De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 06/2/2023 de Circulaire 2023/C/97 met FAQ over de verhoogde kostenaftrek voor laadstations voor elektrische wagens.
Bijwerking van hoofdstuk 2 van de FAQ over de verhoogde kostenaftrek voor laadstations voor elektrische wagens (hoofdstuk 2 van de circulaire 2021/C/115 van 22.12.2021 over de fiscale vergroening van de mobiliteit).
Inhoudstafel
2.1. Welke investeringen vallen onder de nieuwe maatregel?
2.3. Welk fiscaal voordeel wordt toegekend?
2.4. Hoe wordt de verhoogde aftrek gespreid in de tijd?
2.5. Wat met de latere meerwaarden en minderwaarden?
2.6. Wie komt voor dat fiscaal voordeel in aanmerking?
2.9. Wat als er ook subsidies zijn toegekend voor het laadstation?
2.10. Wat als het laadstation ook voldoet aan de voorwaarden voor de investeringsaftrek?
De wet van 25.11.2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit (BS 03.12.2021 – Numac 2021033910) heeft een aantal fiscale maatregelen ingevoerd inzake:
- de aftrek van beroepskosten met betrekking tot het gebruik van bedrijfswagens
- de verhoogde kostenaftrek voor de installatie van elektrische laadstations
- de verhoogde investeringsaftrek voor het verkrijgen of tot stand brengen van koolstofemissievrije vrachtwagens, tankinfrastructuur voor blauwe, groene of turquoise waterstof en elektrische laadinfrastructuur met betrekking tot koolstofemissievrije vrachtwagens
- de belastingvermindering voor elektrische laadstations.
De circulaire 2021/C/115 van 22.12.2021 over de fiscale vergroening van de mobiliteit bevat een aantal vragen in de vorm van FAQ, waarin die fiscale maatregelen worden toegelicht.
Deze circulaire actualiseert het tweede hoofdstuk van bovenvermelde circulaire, over de verhoogde kostenaftrek voor elektrische laadstations. De vragen die in dat tweede hoofdstuk zijn opgenomen, moeten dan ook in hun geheel worden vervangen door wat volgt.
De bijwerking is het gevolg van de volgende wetswijzigingen:
- de art. 33 en 60, zesde lid, van de wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 28.01.2022 – Numac 2022040046)
- de art. 9 en 71, derde lid, van de wet van 05.07.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 15.07.2022 – Numac 2022032714).
De circulaire 2023/C/1 van 02.01.2023 bespreekt die wetswijzigingen.
Het gaat hier om investeringen in vaste laadstations die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht, die publiek toegankelijk zijn en die intelligent zijn. Bepaalde bij die investeringen horende kosten worden eveneens voor de verhoogde aftrek in aanmerking genomen (zie punt 2.3. hieronder).
1° het laadstation moet in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht
2° het laadstation moet publiek toegankelijk zijn. Hierbij wordt gedacht aan laadstations op vrij toegankelijke parkeerterreinen van winkelcentra, supermarkten, winkels en kantoren, waar iedereen zijn elektrische wagen kan opladen.
Een laadstation wordt als publiek toegankelijk beschouwd als het ten minste gedurende de gangbare openingstijden of sluitingstijden van de onderneming vrij toegankelijk is voor elke derde.
3° het laadstation moet 'intelligent' zijn.
Dit betekent dat de laadtijd en het laadvermogen moeten kunnen gestuurd worden door een energiebeheerssysteem. Het laadstation moet via een gestandaardiseerd protocol digitaal gekoppeld worden met een beheerssysteem, met inbegrip van die van derde partijen tegen uiterlijk 01.01.2023, dat de laadtijd en het laadvermogen van het laadstation kan sturen, dat meldingen over het effectieve laadvermogen en statusmeldingen kan terugsturen, en waarbij deze verbinding vrij ter beschikking wordt gesteld van de gebruikers. Het laadstation moet gekoppeld worden met een energiebeheerssysteem, ongeacht het merk of de ontwikkelaar van dat beheerssysteem. Als het intelligente laadstation enkel koppelbaar is met een beheerssysteem van dezelfde leverancier, wordt de keuzevrijheid van de consument namelijk beperkt, en kan hij aankijken tegen hogere kosten ('vendor lock-in'). Het bovenvermelde gestandaardiseerde protocol moet ofwel van het type OCPP zijn, ofwel een eigen protocol zijn waarvan de beschrijving in de technische documentatie van het laadstation is opgenomen, ofwel van een andere internationale standaard zijn die voor deze connectie ontwikkeld is, voor zover die protocollen toelaten te voldoen aan de algemene vereisten in verband met koppelbaarheid en aanstuurbaarheid. Het type connectie wordt bij de technische specificaties van het laadstation vermeld.
4° het moet gaan om een vast laadstation. Enkel laadsystemen die permanent in de grond of aan de muur zijn bevestigd, komen voor deze verhoogde kostenaftrek in aanmerking. Alle laadsystemen van het type 'laadkabels' zijn dus van het fiscaal voordeel uitgesloten.
Het voordeel wordt verleend onder de vorm van een verhoogde aftrek voor de afschrijvingen met betrekking tot die investeringen. De bijkomende kosten die samen met het laadstation worden afgeschreven, maken deel uit van de aanschaffingswaarde ervan. De notie 'bijkomende kosten' omvat kosten zoals vervoerkosten, installatiekosten (bv. kosten van plaatsing, van montage, van aansluiting aan energiebronnen, bekabelingswerken, …), kosten van studies, expertise, ... . Ook de kosten met betrekking tot de aankoop en installatie van (een) elektriciteitscabine(s) die nodig zijn voor de werking van de laadstations komen in aanmerking. Uitgaven voor de verzwaring van de elektriciteitsinstallatie (bv. van één naar drie fasen) komen eveneens in aanmerking voor de verhoogde kostenaftrek, voor zover ze zijn gedaan met het oog op de installatie van een laadstation. Daarentegen zijn kosten die verband houden met de aankoop en plaatsing van een thuisbatterij niet bedoeld door deze maatregel.
Het aftrekbare bedrag per belastbaar tijdperk wordt verkregen door het normale bedrag van de afschrijvingen van dat tijdperk te verhogen met, naargelang het geval, 100 % of 50 %.
Zo wordt de fiscale aftrek van de afschrijvingen gebracht op:
- 200 % voor afschrijvingen met betrekking tot investeringen in operationele en publiek toegankelijke laadstations gedaan in de periode van 01.09.2021 tot 31.03.2023
- 150 % voor afschrijvingen met betrekking tot investeringen in operationele en publiek toegankelijke laadstations gedaan in de periode van 01.04.2023 tot 31.08.2024.
Een termijn van tien jaar kan als een normale gebruiksduur voor een laadstation worden aanvaard. Niettemin kan de belastingplichtige steeds aantonen dat er zich bijzondere omstandigheden voordoen die een kortere afschrijvingsduur verantwoorden.
De verhoogde aftrek is echter alleen van toepassing als het laadstation lineair wordt afgeschreven over minstens vijf belastbare tijdperken. Het gaat om een minimum. Als de geschatte economische levensduur van het actief meer dan vijf jaar bedraagt, zal het uiteraard ook over een langere termijn moeten worden afgeschreven.
De verhoogde aftrek wordt slechts toegekend vanaf het aanslagjaar verbonden met het belastbaar tijdperk in de loop waarvan het laadstation daadwerkelijk operationeel en publiek toegankelijk is.
Wat de daaropvolgende aanslagjaren betreft, wordt de verhoogde aftrek alleen toegekend voor de aanslagjaren verbonden met een belastbaar tijdperk waarin gedurende het volledige tijdperk aan de 2° voorwaarde van punt 2.2. hierboven is voldaan, zonder rekening te houden met ontoegankelijkheden veroorzaakt buiten de wil van de belastingplichtige, zoals elektriciteitspannes, openbare werken en natuurrampen. Van zodra de onderneming ervoor kiest om het laadstation niet meer open te stellen voor het publiek, kan zij voor dat belastbaar tijdperk geen aanspraak meer maken op de verhoogde aftrek. Als het laadstation in een later belastbaar tijdperk opnieuw publiek toegankelijk wordt, kan de onderneming terug aanspraak maken op de verhoogde aftrek op voorwaarde dat het laadstation gedurende het volledige tijdperk publiek toegankelijk is.
De belastingplichtige heeft de mogelijkheid om zijn investering te beginnen afschrijven vanaf het ogenblik dat ze is verkregen of tot stand gebracht, dus vanaf het ogenblik dat de investering volledig is gerealiseerd, of al in de loop van de verwerving of totstandbrenging ervan (zie punt 2.8. hieronder).
De afschrijvingen die worden aanvaard bovenop de aanschaffings- of beleggingswaarde van de laadstations, komen niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meerwaarden en minderwaarden op die laadstations.
De fiscale nettowaarde van het actief is de aanschaffingswaarde verminderd met de fiscaal aangenomen afschrijvingen gerekend aan 100 % en niet aan 150 % of 200 %.
Voorbeeld:
Een zelfstandige heeft in 2021 een laadstation voor elektrische wagens aangekocht voor een waarde van 4.000 euro. Het voldoet aan de voorwaarden voor de verhoogde afschrijvingen en is operationeel en toegankelijk voor het publiek. Zijn boekjaren komen overeen met kalenderjaren.
De zelfstandige kiest ervoor om maar te beginnen afschrijven op het ogenblik dat zijn investering definitief verworven is, zijnde in 2022. De afschrijving loopt over 10 jaar.
In 2024 wordt het laadstation verkocht voor een bedrag van 3.500 euro.
Hoeveel bedraagt de belastbare meerwaarde?
- verkoopprijs: 3.500 euro
- aanschaffingswaarde: 4.000 euro
- fiscaal aangenomen afschrijving in 2022: 400 euro x 200 % = 800 euro
- fiscaal aangenomen afschrijving in 2023: 400 euro x 200 % = 800 euro
- werkelijke restwaarde van het laadstation: 4.000 euro – 800 euro (*) = 3.200 euro
- belastbare meerwaarde: 3.500 euro – 3.200 euro = 300 euro.
(*) Er zijn in totaal twee jaren geweest waarvoor het tarief van 100 % een bedrag aan afschrijvingen van 800 euro (2 x 400 euro) zou hebben opgeleverd. De afschrijvingen die bovenop de aanschaffings- of beleggingswaarde van de laadstations in aanmerking zijn genomen (zijnde 800 euro), komen niet in aanmerking voor het bepalen van de meerwaarde.
Deze bepaling is in principe van toepassing op:
- nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen, d.w.z. alle belastingplichtigen die winst verkrijgen
- beoefenaars van vrije beroepen, ..., d.w.z. alle belastingplichtigen die baten verkrijgen.
De bepalingen die op de verhoogde afschrijvingen betrekking hebben, stellen niet dat het geheel van het door de belastingplichtige uitgebate netwerk uitsluitend moet bestaan uit laadstations die voldoen aan de voorwaarden om per station voor dat fiscaal voordeel in aanmerking te komen. De bepalingen hebben rechtstreeks betrekking op de stations zelf en niet op het netwerk. In principe is het dan ook niet uitgesloten dat een belastingplichtige in aanmerking komt voor de verhoogde afschrijvingen voor de stations in zijn netwerk die aan de voorwaarden voldoen, terwijl hij niet voor de verhoogde aftrek in aanmerking komt voor de andere stations van zijn netwerk die niet aan de voorwaarden voldoen.
Als de belastingplichtige gemeenschappelijke kosten heeft gemaakt die zowel betrekking hebben op laadstations die voor de verhoogde afschrijvingen in aanmerking komen als op laadstations die er niet voor in aanmerking komen, zal hij die gemeenschappelijke kosten over de verschillende betrokken laadstations moeten uitsplitsen. Daarvoor wordt aan elk station een gewicht toegekend dat overeenstemt met zijn kostprijsaandeel in de totale gemeenschappelijke kosten. De belastingplichtige mag de gemeenschappelijke kosten echter ook over de betrokken stations verdelen volgens een andere methode die hij toepasselijker vindt. Hij moet die uitsplitsing verantwoorden door middel van bewijsstukken of door enig ander bewijsmiddel.
Voorbeeld:
Een zelfstandige baat een netwerk uit van drie laadstations voor elektrische wagens. Van die drie laadstations voldoen er twee aan alle voorwaarden voor de verhoogde afschrijvingen.
De kostprijs bedroeg aanvankelijk 2.000 euro voor het station dat niet publiek toegankelijk is (station 1) en 3.500 euro per laadstation dat voldoet aan de voorwaarden voor de verhoogde afschrijvingen (stations 2 en 3).
Om de toegankelijkheid voor het publiek te vergemakkelijken moesten de laadstations 2 en 3 worden geïnstalleerd op een paal, in tegenstelling tot station 1 dat rechtstreeks op een van de muren van het bedrijf kon worden geïnstalleerd. Die installatie op een paal veroorzaakte een meerkost van 500 euro per betrokken laadstation (d.w.z. in totaal 1.000 euro voor de stations 2 en 3).
De kostprijs van de drie laadstations samen bedroeg dus 10.000 euro, waar nog 2.000 euro gemeenschappelijke kosten voor de aansluiting op een stroombron moet worden aan toegevoegd. De investering bedraagt in totaal 12.000 euro.
Hoe moeten de gemeenschappelijke kosten voor de aansluiting onder de drie laadstations worden uitgesplitst?
- prijs van laadstation 1 (dat niet voor het fiscaal voordeel in aanmerking komt) zonder gemeenschappelijke kosten: 2.000 euro
- prijs van laadstation 2 (dat voor het fiscaal voordeel in aanmerking komt) zonder gemeenschappelijke kosten: 4.000 euro
- prijs van laadstation 3 (dat voor het fiscaal voordeel in aanmerking komt) zonder gemeenschappelijke kosten: 4.000 euro
- kostprijs van de installatie van de drie stations: 1 x 2.000 euro + 2 x 4.000 euro = 10.000 euro
- gewicht van station 1 in de kostprijs van de installatie: 2.000 euro / 10.000 euro = 0,2
- gewicht van station 2 in de kostprijs van de installatie: 4.000 euro / 10.000 euro = 0,4
- gewicht van station 3 in de kostprijs van de installatie: 4.000 euro / 10.000 euro = 0,4
- gemeenschappelijke kostprijs voor de aansluiting op een stroombron: 2.000 euro
- aandeel van station 1 in de totale gemeenschappelijke kostprijs: 2.000 euro x 0,2 = 400 euro
- aandeel van station 2 in de totale gemeenschappelijke kostprijs: 2.000 euro x 0,4 = 800 euro
- aandeel van station 3 in de totale gemeenschappelijke kostprijs: 2.000 euro x 0,4 = 800 euro.
Het deel van de totale investering dat recht geeft op verhoogde afschrijvingen bedraagt: 4.000 euro (station 2) + 4.000 euro (station 3) + 1.600 euro = 9.600 euro.
Het deel van de totale investering dat slechts recht geeft op de gewone afschrijvingen bedraagt: 2.000 euro (station 1) + 400 euro (20 % van de gemeenschappelijke kosten voor de drie laadstations) = 2.400 euro.
In dat geval zal het aftrekbaar bedrag van de afschrijvingen niet worden verhoogd. De belastingplichtige zal maar voor een verhoging van de afschrijvingen in aanmerking komen vanaf het belastbaar tijdperk in de loop waarvan het laadstation operationeel en publiek toegankelijk wordt. De verhoging van de aftrekbare afschrijvingen zal pas vanaf dat tijdperk van toepassing zijn voor de resterende afschrijvingsannuïteiten, voor zover nog steeds aan de gestelde voorwaarden is voldaan.
Niets belet dat een belastingplichtige zowel voor de verhoogde aftrek als voor eventuele subsidies voor zijn laadstation in aanmerking komt, wanneer aan de verschillende voorwaarden verbonden aan de toekenning van beide is voldaan.
De uitgaven met betrekking tot een laadstation die in aanmerking worden genomen voor de verhoogde kostenaftrek kunnen niet eveneens in aanmerking worden genomen voor de investeringsaftrek bedoeld in art. 69, WIB 92 en omgekeerd. Dat verbod om die twee fiscale voordelen te cumuleren slaat dus niet alleen op de investeringsaftrek voor elektrische laadinfrastructuur, maar op elke investeringsaftrek voor uitgaven voor laadstations.
Neen.
Het af te schrijven bedrag is het nettobedrag dat werkelijk is betaald om het elektrisch laadstation te verwerven, d.w.z. na aftrek van rabatten, ristorno's en kortingen. Als op een totale factuur van 3.000 euro een korting van 800 euro is toegekend, komen enkel de afschrijvingen op 2.200 euro voor de verhoogde kostenaftrek in aanmerking.
Het gaat hier om beroepskosten, maar niet over afschrijfbare vaste activa. De aftrek als beroepskosten wordt dus aanvaard (voor 100 % of minder, naargelang het beroepsmatige gedeelte), maar de verhoogde kostenaftrek niet.
De wet bepaalt geen specifieke plaatsen waar de laadstations moeten worden geïnstalleerd. Zolang de voorwaarden vermeld in punten 2.2. en 2.4. van de FAQ – zoals onder andere de publieke toegankelijkheid en de minimale lineaire afschrijvingsduur van 5 jaar – worden nageleefd, is de keuze vrij.
Art. 64quater, WIB 92 sluit laadstations voor elektrische vrachtwagens of bestelwagens niet uit van de verhoogde kostenaftrek, voor zover aan alle wettelijke voorwaarden ter zake is voldaan (publiek toegankelijk, 'intelligent', geen aanspraak gemaakt op de investeringsaftrek, ...).
Interne ref.: 735.460