De Belgische economie zou in 2020 krimpen met 10,6 % en zich in 2021 gedeeltelijk herstellen met een groei van 8,2 % (05/06/2020)

De coronapandemie en de inperkingsmaatregelen hebben een zware impact op de wereldeconomie. Ook de Belgische economie is in de eerste helft van dit jaar in een diepe recessie beland. Ons scenario gaat uit van een krachtige herneming in 2021 die de krimp van 2020 weliswaar slechts gedeeltelijk goedmaakt. De binnenlandse werkgelegenheid zou over 2020 en 2021 samen met 111 000 personen afnemen.


De huidige economische schok is ongezien in de naoorlogse periode en maakt het opstellen van vooruitzichten buitengewoon moeilijk. Deze cijfers worden gedetermineerd door enkele cruciale hypothesen over de omvang en de duur van de crisis en gaan gepaard met veel meer onzekerheden dan gewoonlijk. In dit scenario wordt o.m. verondersteld dat de heropstart in binnen- en buitenland niet in het gedrag komt door nieuwe inperkingsmaatregelen als gevolg van een heropflakkering van de pandemie. Dit is echter een belangrijk neerwaarts risico.


Overeenkomstig de wet van 21 december 1994 heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Deze macro-economische vooruitzichten houden enkel rekening met de maatregelen waarvan de toepassingsmodaliteiten met voldoende precisie gekend zijn.


Een uitzonderlijk negatieve schok voor de wereldeconomie

De wereldeconomie bevindt zich in een historische recessie als gevolg van de coronapandemie en de maatregelen ter bestrijding ervan. Deze recessie is niet alleen uitzonderlijk vanwege haar niet-economische oorsprong, maar ook omwille van het verlies aan economische activiteit overal ter wereld, want bijna alle sectoren in de geavanceerde economieën en in de groeilanden worden getroffen. Bovendien is de recessie het resultaat van een negatieve aanbodschok én een negatieve vraagschok. De werking van de toeleveringsketens en de uitvoering van investeringsprojecten worden verstoord doordat veel bedrijven hun activiteiten hebben teruggeschroefd als gevolg van de contactbeperkende maatregelen. Bovendien worden de restricties op het aanbod van een aantal consumptieve diensten slechts geleidelijk versoepeld. Aan de vraagzijde hebben de economieën hun uitvoer zien terugvallen, terwijl het aangetaste vertrouwen en het inkomensverlies van de gezinnen en de ondernemingen wegen op de particuliere consumptie en op de investeringen.


Scenario voor de heropstart

De onzekerheden over de verdere evolutie van de pandemie en over de effectiviteit van de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het virus en ter ondersteuning van de gezinnen en de ondernemingen, maken het opstellen van economische vooruitzichten buitengewoon moeilijk. Het hier voorgestelde scenario gaat uit van een diepe recessie in de eurolanden in de eerste helft van 2020, waarbij de economische activiteit in het tweede kwartaal nog sterker wordt getroffen dan in het eerste kwartaal. De versoepeling van de inperkingsmaatregelen en de omvangrijke steunmaatregelen van de overheden en de centrale banken zouden voor een stevige toename van de economische activiteit zorgen in de tweede helft van dit jaar en in 2021. Daarbij wordt verondersteld dat een herinvoering van inperkingsmaatregelen kan worden vermeden door het tijdig opsporen van besmettingshaarden. Niettemin wordt de krimp van de economische activiteit, die voor de eurozone geraamd wordt op 11 % in 2020, slechts gedeeltelijk ongedaan gemaakt met een economische groei van 8,5 % in 2021.


Ook de Belgische economie wordt zwaar getroffen

Midden maart werd de activiteit in grote delen van de Belgische economie teruggeschroefd of stilgelegd om de verspreiding van het virus onder controle te krijgen. Daardoor viel het bbp in het eerste kwartaal sterk terug (-3,6 %). Net als in de overige eurolanden wegen de inperkingsmaatregelen vooral in het tweede kwartaal op de economische activiteit en verloopt de heropstart van de economie heel geleidelijk. Bijgevolg zou de Belgische economie in het tweede kwartaal een nog forsere krimp laten optekenen (-20 %). De groei zou vervolgens hernemen door de afbouw van de restricties in binnenen buitenland en dankzij de overheidsmaatregelen om de economische schade voor de gezinnen en de ondernemingen te milderen. In dit scenario wordt vooral in het derde kwartaal een inhaalbeweging gemaakt (+16,6 %). Nadien zou de kwartaalgroei dynamisch blijven, maar zich gaandeweg normaliseren tegen midden 2022. Op dat moment zou het verlies aan economische activiteit van de Belgische privésector 4 % bedragen in vergelijking met een scenario zonder pandemie.


Op jaarbasis zou de Belgische economie in 2020 de grootste krimp kennen sinds de oorlogsjaren (-10,6 %), om vervolgens te hernemen met 8,2 % in 2021. Die evolutie doet zich – in meer of minder uitgesproken mate – voor bij alle bestedingscomponenten, met uitzondering van de overheidsconsumptie. Die laatste stijgt in 2020 met 3,1 % in volume, vooral als gevolg van een forse toename van de netto-aankoop van goederen en diensten (o.m. door de aanschaf van materiaal ter bestrijding van de pandemie).


In lijn met de recessie en het daaropvolgend herstel bij de handelspartners zou de Belgische uitvoer in 2020 terugvallen met 12 % en in 2021 aantrekken met 10,7 %. Deze ontwikkeling van de uitvoer leidt, in combinatie met die van de binnenlandse vraag, tot een daling van het invoervolume van 10,1 % in 2020, gevolgd door een stijging van 10 % in 2021.


De bedrijfsinvesteringen vertonen als bestedingscomponent de sterkste schommelingen. In 2020 zouden ze terugvallen met 21,2 %. De forse krimp van de economische activiteit, die gepaard gaat met een sterke daling van de industriële capaciteitsbezettingsgraad, en de voorlopig bijzonder onzekere vraagvooruitzichten zorgen ervoor dat weinig bedrijven momenteel geneigd zijn tot investeren. Ook de rendabiliteit staat in 2020 onder druk door de forse krimp van het bruto-exploitatieoverschot De door de overheid voorziene financiële tegemoetkomingen (hinder- en compensatiepremies) kunnen het omzetverlies slechts gedeeltelijk compenseren. De bedrijfsinvesteringen zouden in 2021 hernemen met 19 % in het licht van betere afzetperspectieven en een gunstige ontwikkeling van de rendabiliteit. De overheidsinvesteringen worden in de eerste helft van 2020 tijdelijk teruggeschroefd, waarna ze zich snel zouden normaliseren. Daardoor blijft hun terugval in 2020 beperkt tot 5,3 % en zorgt een niveau-effect voor een groeiversnelling tot 16,3 % in 2021.


Ondanks de omvang van de economische schok houdt het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren in 2020 relatief goed stand (-2,2 %), vooraleer in 2021 te hernemen met 2,9 %. De daling van de koopkracht in 2020 wordt beperkt door de overheidsmaatregelen om het verlies aan inkomen en aan werkgelegenheid te beperken (uitbreiding van het systeem van tijdelijke werkloosheid met een verhoogde uitkering voor werknemers; overbruggingsrecht en premies voor zelfstandigen). Bovendien is de afkoelende inflatie dit jaar lager dan de indexering van de lonen en van de sociale uitkeringen. Niettemin zou de particuliere consumptie in 2020 dalen met 8,9 %, wat toe te schrijven is aan het sterk aangetaste consumentenvertrouwen (als gevolg van de toegenomen vrees voor werkloosheid) en aan het noodgedwongen schrappen van bepaalde uitgaven (door de tijdelijke sluiting van handelszaken) die nadien niet altijd ingehaald zullen worden. Naarmate het aanbod minder beperkt wordt, zou de particuliere consumptie terugkeren naar een normaler niveau, wat gepaard gaat met een groei in 2021 (+7,5 %) die ruimschoots de toename van het reëel beschikbaar inkomen overtreft. De gezinsspaarquote zou dan ook terugvallen tot 15,1 % in 2021, na een forse stijging tot 18,8 % dit jaar, maar boven het niveau van 2019 (13 %) blijven. De investeringen in woongebouwen worden eveneens teruggeschroefd in 2020 (-14,6 %) en maken dat verlies gedeeltelijk goed in 2021 (+12,9 %).


De arbeidsmarkt ontsnapt niet aan de gevolgen van de economische terugval

De schok op de activiteit wordt op korte termijn grotendeels opgevangen door de afname van zowel de productiviteit per uur als de arbeidsduur. Voor de aanpassing van de arbeidsduur wordt daarbij uitgebreid beroep gedaan op de traditionele buffer van de tijdelijke werkloosheid, die naar aanleiding van de huidige crisis tijdelijk soepeler toegankelijk is (vooral voor bedienden) en ruimer dekking biedt voor het geleden inkomensverlies.


Dat neemt niet weg dat sinds de afkondiging van de inperkingsmaatregelen behoorlijk wat arbeidsplaatsen verloren gingen, vooral dan bij werknemers die tussen de mazen van het vangnet vallen (kortlopende contracten, interimarbeid). In het tweede kwartaal zou de werkgelegenheid daardoor met 37 000 personen afnemen. Tijdens de tweede jaarhelft wordt het werkgelegenheidsverlies aanzienlijk uitgediept (-106 000 personen). De productiviteit herstelt zich immers naarmate bedrijven minder geneigd zijn overtollige arbeidsuren aan te houden, terwijl de gesubsidieerde ondersteuning van het arbeidsvolume eveneens op haar limieten botst. Bovendien wordt ook de negatieve impact op de zelfstandige werkgelegenheid sterker voelbaar naarmate de federale en regionale steunmaatregelen worden afgebouwd. In jaargemiddelden blijft de afname van de werkgelegenheid dit jaar weliswaar beperkt tot 34 000 personen, rekening houdend met een aanzienlijk positief startpunt eind 2019.


De werkgelegenheid valt nog licht terug tijdens de eerste twee kwartalen van volgend jaar (-14 000 personen), maar herstelt zich geleidelijk tijdens de tweede jaarhelft (+38 000 arbeidsplaatsen). Desondanks blijft het verlies aan arbeidsplaatsen in vergelijking met een situatie zonder pandemie aanzienlijk. In jaargemiddelden zou de afname van de werkgelegenheid in 2021 (-77 000 personen) veel forser zijn dan dit jaar, wat toe te schrijven is aan een bijzonder ongunstig startpunt.

Ondanks de inzet van ruim bemeten beschermende maatregelen, ontsnapt de werkgelegenheid dus niet aan de gevolgen van de economische schok. Die ongunstige evolutie wordt weerspiegeld in een forse toename van de werkloosheid tussen maart 2020 en midden 2021 (+165 000 personen), gevolgd door een afname met 21 000 personen tijdens de tweede helft van 2021. In jaargemiddelden is de toename van de werkloosheid volgend jaar sterker (+88 000 personen) dan dit jaar (+61 000 personen). De (administratieve) werkloosheidsgraad stijgt van 8,9 % in 2019 tot 11,6 % in 2021, waardoor de winst die geboekt werd sinds 2015 verloren gaat.


De inflatie koelt tijdelijk af dankzij lagere energieprijzen in 2020

De gevolgen van de coronacrisis weerspiegelen zich op twee manieren in de consumptieprijzen. Ten eerste zijn de prijzen van energieproducten fors gedaald doordat de krimp van de economische activiteit leidde tot een sterke daling van de vraag naar olieproducten, aardgas en elektriciteit. Ten tweede was tijdens de eerste weken van de inperkingsmaatregelen een verbod op kortingen van kracht dat leidde tot tijdelijk hogere prijzen in de supermarkten. De olieprijs bereikte in april een dieptepunt en bevindt zich sindsdien op een stijgend pad, wat zal leiden tot een aantrekkende inflatie.


De onderliggende inflatie zou in de loop van dit jaar aan kracht inboeten tegen de achtergrond van de vraaguitval. Naarmate de heropstart van de economie op dreef komt, zou de onderliggende inflatie in 2021 enigszins hernemen.

Al bij al zou de totale inflatie afkoelen van 1,4 % in 2019 tot 0,8 % dit jaar en hernemen tot 1,3 % in 2021. De groei van de gezondheidsindex, die minder sterk wordt beïnvloed door het olieprijsverloop, zou dit jaar 1 % en volgend jaar 1,2 % bedragen. De overschrijding van de huidige spilindex (109,34) zou niet plaatsvinden in 2020 of in 2021.


Bron: Federaal Planburau

Mots clés

Articles recommandés

De drie basisrentetarieven van de ECB worden met 25 basispunten opnieuw verlagen.

Bedienden privésector (PC 200) loonindexering 1 januari 2025: prognose is 3,56%

3,20 % in november : de inflatie blijft stabiel zoals in oktober.