De overtreffende trap van legistiek negationisme

Alvorens we ingaan op de overtreffende trap van ‘legstiek negationisme’, lichten we eerst de basisvorm toe. ‘Negationisme’ staat voor het ontkennen of extreem minimaliseren van algemeen aanvaarde historische feiten. De term ‘legistiek’ is een synoniem voor ‘wetgevingstechniek’. Dat klinkt stuntelig en het is even vaag als ‘legistiek’. Dus houd ik het bij ‘legistiek’, wat staat voor de regels die bij het formuleren van wetten in acht moeten worden genomen.

De samenstelling van beide begrippen staat voor het feit dat de wetgever vanzelfsprekende principes eenvoudigweg negeert.

Er was eens een belastingplichtige die volgens de letter van de wet twee dagen te laat reageerde op de belastingadministratie. Vanuit een rechtvaardigheidsgevoel trok hij naar het Grondwettelijk Hof, om daar aan te kaarten dat de termijn die hem per post werd meegedeeld, niet kan beginnen op de datum van de verzending, maar wel wanneer hij de brief in de brievenbus vindt. Een terecht punt, oordeelde het Grondwettelijk Hof. Intussen is dat vaste rechtspraak geworden van het Hof. Telkens als een wet in een melding per post voorziet, moet de termijn beginnen op de derde werkdag na de verzending. Daar waar de wetgever op de vingers wordt getikt, wordt de wet aangepast. Maar de fiscale wetten zijn doorspekt van zulke termijnen. Je zou verwachten dat de wetgever het initiatief zou nemen om die systematisch aan te passen. Maar om onbegrijpelijke redenen gebeurt dat niet. Met als gevolg dat er willens en wetens ongrondwettelijke bepalingen in de fiscale wetgeving staan.

Het is pas als een belastingplichtige over zo’n bepaling struikelt en de euvele moed heeft om een lange en eenzame tocht naar het Grondwettelijk Hof te ondernemen, dat ze wordt aangepast. Legistiek negationisme dus.

Wie denkt dat dat het ergste democratische verwijt is dat kan worden gemaakt, heeft het mis. Er bestaat erger.

Terwijl het bij negationisme de wetgevende macht is die niet toegewijd en in overeenstemming met de beginselen van behoorlijk bestuur handelt, is de overtreffende trap het bewust negeren van vaste rechtspraak en heilige principes door de uitvoerende macht. Het zou de waarheid geweld aandoen te zeggen dat de voorbeelden legio zijn. Maar toch, het scheelt niet veel. Neem de saga van de Nederlandse pensioenen, waar het Hof van Cassatie de belastingadministratie herhaaldelijk in het ongelijk heeft gesteld. Toch wil de administratie niet van wijken weten. Het gaat zelfs zover dat een belastingplichtige die het jaar voordien zijn zaak gewonnen heeft, het jaar daarop opnieuw een foute aanslag krijgt. Kan gebeuren? Administratieve fout? Zelfs wanneer de belastingplichtige de administratie duidelijk in kennis stelt van die eerdere rechterlijke beslissing, wil die niet van haar standpunt wijken.

Over de roerende voorheffing op inkomsten uit Frankrijk, de zogenoemde FBB­-zaken, heeft de belastingadministratie in het zand gebeten voor het Hof van Cassatie. Toch legt ze zich niet neer bij die definitieve beslissing. In elk van die gevallen hebben de uitvoerende ambtenaren de toepassing buitengewoon gehinderd, maar ze zijn met handen en voeten gebonden aan het standpunt van de administratie of het uitblijven van duidelijkheid daarover. Dat verwijt is dus niet aan de individuele ambtenaar gericht, maar aan het systeem. Die overtreffende trap is ook juridisch gedefinieerd. Dat heet ‘knevelarij’: het bewust opleggen of innen van een kennelijk foutieve heffing of belasting. Artikel 234 van het Strafwetboek stelt dat dat strafbaar is. Het komt kort bij machtsmisbruik. Soms zou een klacht tegen onbekenden niet misplaatst zijn. Vreemd genoeg zou dat zelfs worden toegejuicht door heel wat wel rechtschapen belastingambtenaren. Pas als een belastingplichtige over een bepaling struikelt en naar het Grondwettelijk Hof stapt, wordt ze aangepast.

Bron: Trends 8 februari 2024



Mots clés