belastingvermindering voor kapitaalaflossingen (het lange termijnsparen en bouwsparen) - de federale woonbonus. De antimisbruikbepaling is niet van toepassing op de interesten die in aanmerking komen voor de gewone interestaftrek. |
in 2023 | De kapitaalaflossingen kunnen in aanmerking komen voor de federale belastingvermindering lange termijnsparen, mits aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan. De looptijd wordt vastgelegd op 31.12.2023. De interesten kunnen in aanmerking komen voor de federale gewone interestaftrek, als aan alle voorwaarden is voldaan. |
vanaf 01.01.2024 | De kapitaalaflossingen komen niet in aanmerking voor een federale belastingvermindering. De interesten kunnen in aanmerking komen voor de federale gewone interestaftrek, als aan alle voorwaarden is voldaan. |
(15) Federale belastingvermindering voor kapitaalaflossingen (het lange termijnsparen en bouwsparen), federale woonbonus, federale gewone interestaftrek en de federale belastingvermindering 'bijkomende interesten'.
32. Hierna een overzicht van de besproken wetgeving:
- Art. 110 t.e.m. 113 en art. 124, 2de lid van de programmawet van 26.12.2022 over de opheffing van de belastingvermindering voor kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen aangegaan vanaf 01.01.2024. (BS 30.12.2022 – Numac: 2022043127).
- Art. 27 van de wet van 31.07.2023 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 23.08.2023 – Numac: 2023044178).
De betrokken artikelen van de programmawet van 26.12.2022 zijn de volgende:
Art. 110
In artikel 1451 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2019, worden in de bepaling onder 3° de woorden “uiterlijk op 31 december 2023” ingevoegd tussen de woorden “van een hypothecaire lening die” en de woorden “is aangegaan”.
Art. 111
In artikel 1454 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
“4° het kapitaal dat in uitvoering van het levensverzekeringscontract wordt gevestigd, niet dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een lening:
a) die uiterlijk op 31 december 2023 is aangegaan om de woning te verwerven of te behouden die op het moment waarop de premies of bijdragen zijn betaald de eigen woning is van de belastingplichtige;
b) die vanaf 1 januari 2024 is aangegaan om een onroerend goed te verwerven of te behouden.”.
Art. 112
Artikel 1455 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, vervangen bij de wet van 17 mei 2000 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende:
“Elke handeling die vanaf 1 januari 2023 wordt gesteld en tot doel of gevolg heeft dat de in artikel 1451, 3°, bedoelde belastingvermindering voor een langere looptijd zou kunnen worden verleend dan het geval is op 31 december 2022, wordt als niet bestaande beschouwd wat betreft de verlenging van de duurtijd waarin de belastingvermindering kan worden verleend.”
Art. 113
Artikel 539 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 25 december 2017, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
“§ 4. Elke handeling die vanaf 1 januari 2023 wordt gesteld en tot doel of gevolg heeft dat de in dit artikel bedoelde belastingvermindering voor een langere looptijd kan worden verleend dan het geval was op 31 december 2022, wordt als niet bestaande beschouwd wat betreft de verlenging van de duurtijd waarin de belastingvermindering kan worden verleend.”.
Art. 124, tweede lid
De artikelen 112 en 113 treden in werking op 1 januari 2023.
Art. 27
Artikel 1455, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 26 december 2022, wordt aangevuld met de volgende zin:
“Voor de hypothecaire leningen die in 2023 zijn aangegaan, worden de voormelde data van 1 januari 2023 en 31 december 2022 gebracht op respectievelijk 1 januari 2024 en 31 december 2023.”.
De wijzigingen zijn aangeduid in het vet.
Art. 1451
Binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 1452 tot 14516 wordt een belastingvermindering verleend die wordt berekend op de volgende uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald:
1° als in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c/1, bedoelde persoonlijke bijdragen en premies die worden betaald door de werkgever via inhouding op de bezoldigingen van de werknemer of door de onderneming via inhouding op de bezoldigingen van de bedrijfsleider zonder dienstverband;
1°bis als bijdragen en premies voor een aanvullend pensioen als bedoeld in artikel 34, § 1, 2°ter;
2° als bijdragen van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract definitief in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte heeft betaald voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden;
3° als betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een hypothecaire lening die uiterlijk op 31 december 2023 is aangegaan om een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen woning, andere dan de eigen woning van de belastingplichtige, te bouwen, te verwerven of te verbouwen;
4° als betalingen in geld voor aandelen waarop de belastingplichtige als werknemer heeft ingeschreven en die een fractie vertegenwoordigen van het kapitaal van de vennootschap met voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die de belastingplichtige tewerkstelt of waarvan de vennootschap - werkgeefster in de zin van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, of, indien de vennootschap niet door dit Wetboek beheerst is, de gelijkaardige bepalingen die op haar van toepassing zijn onweerlegbaar wordt geacht een dochter- of kleindochteronderneming te zijn;
5° als betalingen voor het pensioensparen.
Art. 1454
De in artikel 1451, 2°, vermelde bijdragen komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat:
1° het levensverzekeringscontract is aangegaan:
a) door de belastingplichtige die daarbij alleen zichzelf heeft verzekerd;
b) vóór de leeftijd van 65 jaar; contracten die tot na de oorspronkelijk bepaalde termijn verlengd, opnieuw van kracht gemaakt, gewijzigd of verhoogd worden wanneer de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, worden geacht niet vóór die leeftijd te zijn aangegaan;
c) voor een minimumlooptijd van 10 jaar wanneer het in voordelen bij leven voorziet;
2° de voordelen van het contract bedongen zijn:
a) bij leven, ten gunste van de belastingplichtige vanaf de leeftijd van 65 jaar;
b) bij overlijden:
1) wanneer het levensverzekeringscontract dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een lening om een onroerend goed te verwerven of te behouden:
- ten belope van het verzekerde kapitaal dat dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van de lening, ten gunste van de personen die ingevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het vruchtgebruik van dat onroerend goed verkrijgen;
- ten belope van het verzekerde kapitaal dat niet dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van de lening, ten gunste van de echtgenoot of van bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige;
2) in alle andere gevallen, ten gunste van de echtgenoot of van bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige;
3° die bijdragen niet geheel of gedeeltelijk in aanmerking kunnen komen voor de toepassing van artikel 52, 7°bis of van artikel 1451, 1°bis.
4° het kapitaal dat in uitvoering van het levensverzekeringscontract wordt gevestigd, niet dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een lening:
a) die uiterlijk op 31 december 2023 is aangegaan om de woning te verwerven of te behouden die op het moment waarop de premies of bijdragen zijn betaald de eigen woning is van de belastingplichtige;
b) die vanaf 1 januari 2024 is aangegaan om een onroerend goed te verwerven of te behouden.
Art. 1455
De in artikel 1451, 3°, vermelde betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van hypotheekleningen komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat de lening is aangegaan:
1° bij een instelling die in de Europese Economische Ruimte is gevestigd;
2° voor een looptijd van ten minste 10 jaar.
De in artikel 1451, 3°, vermelde betalingen, komen niet voor de vermindering in aanmerking wanneer de woning waarvoor de hypothecaire lening is aangegaan, op het tijdstip van de betaling de eigen woning is van de belastingplichtige.
Elke handeling die vanaf 1 januari 2023 wordt gesteld en tot doel of gevolg heeft dat de in artikel 1451, 3°, bedoelde belastingvermindering voor een langere looptijd zou kunnen worden verleend dan het geval is op 31 december 2022, wordt als niet bestaande beschouwd wat betreft de verlenging van de duurtijd waarin de belastingvermindering kan worden verleend. Voor de hypothecaire leningen die in 2023 zijn aangegaan, worden de voormelde data van 1 januari 2023 en 31 december 2022 gebracht op respectievelijk 1 januari 2024 en 31 december 2023.
Art. 539
§ 1. Dit artikel is van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de belastingplichtige heeft vanaf 1 januari 2005 en uiterlijk op 31 december 2013 een of meerdere hypothecaire leningen aangegaan om zijn enige woning te bouwen, verwerven of verbouwen;
2° de woning waarvoor een in het 1° vermelde hypothecaire lening is aangegaan, is de eigen woning van de belastingplichtige geweest en vervolgens vóór 1 januari 2016 een andere dan de eigen woning geworden;
3° de belastingplichtige heeft voor het vorige belastbare tijdperk voor de betalingen voor de in het 1° vermelde hypothecaire leningen en voor de bijdragen betaald ter uitvoering van een verzekeringscontract dat uitsluitend dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van die hypothecaire leningen, de toepassing gevraagd van de artikelen 104, 9°, 115, 116 en 1451, 2° en 3°, zoals ze bestonden alvorens ze werden gewijzigd of opgeheven bij de artikelen 20, 22 en 24 van de wet van 8 mei 2014.
In die gevallen kan de belastingplichtige voor die leningen en contracten de toepassing vragen van de artikelen 104, 9°, 115, 116, 1451, 2° en 3°, en 242, § 2, zoals ze bestonden alvorens ze werden gewijzigd of opgeheven bij de artikelen 20, 22, 24 en 74 van de wet van 8 mei 2014, evenwel met dien verstande dat:
1° het voordeel wordt verleend onder de vorm van een belastingvermindering;
2° het overeenkomstig de in voormelde artikelen 115, § 1, eerste lid, 6°, en 116 bepaalde maximumbedrag waarvoor de belastingvermindering kan worden verleend, wordt verminderd met het bedrag van de uitgaven voor het verwerven of behouden van de eigen woning waarvoor de in de artikelen 14537 en 14539 vermelde verminderingen kunnen worden verleend;
3° de belastingvermindering wordt berekend tegen het voor de belastingplichtige hoogste belastingtarief als vermeld in artikel 130, met een minimum van 30 %. In geval de uitgaven die voor de vermindering in aanmerking komen betrekking hebben op meer dan één belastingtarief, wordt voor elk deel van de uitgaven het overeenstemmend tarief in aanmerking genomen;
4° wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en beide echtgenoten uitgaven hebben gedaan waarvoor de toepassing van de voormelde artikelen wordt gevraagd, de echtgenoten deze uitgaven vrij kunnen verdelen binnen de in de voormelde artikelen 115, § 1, eerste lid, 6°, en 116 bedoelde begrenzingen;
5° de belastingvermindering wordt aangerekend overeenkomstig artikel 178/1, na de in artikel 1451, 1°, vermelde belastingvermindering;
6° de belastingvermindering in mindering wordt gebracht om de gemiddelde aanslagvoeten als bedoeld in artikel 171, 5° en 6° te bepalen.
De belastingvermindering wordt verleend voor zover de woning waarvoor de lening is aangegaan niet de eigen woning is van de belastingplichtige wanneer de uitgaven worden gedaan.
§ 2. De interesten van de in § 1, eerste lid, bedoelde leningen waarvoor de belastingplichtige overeenkomstig § 1, tweede lid, de toepassing heeft gevraagd van de daar vermelde artikelen, komen niet in aanmerking van de toepassing van artikel 14.
Het bedrag waarvoor de belastingvermindering wordt verleend, wordt in mindering gebracht van het in artikel 1456, eerste lid, eerste streepje, bedoelde bedrag, zonder rekening te houden met het verschil tussen de eventuele verhogingen bedoeld in het in § 1, tweede lid, vermelde artikel 116 en de eventuele verhogingen bedoeld in artikel 14537 waarvoor de in datzelfde artikel bedoelde belastingvermindering kan worden verleend.
§ 3. De in euro uitgedrukte bedragen die zijn vermeld in de in § 1, tweede lid, vermelde artikelen 115 en 116 worden jaarlijks en gelijktijdig aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast overeenkomstig artikel 178, § 3, tweede lid. Artikel 174/1 is van toepassing op diezelfde bedragen.
§ 4. Elke handeling die vanaf 1 januari 2023 wordt gesteld en tot doel of gevolg heeft dat de in dit artikel bedoelde belastingvermindering voor een langere looptijd kan worden verleend dan het geval was op 31 december 2022, wordt als niet bestaande beschouwd wat betreft de verlenging van de duurtijd waarin de belastingvermindering kan worden verleend.
Interne ref.: 738.121
Bron: Fisconetplus