• FR
  • NL
  • EN

Circulaire 2025/C/52 met commentaar op diverse bepalingen betreffende de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie en betreffende de daarop verschuldigde vergoedingen

De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie publiceerde op 01/09/2025 de Circulaire 2025/C/52 met commentaar op diverse bepalingen betreffende de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie en betreffende de daarop verschuldigde vergoedingen.


Administratieve commentaren betreffende

- de wet van 31 juli 2023 houdende wijzigingen van het Wetboek der successierechten en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten betreffende de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie en de wet van 12 mei 2024 houdende diverse fiscale bepalingen;

- het koninklijk besluit van 11 december 2023 tot vaststelling van de nadere regels en de retributies voor het aanvragen en afleveren van inlichtingen in uitvoering van het Wetboek der successierechten en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en de hoofdstukken II en IV van het koninklijk besluit van 25 juli 2024 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten en van het koninklijk besluit van 11 december 2023 tot vaststelling van de nadere regels en de retributies voor het aanvragen en afleveren van inlichtingen in uitvoering van het Wetboek der successierechten en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en houdende opheffing van het ministerieel besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten.


Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Wijzigingen aangebracht in het Wetboek der successierechten

2.1. Wijzigingen van artikel 90 W.Succ. - Aflevering van het attest met de verschuldigde bedragen voor de ingediende aangiften en deze waarvoor vervolgingen werden ingespannen

2.1.1. Technische aanpassingen (art. 2 van de wet van 31 juli 2023)

2.1.2. Kosteloosheid van de aflevering (art. 74 van de wet van 12 mei 2024)

2.1.3. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid van de wet van 31 juli 2023 en art. 80 van de wet van 12 mei 2024)

2.2. Wijziging van de artikelen 143 tot 145 W.Succ. – Aflevering van afschriften of uittreksels van successieaangiften (art. 143 W.Succ.), aflevering van eigendomstitels van de onroerende goederen (art. 144 W.Succ.) en terugnemingen en vergoedingen voortkomende uit overeenkomsten houdende overdracht of aanwijzing van onroerende goederen (art. 145 W.Succ.)

2.2.1. Afschaffing van de territoriale basis voor de aflevering van inlichtingen (art. 3, 1°, 4 en 6 van de wet van 31 juli 2023)

2.2.2. Opheffing van de delegatie aan de minister van Financiën (art. 3, 2°, 4 en 6 van de wet van 31 juli 2023)

2.2.3. Kosteloosheid van de aflevering van een eigendomstitel met het oog op het opstellen van een akte van erfopvolging (art. 75 van de wet van 12 mei 2024)

2.2.4. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid van de wet van 31 juli 2023 en art. 80 van de wet van 12 mei 2024)

2.3. Invoeging van een nieuw artikel 144/1 W.Succ. - Rechtstreekse wettelijke grondslag voor de kosteloze aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de AAPD ten behoeve van de administratieve diensten

2.3.1. Rechtstreekse wettelijke grondslag (art. 5 van de wet van 31 juli 2023)

2.3.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023)

2.4. Wijziging van artikel 146bis W.Succ. - Beroepsgeheim

2.4.1. Vereenvoudiging van de formulering van artikel 146bis W.Succ. (art. 8 van de wet van 31 juli 2023)

2.4.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023)

2.5. Invoeging van een nieuw artikel 146/1 W.Succ. - Delegatie aan de Koning

2.5.1. Draagwijdte van de delegatie aan de Koning (art. 7 van de wet van 31 juli 2023 en art. 76 van de wet van 12 mei 2024)

2.5.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, 5° en tweede lid, van de wet van 31 juli 2023)

2.6. Wijziging van artikel 160 W.Succ. - Aflevering van afschriften of uittreksels uit de aangiften van de jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten

2.6.1. Aanpassingen in verband met de overdracht van bevoegdheden op het gebied van invorderingen (art. 9 van de wet van 31 juli 2023)

2.6.2. Delegatie aan de Koning (art. 9 van de wet van 31 juli 2023 en art. 78 van de wet van 12 mei 2024)

2.6.3. Inwerkingtreding (art. 14, eerste en tweede lid, van de wet van 31 juli 2023)

III. Wijzigingen aangebracht in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

3.1. Wijziging van artikel 236 W.Reg. - Aflevering afschriften of uittreksels van de registratieregisters en van geregistreerde akten en verklaringen

3.1.1. Afschaffing van de territoriale basis voor de aflevering van inlichtingen (art. 10 van de wet van 31 juli 2023)

3.1.2. Delegatie aan de Koning (art. 10 van de wet van 31 juli 2023)

3.1.3. Inwerkingtreding (art. 14, eerste en tweede lid, van de wet van 31 juli 2023)

3.2. Invoeging van een nieuw artikel 236/1 W.Reg. – Rechtstreekse wettelijke grondslag voor de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de AAPD ten behoeve van de administratieve diensten

3.2.1. Rechtstreekse wettelijke grondslag (art. 11 van de wet van 31 juli 2023)

3.2.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023)

3.3. Wijziging van het artikel 236bis W.Reg. – Beroepsgeheim

3.3.1. Vereenvoudiging van de formulering van het artikel 236bis W.Reg. (art. 13 van de wet van 31 juli 2023)

3.3.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023)

3.4. Invoeging van een nieuw artikel 236/2 W.Reg. – Delegatie aan de Koning

3.4.1. Overdracht van de delegatie aan de Koning (art. 12 van de wet van 31 juli 2023 en art. 79 van de wet van 12 mei 2024)

3.4.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste en tweede lid, van de wet van 31 juli 2023)

IV. Aanvraag en aflevering van inlichtingen

4.1. Nadere regels van de aanvraag en de aflevering van inlichtingen (art. 1 t.e.m. 4 van het KB van 11 december 2023)

4.2. Verschuldigde retributies (art. 5 t.e.m. 7 van het KB van 11 december 2023 en artikel 9 van het KB van 25 juli 2024)

4.3. Bewaartermijnen betreffende de aanvraag en de aflevering van inlichtingen (art. 7 en 8 van het KB van 25 juli 2024)

4.4. Inwerkingtreding (art. 9 van het KB van 11 december 2023 en art. 11, eerste lid van het KB van 25 juli 2024)

I. Inleiding

In het Belgisch Staatsblad van 24 augustus 2023 werd de wet van 31 juli 2023 houdende wijzigingen van het Wetboek der successierechten en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten betreffende de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie gepubliceerd.

De wet van 31 juli 2023 heeft tot doel om in het Wetboek der successierechten (hierna W.Succ.) en in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (hierna W.Reg.) de rechtsgrondslag te versterken voor de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie (hierna AAPD).

Via deze wet wordt voor die aflevering een rechtstreekse wettelijke grondslag (d.w.z. een zelfstandige wettelijke basis, onafhankelijk dus van de bepaling inzake het beroepsgeheim) ingeschreven in de hiervoor vermelde wetboeken (nieuw artikel 144/1 W.Succ. en nieuw artikel 236/1 W.Reg.).

In het verlengde van die nieuwe bepalingen worden de bepalingen aangaande het beroepsgeheim vereenvoudigd (art. 146bis W.Succ. en art. 236bis W.Reg.). Deze worden hierdoor ook geactualiseerd wat betreft de overheden en instellingen waaraan inlichtingen (kosteloos) kunnen worden afgeleverd.

Er wordt van de gelegenheid tevens gebruikt gemaakt om de teksten op taalkundig en legistiek vlak te moderniseren, actualiseren en vereenvoudigen.

Ten slotte wordt de bevoegdheid om de aanvraag, de afgifteregels en de retributies te bepalen voortaan van de minister van Financiën naar de Koning gedelegeerd.

Eveneens werd in het Belgisch Staatsblad van 18 december 2023 het koninklijk besluit van 11 december 2023 tot vaststelling van de nadere regels en de retributies voor het aanvragen en afleveren van inlichtingen in uitvoering van het Wetboek der successierechten en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten gepubliceerd.

Dit koninklijk besluit strekt tot de vastlegging van de procedure voor de aanvraag en aflevering van inlichtingen zoals bedoeld bij de artikelen 90, 143, 144, 145, en 160 van het W.Succ. en artikel 236 van het W.Reg. Het KB strekt tevens tot de vaststelling van de bij aflevering van deze inlichtingen te betalen retributies waardoor het ministerieel besluit van 27 november 2017 tot vaststelling van de retributies voor het verstrekken van inlichtingen, getuigschriften, kopieën en uittreksels door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie in uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en van het Wetboek der successierechten, wordt opgeheven.

In het Belgisch Staatsblad van 29 mei 2024 werd vervolgens de wet van 12 mei 2024 houdende diverse fiscale bepalingen gepubliceerd, die opnieuw enkele wijzigingen aanbrengt aan het W.Succ. en het W.Reg. met betrekking tot aflevering van inlichtingen.

In het Belgisch Staatsblad van 2 augustus 2024 werd tot slot het koninklijk besluit van 25 juli 2024 gepubliceerd tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten en van het koninklijk besluit van 11 december 2023 tot vaststelling van de nadere regels en de retributies voor het aanvragen en afleveren van inlichtingen in uitvoering van het Wetboek der successierechten en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en houdende opheffing van het ministerieel besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten.

Dit koninklijk besluit van 25 juli 2024 wijzigt het koninklijk besluit van 11 december 2023 en beoogt de bewaartermijnen te specificeren voor aanvragen om inlichtingen en inlichtingen afgeleverd door de administratie.

II. Wijzigingen aangebracht in het Wetboek der successierechten

2.1. Wijzigingen van artikel 90 W.Succ. - Aflevering van het attest met de verschuldigde bedragen voor de ingediende aangiften en deze waarvoor vervolgingen werden ingespannen

2.1.1. Technische aanpassingen (art. 2 van de wet van 31 juli 2023)

In de Nederlandse tekst van artikel 90, derde lid, W.Succ. wordt het woord “zoomede” telkens vervangen door het woord “alsmede en worden de woorden “de openbare ambtenaren ermede belast de goederen van de erfenis te verkopen of te hypothekeren” vervangen door de woorden “de openbare ambtenaren die belast zijn met de verkoop van goederen van de nalatenschap of met het vestigen van hypotheek daarop.

Artikel 90, vierde lid, W.Succ. wordt vervangen als volgt: “Dit attest wordt binnen de maand van de aanvraag per aangetekende zending afgeleverd.”.

2.1.2. Kosteloosheid van de aflevering (art. 74 van de wet van 12 mei 2024)

Het ministerieel besluit van 27 november 2017 tot vaststelling van de retributies voor het verstrekken van inlichtingen, getuigschriften, kopieën en uittreksels door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie in uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en van het Wetboek der successierechten voorzag in een kosteloze aflevering van het attest bedoeld in artikel 90 W.Succ.

Aangezien voormeld ministerieel besluit van 27 november 2017 opgeheven werd door het koninklijk besluit van 11 december 2023, wordt nu ook de wettelijke vereiste van een retributie opgeheven teneinde de kosteloosheid wettelijk te verankeren.

2.1.3. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid van de wet van 31 juli 2023 en art. 80 van de wet van 12 mei 2024)

De wijzigingen die op technisch vlak werden aangebracht aan artikel 90 W.Succ. zijn in werking getreden op 1 november 2023 (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023).

De opheffing van de wettelijke verplichting van een vergoeding voor de aflevering van het attest bedoeld in artikel 90 W.Succ. is in werking getreden op 1 januari 2024 (art. 80 van de wet van 12 mei 2024). Dit heeft echter geen impact op de voormelde kosteloze aflevering van het attest dat immers reeds voorzien werd door het ministerieel besluit van 27 november 2017. Dit laatste is opgeheven door het koninklijk besluit van 11 december 2023, met ingang van 1 januari 2024.

2.2. Wijziging van de artikelen 143 tot 145 W.Succ. – Aflevering van afschriften of uittreksels van successieaangiften (art. 143 W.Succ.), aflevering van eigendomstitels van de onroerende goederen (art. 144 W.Succ.) en terugnemingen en vergoedingen voortkomende uit overeenkomsten houdende overdracht of aanwijzing van onroerende goederen (art. 145 W.Succ.)

2.2.1. Afschaffing van de territoriale basis voor de aflevering van inlichtingen (art. 3, 1°, 4 en 6 van de wet van 31 juli 2023)

Aangezien de documentatie van de AAPD steeds vaker in databanken wordt opgenomen, worden de artikelen 143 tot en met 145 W.Succ. die voorzagen in afgifte op territoriale basis ("bevoegd kantoor"), gewijzigd zodat de werkzaamheden van de diensten van de AAPD onafhankelijk van deze territoriale indeling kunnen worden georganiseerd en de werklast beter kan worden verdeeld over het beschikbare personeel door te bepalen dat het voortaan de ambtenaren van het AAPD zijn die de in de artikelen 143 tot en met 145 W.Succ. bedoelde inlichtingen verstrekken.

De Nederlandse tekst van artikel 144 W.Succ. is ook het voorwerp van een spellingscorrectie door voortaan "eigendomstitels" aan te duiden in plaats van "eigendomtitels".

2.2.2. Opheffing van de delegatie aan de minister van Financiën (art. 3, 2°, 4 en 6 van de wet van 31 juli 2023)

De bevoegdheid om de vergoedingen te bepalen voor de aflevering van inlichtingen, kopieën en uittreksels als bedoeld in de artikelen 143 tot 145 W.Succ. werd gedelegeerd aan de minister van Financiën.

De wet van 31 juli 2023 heft de delegatie aan de minister van Financiën op en delegeert deze bevoegdheid nu aan de Koning door de invoeging van het nieuwe artikel 146/1 W.Succ. (zie infra punt 2.5.).

2.2.3. Kosteloosheid van de aflevering van een eigendomstitel met het oog op het opstellen van een akte van erfopvolging (art. 75 van de wet van 12 mei 2024)

Het nieuwe artikel 144, tweede lid, W.Succ. bepaalt voortaan dat eigendomstitels bestemd voor de opstellen van een akte van erfopvolging kosteloos worden afgeleverd op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar geen vacaties of kosten vraagt voor het opstellen van de akte en deze bovendien wordt opgesteld binnen de 6 maanden na het overlijden (art. 75 van de wet van 12 mei 2024)(1).

----------

(1) Artikel 5, tweede lid, van het K.B. van 11 december 2023 voorzag oorspronkelijk dat de aflevering van eigendomstitels bestemd voor de opmaak van een akte van erfopvolging onder bepaalde voorwaarden kosteloos was. Deze kosteloosheid is echter door artikel 75 van de wet van 12 mei 2024 ingevoegd als tweede lid in het artikel 144 W.Succ., met ingang vanaf 1 januari 2024 (zie artikel 80 van de wet van 12 mei 2024). Artikel 5, tweede lid, van het K.B. van 11 december 2023 werd opgeheven door het K.B. van 25 juli 2024 en is dus nooit in werking getreden.

----------

2.2.4. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid van de wet van 31 juli 2023 en art. 80 van de wet van 12 mei 2024)

De wijzigingen van de artikelen 143 tot en met 145 W.Succ. met betrekking tot de afschaffing van de territoriale basis voor de aflevering van inlichtingen zijn werking getreden op 1 november 2023 (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023).

De delegatie aan de minister van Financiën werd opgeheven met ingang van 1 januari 2024 (art. 14, eerste lid, 2°, 3° en 4° van de wet van 31 juli 2023).

De kosteloze aflevering van een eigendomstitel met het oog op het opstellen van een akte van erfopvolging is in werking getreden op 1 januari 2024 (art. 80 van de wet van 12 mei 2024).

2.3. Invoeging van een nieuw artikel 144/1 W.Succ. - Rechtstreekse wettelijke grondslag voor de kosteloze aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de AAPD ten behoeve van de administratieve diensten

2.3.1. Rechtstreekse wettelijke grondslag (art. 5 van de wet van 31 juli 2023)

Het nieuwe artikel 144/1 W. Succ schrijft een rechtstreekse wettelijke grondslag in voor het kosteloos afleveren van inlichtingen door de ambtenaren van de AAPD en bepaalt nauwkeurig de instanties die kunnen genieten van deze kosteloosheid.

De tekst is sterk geïnspireerd op die van artikel 146bis W.Succ. aangaande het beroepsgeheim. Dit laatste is echter nog geschreven in een tijd waarin België nog geen federale staat was. In de opsomming van de overheidsdiensten aan wie inlichtingen kunnen worden afgeleverd, wordt daarom nu ook gesproken van de diensten van de gefedereerde entiteiten. Voorts kunnen de inlichtingen ook worden afgeleverd aan de diensten van de lokale overheden (provincies, gemeenten, …) en de OCMW’s. Deze aflevering wordt beperkt tot de inlichtingen die nodig zijn voor de aan bedoelde diensten opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen. In voorkomend geval is het aan hen om aan te tonen dat ze die inlichtingen daarvoor nodig hebben.

Het ligt niet in de bedoeling van de FOD Financiën om andere inlichtingen af te leveren dan deze die in het verleden reeds werden afgeleverd. Het is enkel de bedoeling om een specifieke wettelijke basis te creëren voor het kosteloos afleveren van inlichtingen aan de in het nieuwe artikel 144/1 W.Succ. bedoelde instanties.

Voor zover als nodig wordt gepreciseerd dat de procedure voor het inzagerecht in strafrechtelijke dossiers hierdoor niet wordt gewijzigd, die blijft strikt geregeld door het Wetboek van Strafvordering. De administratieve of fiscale autoriteiten kunnen slechts toegang krijgen in de bij wet uitdrukkelijk bepaalde gevallen. De nieuwe regels inzake het afleveren van inlichtingen verstrekken dus geen enkel recht op rechtstreekse toegang tot strafdossiers en mogen niet worden geïnterpreteerd als een afwijking van dit regime.

Het artikel bepaalt dat de verstrekte inlichtingen niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de met de verwerking van de persoonsgegevens nagestreefde doelstelling.

2.3.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023)

Het nieuwe artikel 144/1 W.Succ. is in werking getreden op 1 november 2023.

2.4. Wijziging van artikel 146bis W.Succ. - Beroepsgeheim

2.4.1. Vereenvoudiging van de formulering van artikel 146bis W.Succ. (art. 8 van de wet van 31 juli 2023)

Met het oog op de invoering van het nieuwe artikel 144/1 W.Succ. (zie supra, punt 2.3.), staan de bepalingen aangaande het beroepsgeheim nu in hetzelfde hoofdstuk als de bepalingen inzake de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de AAPD.

Het nieuwe artikel 144/1 W.Succ. (zie supra, 2.2.1.) bepaalt voortaan aan welke overheden en openbare instellingen of inrichtingen de inlichtingen kosteloos kunnen worden afgeleverd, met een definitie van de bedoelde openbare instellingen en inrichtingen. Het is dus niet meer nodig ze te hernemen in de bepalingen aangaande het beroepsgeheim waardoor de formulering van artikel 146bis W.Succ. werd vereenvoudigd.

De ambtenaren van deze administratie schenden het beroepsgeheim niet wanneer zij inlichtingen verstrekken overeenkomstig de bepalingen van het desbetreffende hoofdstuk.

Het beroepsgeheim dient te worden nageleefd door elke persoon toebehorend tot de diensten, openbare instellingen of inrichtingen aan wie inlichtingen, kopieën of uittreksels werden verstrekt. Bovendien mogen zij deze inlichtingen niet gebruiken buiten het kader van de wettelijke bepalingen voor de uitvoering waarvoor ze zijn afgeleverd.

Vermits het nieuwe tweede lid van artikel 146bis van het W.Succ. enkel verwijst naar “diensten, openbare instellingen of inrichtingen” waaraan inlichtingen, afschriften of uittreksels worden afgeleverd, spreekt het voor zich dat hierin ook de parketten en griffies van de rechtscolleges zijn begrepen.

Tot slot wordt, in de parlementaire werken, gewezen op het verband tussen artikel 6 van de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten en het artikel 146bis W.Succ. (Doc., Kamer, 2022-2023, n° 55-3342/001, memorie van Toelichting, blz. 8-9).

Wanneer een doorgifte in bulk wordt opgezet met enig andere overheid of privéorgaan, schrijft artikel 20 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verstrekking van persoonsgegevens voor dat een protocol met deze derde entiteit moet worden afgesloten, behalve wanneer alle gegevens al voorzien zijn in de wet.

Het door de verwerkingsverantwoordelijke ondertekende protocol vormt in dat geval de machtiging door de verwerkingsverantwoordelijke (voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën), zoals vermeld in artikel 6 van voormelde wet van 3 augustus 2012. De ambtenaren van de AAPD die inlichtingen afleveren die onder het protocol vallen, blijven dus binnen het kader van het beroepsgeheim.

2.4.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023)

De wijzigingen aangebracht aan het artikel 146bis W.Succ. zijn in werking getreden op 1 november 2023.

2.5. Invoeging van een nieuw artikel 146/1 W.Succ. - Delegatie aan de Koning

2.5.1. Draagwijdte van de delegatie aan de Koning (art. 7 van de wet van 31 juli 2023 en art. 76 van de wet van 12 mei 2024)

Een nieuw artikel 146/1 wordt in het W.Succ. ingevoegd tussen het artikel 146 en het artikel 146bis W.Succ. Dit artikel is van toepassing op hoofdstuk XVII van het W.Succ. en machtigt de Koning, om nader vast te leggen:

- de procedures voor de aanvraag en de aflevering van inlichtingen;

- het bedrag van de eventueel verschuldigde retributie;

- de bewaartermijnen voor de aanvragen van inlichtingen en de verstrekte antwoorden die door de administratie worden ingediend in overeenstemming met de Archiefwet van 24 juni 1955(1).

----------

(1) Het artikel 76 van de wet van 12 mei 2024 heeft artikel 146/1 W.Succ. aangevuld door een punt 4° toe te voegen dat de Koning de bevoegdheid geeft om de bewaartermijnen vast te stellen voor aanvragen van inlichtingen en verstrekte antwoorden ingediend door de administratie, in overeenstemming met de Archiefwet van 24 juni 1955.

----------

Voorheen werd aan verschillende wettelijke bepalingen die de Koning machtigen om de modaliteiten van een vraag of een aflevering te bepalen, “toegevoegd” dat hij ook kon bepalen dat het verzoek of de aflevering elektronisch kon of moest gebeuren (“gedematerialiseerd”).

Tegenwoordig, gelet op de toenemende digitalisering, spreekt het voor zich dat de bevoegdheid om de nadere regels te bepalen noodzakelijkerwijs ook de mogelijkheid impliceert om voor te schrijven dat er gebruik dient gemaakt te worden van elektronische communicatiemiddelen. De Koning kan bij een elektronische verzending voorzien in de verplichting tot het verstrekken van metagegevens om een vlotte afhandeling van aanvragen te verzekeren en een grotere rechtszekerheid te garanderen (Doc., Kamer, 2022-2023, n° 55-3342/001, memorie van Toelichting, blz. 7-8).

2.5.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, 5° en tweede lid, van de wet van 31 juli 2023)

Het nieuwe artikel 146/1 W.Succ. is in werking getreden op 1 januari 2024 (art. 14, eerste lid, 5°, van de wet van 31 juli 2023). De Koning kon de inwerkingtreding echter vaststellen vóór 1 januari 2024 (art. 14, tweede lid, van de wet van 31 juli 2023), maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De delegatie aan de Koning van de bevoegdheid om de bewaartermijnen te bepalen voor de aanvragen om inlichtingen en de verstrekte antwoorden van de administratie is in werking getreden op 8 juni 2024, d.w.z. de tiende dag na de bekendmaking van de wet van 12 mei 2024 in het Belgisch Staatsblad.

2.6. Wijziging van artikel 160 W.Succ. - Aflevering van afschriften of uittreksels uit de aangiften van de jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten

2.6.1. Aanpassingen in verband met de overdracht van bevoegdheden op het gebied van invorderingen (art. 9 van de wet van 31 juli 2023)

Omwille van de nakende overdracht van de invorderingsbevoegdheid naar een andere administratie wordt voortaan gepreciseerd dat de ambtenaren van de AAPD deze afschriften afleveren en niet langer de ontvangers belast met de invordering der taks.

2.6.2. Delegatie aan de Koning (art. 9 van de wet van 31 juli 2023 en art. 78 van de wet van 12 mei 2024)

Op basis van het artikel 160, tweede lid, W.Succ. kan de Koning voortaan bepalen:

- de procedures voor de aanvraag en de aflevering van afschriften of uittreksels voor de jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten;

- het bedrag van de vergoeding;

- de bewaartermijnen voor de aanvragen en de aflevering van afschriften of uittreksels van de aangiften voor de jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten(1).

----------

(1) Het artikel 78 van de wet van 12 mei 2024 heeft artikel 160 W.Succ. aangevuld door een punt 4° toe te voegen dat de Koning de bevoegdheid geeft om de bewaartermijnen vast te stellen voor aanvragen van inlichtingen en verstrekte antwoorden ingediend door de administratie, in overeenstemming met de Archiefwet van 24 juni 1955.

----------

Dit lid herneemt de inhoud van artikel 146/1 W.Succ. (zie supra punt 2.5.).

2.6.3. Inwerkingtreding (art. 14, eerste en tweede lid, van de wet van 31 juli 2023)

De technische wijzigingen aangebracht aan artikel 160 W.Succ. zijn in werking getreden op 1 november 2023.

De delegatie aan de Koning is in werking getreden op 1 januari 2024 (art. 14, eerste lid, 6°, van de wet van 31 juli 2023). De Koning kon de inwerkingtreding echter vaststellen vóór 1 januari 2024 (art. 14, tweede lid, van de wet van 31 juli 2023), maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De delegatie aan de Koning van de bevoegdheid om de bewaartermijnen te bepalen voor de aanvragen om inlichtingen en de verstrekte antwoorden van de administratie is in werking getreden op 8 juni 2024, d.w.z. de tiende dag na de bekendmaking van de wet van 12 mei 2024 in het Belgisch Staatsblad.

III. Wijzigingen aangebracht in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

3.1. Wijziging van artikel 236 W.Reg. - Aflevering afschriften of uittreksels van de registratieregisters en van geregistreerde akten en verklaringen

3.1.1. Afschaffing van de territoriale basis voor de aflevering van inlichtingen (art. 10 van de wet van 31 juli 2023)

Naar analogie met voorgaand punt 2.1.1. supra wordt het artikel 236 W.Reg. gewijzigd zodanig dat het werk van de diensten van de AAPD onafhankelijk van de territoriale indeling kan worden georganiseerd en de werklast beter kan verdeeld worden over het beschikbare personeel.

Zo bepaalt artikel 236 W.Reg. dat het de ambtenaren van de AAPD zijn die de in artikel 236 W.Reg. bedoelde inlichtingen verstrekken en niet langer de bevoegde kantoren (art. 10 van de wet van 31 juli 2023).

3.1.2. Delegatie aan de Koning (art. 10 van de wet van 31 juli 2023)

De delegatie aan de minister van Financiën wordt vervangen door een delegatie aan de Koning.

3.1.3. Inwerkingtreding (art. 14, eerste en tweede lid, van de wet van 31 juli 2023)

De wijzigingen aangebracht in artikel 236 W.Reg. met betrekking tot de afschaffing van de territoriale basis voor de aflevering van inlichtingen zijn in werking getreden op 1 november 2023 (art. 14 van de wet van 31 juli 2023).

De delegatie aan de Koning is in werking getreden op 1 januari 2024 (art. 14, eerste lid, 7°, van de wet van 31 juli 2023). De Koning kon de inwerkingtreding echter vaststellen vóór 1 januari 2024 (art. 14, tweede lid, van de wet van 31 juli 2023), maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

3.2. Invoeging van een nieuw artikel 236/1 W.Reg. – Rechtstreekse wettelijke grondslag voor de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de AAPD ten behoeve van de administratieve diensten

3.2.1. Rechtstreekse wettelijke grondslag (art. 11 van de wet van 31 juli 2023)

Naar analogie met punt 2.3. supra, voert het artikel 236/1 W.Reg. een rechtstreekse wettelijke grondslag in die voorziet in de kosteloze aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de AAPD en bepaalt nauwkeurig de instanties die kunnen genieten van deze kosteloosheid.

De tekst is sterk geïnspireerd op die van artikel 236bis W.Reg. aangaande het beroepsgeheim. In de opsomming van de overheidsdiensten aan wie inlichtingen kunnen worden afgeleverd, wordt daarom nu ook gesproken van de diensten van de gefedereerde entiteiten. Voorts kunnen de inlichtingen ook worden afgeleverd aan de diensten van de lokale overheden (provincies, gemeenten, …) en de OCMW’s. Deze aflevering wordt beperkt tot de inlichtingen die nodig zijn voor de aan bedoelde diensten opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen. In voorkomend geval is het aan hen om aan te tonen dat ze die inlichtingen daarvoor nodig hebben.

Het ligt niet in de bedoeling van de FOD Financiën om andere inlichtingen af te leveren dan deze die in het verleden reeds werden afgeleverd. Het is enkel de bedoeling om een specifieke wettelijke basis te creëren voor het kosteloos afleveren van inlichtingen aan de in artikel 236/1 W.Reg. bedoelde instanties.

Voor zover als nodig wordt gepreciseerd dat de procedure voor het inzagerecht in strafrechtelijke dossiers hierdoor niet wordt gewijzigd (zie supra punt 2.3.1.).

Het artikel bepaalt dat de verstrekte inlichtingen niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de met de verwerking van de persoonsgegevens nagestreefde doelstelling.

3.2.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023)

Het nieuwe artikel 236/1 W.Reg. is in werking getreden op 1 november 2023.

3.3. Wijziging van het artikel 236bis W.Reg. – Beroepsgeheim

3.3.1. Vereenvoudiging van de formulering van het artikel 236bis W.Reg. (art. 13 van de wet van 31 juli 2023)

Met het oog op de invoering van het nieuwe artikel 236/1 W.Reg. (zie supra punt 3.2.), staan de bepalingen aangaande het beroepsgeheim nu in hetzelfde hoofdstuk als de bepalingen inzake de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de AAPD.

Het nieuwe artikel 236/1 W.Reg. bepaalt aan welke overheden, openbare instellingen of inrichtingen inlichtingen mogen worden afgeleverd, met een definitie van de bedoelde openbare instellingen en instellingen. Het is dus niet meer nodig om ze te hernemen in de bepalingen betreffende het beroepsgeheim en de formulering van artikel 236bis W.Reg. kan worden vereenvoudigd.

Hetgeen hierboven in punt 2.4. is uiteengezet betreffende de wijziging van artikel 146bis W.Succ. is mutatis mutandis van toepassing op de wijziging van artikel 236bis W.Reg.

Tot slot wordt, in de parlementaire werken, gewezen op het verband tussen artikel 6 van de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten en de artikelen 146bis W.Succ. (Doc., Kamer, 2022-2023, n° 55-3342/001, memorie van toelichting, blz. 8-9).

Wanneer een doorgifte in bulk wordt opgezet met enig andere overheid of privéorgaan, schrijft artikel 20 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verstrekking van persoonsgegevens voor dat een protocol met deze derde entiteit moet worden afgesloten, behalve wanneer alle gegevens al voorzien zijn in de wet.

Het door de verwerkingsverantwoordelijke ondertekende protocol vormt in dat geval de machtiging door de verwerkingsverantwoordelijke (voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën), zoals vermeld in artikel 6 van voormelde wet van 3 augustus 2012. De ambtenaren van de AAPD die inlichtingen afleveren die onder het protocol vallen, blijven dus binnen het kader van het beroepsgeheim.

3.3.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023)

De wijzigingen aangebracht aan artikel 236bis W.Reg. zijn in werking getreden op 1 november 2023.

3.4. Invoeging van een nieuw artikel 236/2 W.Reg. – Delegatie aan de Koning

3.4.1. Overdracht van de delegatie aan de Koning (art. 12 van de wet van 31 juli 2023 en art. 79 van de wet van 12 mei 2024)

Naar analogie met punt 2.5. supra wordt een nieuw artikel 236/2 ingevoegd in het W.Reg. Dit artikel is van toepassing op hoofdstuk XVII van het W.Reg. en machtigt de Koning, om nader vast te leggen:

- de nadere regels voor het aanvragen en afleveren van inlichtingen en;

- de bewaartermijnen voor de aanvragen om inlichtingen en de verstrekte antwoorden die door de administratie worden ingediend in overeenstemming met de Archiefwet van 24 juni 1955(1).

----------

(1) Artikel 79 van de wet van 12 mei 2024 heeft artikel 236/2 W. Reg. ingevoegd door punt 3° toe te voegen dat de Koning de bevoegdheid geeft om de bewaartermijnen vast te stellen voor aanvragen van inlichtingen en verstrekte antwoorden ingediend door de administratie, in overeenstemming met de Archiefwet van 24 juni 1955. !

----------

De bevoegdheid om de nadere regels te bepalen betekent noodzakelijkerwijs de mogelijkheid om het gebruik van elektronische communicatiemiddelen voor te schrijven. Zo kan de Koning in geval van elektronische verzending voorzien in de verplichting om metagegevens te verstrekken met het oog op een vlotte behandeling van de aanvragen en een grotere rechtszekerheid (zie ook Doc., Kamer, 2022-2023, n° 55-3342/001, memorie van toelichting, blz. 7-8).

3.4.2. Inwerkingtreding (art. 14, eerste en tweede lid, van de wet van 31 juli 2023)

Het nieuwe artikel 236/2 W.Reg. is in werking getreden op 1 november 2024 (art. 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023). De Koning kon de inwerkingtreding echter vaststellen vóór 1 november 2024 (art. 14, tweede lid, van de wet van 31 juli 2023), maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De delegatie aan de Koning van de bevoegdheid om de bewaartermijnen te bepalen voor de aanvragen om inlichtingen en de verstrekte antwoorden van de administratie is in werking getreden op 8 juni 2024, d.w.z. de tiende dag na de bekendmaking van de wet van 12 mei 2024 in het Belgisch Staatsblad.

IV. Aanvraag en aflevering van inlichtingen

4.1. Nadere regels van de aanvraag en de aflevering van inlichtingen (art. 1 t.e.m. 4 van het KB van 11 december 2023)

De aanvraag wordt ingediend hetzij via een beveiligd elektronisch platform ter beschikking gesteld door de AAPD (MyMinfin), hetzij op papier.

Wanneer de aanvraag op papier wordt ingediend in het Nederlands, wordt deze vervolgens via een aanbieder van postdiensten verstuurd naar het volgende adres: Gaston Crommenlaan 6, 9050 Ledeberg.

Wanneer de aanvraag op papier wordt ingediend in het Frans, wordt deze vervolgens via een aanbieder van postdiensten verstuurd naar het volgende adres: Avenue Prince de Liège 133, 5100 Jambes.

De aanvraag op papier vermeldt het Rijksregisternummer, het ondernemingsnummer of het postadres van de aanvrager of het postadres waar de inlichtingen naar toe moeten worden verstuurd.

Alleen wanneer de aanvrager in zijn aanvraag zijn Rijksregisternummer of zijn ondernemingsnummer vermeldt, worden de inlichtingen ter beschikking gesteld op een beveiligd elektronisch platform van de AAPD.

In de andere gevallen worden de inlichtingen verzonden per post.

De administratie zal op termijn aanvraagformulieren hiervoor ter beschikking stellen.

Afschriften of uittreksels van aangiften van nalatenschap, van aangiften in de taks tot vergoeding van de successierechten, van registratieregisters en van geregistreerde akten en verklaringen waarvan de aflevering wordt gevraagd ingevolge een beschikking van een vrederechter, worden maar afgeleverd indien de aanvraag vergezeld gaat van die beschikking.

4.2. Verschuldigde retributies (art. 5 t.e.m. 7 van het KB van 11 december 2023 en artikel 9 van het KB van 25 juli 2024)

Deze bepalingen aangaande de betaling van de retributies vervangen het ministerieel besluit van 27 november 2017 tot vaststelling van de retributies voor het verstrekken van inlichtingen, getuigschriften, kopieën en uittreksels door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie in uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en van het Wetboek der successierechten.

De basisretributies verschuldigd voor het afleveren van inlichtingen bedragen vanaf 1 januari 2024(1):

1° voor de aflevering van de eigendomstitel van een onroerend goed: 20 euro;

2° voor de aflevering van de titels van zakenrechtelijke rechten op het goed gedurende de laatste 30 jaar: 60 euro;

3° voor de aflevering van een afschrift van of uittreksel uit geregistreerde akten en verklaringen: 10 euro;

4° voor de aflevering van een afschrift van of uittreksel uit een registratieregister: 5 euro;
5° voor de aflevering van een afschrift van of uittreksel uit een aangifte van nalatenschap, ongeacht of ze enkel bestaat uit een oorspronkelijke aangifte of ook uit aanvullende aangiften: 10 euro;

6° voor de aflevering van een afschrift van of uittreksel uit een aangifte in de jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten ongeacht of de aangifte enkel bestaat uit een oorspronkelijke aangifte of ook uit aanvullende aangiften: 10 euro;

7° voor het opzoeken van de vergoedingen bedoeld in artikel 145 van het Wetboek der successierechten, ongeacht of er al dan niet vergoedingen zijn: 60 euro.

----------

(1) Betreffende de opheffing van artikel 5, tweede lid, van het K.B. van 11 december 2023 zie supra punt 2.2.3. en de noot onderdaan bladzijde 1.!

----------

De meeste retributies worden verhoogd. Voor de aflevering van een afschrift van of uittreksel uit een aangifte van nalatenschap of een aangifte in de jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten wordt geen onderscheid meer gemaakt naargelang de verzoeker ervan. De aflevering bedraagt voortaan 10 euro voor eenieder.

Zoals voorheen worden de inlichtingen pas afgeleverd na de betaling van de retributie.

Deze bedragen zullen driejaarlijks geïndexeerd worden volgens de reeds geldende formule, met uitzondering van de afronding van het geïndexeerde bedrag.

4.3. Bewaartermijnen betreffende de aanvraag en de aflevering van inlichtingen (art. 7 en 8 van het KB van 25 juli 2024)

In uitvoering van de nieuwe bepalingen 146/1, 4° en 160, tweede lid, 4°, W.Succ. alsook 236/2, 3°, W.Reg. (zie hierboven, punt 4.1.1.3.), wordt in het koninklijk besluit van 25 juli 2024 een nieuw hoofdstuk II/1 ingevoegd met als opschrift “HOOFDSTUK II/1. – Bewaring” in het koninklijk besluit van 11 december 2023, waar in een nieuw artikel 4/1 voortaan uitdrukkelijk in een bewaartermijn wordt voorzien voor de aanvragen en de afgeleverde inlichtingen.

De termijn bedraagt 20 jaar.

4.4. Inwerkingtreding (art. 9 van het KB van 11 december 2023 en art. 11, eerste lid van het KB van 25 juli 2024)

Het koninklijk besluit van 11 december 2023 is in werking getreden op 1 januari 2024.

Het koninklijk besluit van 25 juli 2024 is in werking getreden op 1 september 2024.


Mots clés