Onderrichtingen betreffende de toepassing van de Belgisch-Deense overeenkomst van 16 oktober 1969 tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
II. - Nadere toelichting en wijze van uitvoering van sommige bepalingen.
A. Inkomsten van in België gelegen onroerende goederen
B. Handels- en nijverheidswinsten
C. Belasting van roerende inkomsten in de bronstaat
1° Roerende inkomsten van Belgische afkomst genoten door verblijfhouders van Denemarken.
2° Roerende inkomsten van Deense afkomst genoten door verblijfhouders van België.
E. Artiesten en sportbeoefenaars
F. Pensioenen en andere sociale uitkeringen
G. Vermijding van dubbele belasting in België
1 ° Dividenden verkregen door een natuurlijke persoon
2° Dividenden verkregen door een vennootschap
I. Regeling voor onderling overleg
J. Wederzijdse bijstand voor de invordering van de belastingen
1. De op 16 oktober 1969 met Denemarken gesloten overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen werd goedgekeurd bij de wet van 11 december 1970 (Belgisch Staatsblad van 30 januari 1971, V. 1320) en is overeenkomstig artikel 30, § 1, op 31 december 1970 in werking getreden.
Zij is in België van toepassing op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten welke normaal zijn toegekend of betaalbaar gesteld met ingang van 1 januari 1971 en op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken eindigend na 31 december 1970.
2. Deze overeenkomst vertoont hetzelfde patroon als het modelverdrag van de OESO en als de laatste door België gesloten overeenkomsten, namelijk deze van 2.7.1965 met Zweden (V. 1204 - circ. 943), van 11.4.1967 met de Bondsrepubliek Duitsland (V. 1246 - circ. 954), van 30.6.1967 met Noorwegen (V. 1258 - circ. 945) en van 29.8.1967 met Groot-Brittannië (V. 1276 - circ. 948).
3. Aangezien de nieuwe overeenkomst in grote mate met deze akten overeenstemt, vereisen een bepaald aantal van haar bepalingen geen bijzondere toelichting. De hierna volgende onderrichtingen commentariëren de andere bepalingen van de overeenkomst en hernemen de richtlijnen van onmiddellijk belang die in de circ. van 11.2.1971, nr Ci.R9DK/256.350 werden verstrekt.
4. De inkomsten uit in België gelegen onroerende goederen die aan verblijfhouders van Denemarken toebehoren zijn in België belastbaar op grond van art. 6, ov. Denemarken mag deze inkomsten ook belasten doch moet de Belgische belasting op die inkomsten met zijn belasting verrekenen zoals dit is voorzien in art. 23, § 2, 1°, ov. Bijgevolg is de A.O.V. in België niet verschuldigd.
Deze inkomsten ondergaan dus enkel de O.V. en eventueel de B.N.V. volgens het gemeen recht.
5. Over 't algemeen zijn winsten van ondernemingen belastbaar in de Staat waarin de vaste inrichting is gelegen, die de winsten voortbrengt ; de definitie van het begrip « vaste inrichting » komt voor in art. 5, ov.
De aan de vaste inrichting toe te rekenen winst is die welke die inrichting zou kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen en die geheel onafhankelijk zou handelen (art. 7, § 2). Kosten van leiding en algemeen beheer gemaakt door de hoofdzetel van de onderneming mogen in mindering van de winst van de vaste inrichting worden gebracht in de mate dat zij ten behoeve van deze inrichting werden gedaan (art. 7, § 3, ov.).
6. De winsten van onderling afhankelijke ondernemingen mogen bovendien worden verbeterd om aldus overdreven winstverschuivingen te voorkomen (art. 9).
7. Bij gebrek aan een regelmatige boekhouding of andere afdoende gegevens die het mogelijk maken de aan de vaste inrichting van een onderneming van Denemarken toe te rekenen winst te bepalen, mag de Belgische belasting worden gevestigd op een volgens de Belgische wetgeving bepaalde grondslag
(art. 7, § 4). Dit sluit ondermeer de mogelijkheid in, de methode van vergelijking de bij art. 146, K.B. tot uitv. W.I.B. bepaalde forfaits, toe te passen.
Indien deze methode evenwel een dubbele belasting van dezelfde winsten met zich brengt, moet het geschil langs hiërarchische weg en door omstandig verslag aan het Hoofdbestuur worden onderworpen, met het oog op een raadpleging van de Deense belastingadministratie.
8. Meerwaarden uit de vervreemding van roerende goederen van een onderneming zijn eveneens belastbaar in de Staat waar de vaste inrichting tot het bedrijfsvermogen waarvan die goederen behoren, is gevestigd (art. 13, § 2, lid 1, ov.). Meerwaarden van onroerende goederen van de onderneming zijn in elk geval belastbaar in de Staat waarin die goederen zijn gelegen (art. 13, § 1, ov.).
9. In afwijking van de regel van de vaste inrichting stelt art. 8 de winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer uitsluitend belastbaar in de Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding der onderneming is gelegen. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een scheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de Staat waar dit schip zijn thuishaven heeft of, bij ontstentenis van een thuishaven, in de Staat waarvan de exploitant van het schip verblijfhouder is ; aan die Staat wordt aldus het uitsluitend recht toegekend de winsten te belasten.
Dezelfde regeling geldt voor de winsten uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer, alsmede van de roerende zaken die voor de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebezigd (art. 13, § 2, lid 2, ov.).
10. Tijdens de toepassingsperiode van artikel 8 van de overeenkomst van 16 oktober 1969 dienen de bepalingen niet meer te worden toegepast (cf. art. 30, § 3) van de op 21 december 1928 (V. 262) en 23 oktober 1961 (V. 1004) tussen België en Denemarken gesloten overeenkomsten ter vermijding van dubbele belasting respectievelijk van de inkomsten uit zeescheepvaartondernemingen en van de inkomsten uit luchtscheepvaartondernemingen ondernemingen (W.I.B., Deel V, hoofdstuk 2).
11. Ingevolge art. 10, § 2, ov., moet België de R.V op dividenden (en op als inkomsten van belegde kapitalen belastbare inkomsten) die met ingang van 1 januari 1971 door een Belgische vennootschap aan een verblijfhouder van Denemarken worden toegekend, beperken tot 15 t.h. van het brutobedrag van de dividenden.
De beperking is echter volgens art. 10, § 4, ov., slechts van toepassing indien het aandelenbezit dat de dividenden oplevert niet wezenlijk verbonden is met een vaste inrichting waarover de genieter in België zou beschikken.
12. De eventuele vermindering van de R.V. wordt verleend na overlegging van een aanvraag nr 276 Div. (DK) (1) ; wat de wijze van berekening en de ter zake te volgen procedure betreft wordt mutatis mutandis verwezen naar circ. 925b1s van 29.1.1968.
--------------
(1) De formulieren waarvan sprake in deze circ., kunnen worden bekomen op verzoek gericht aan de Documentatiedienst der directe belastingen, Belliardstraat 45, 1040 Brussel.
13. Ingevolge art. 11, §§ 2, 4 en 6, ov., moet België de R.V. op het normale bedrag van de interest van Belgische oorsprong, die met ingang van 1 januari 1971 aan een verblijfhouder van Denemarken wordt. toegekend, in de regel beperken tot 15 t.h. indien de genieter hier te lande niet over een vaste inrichting beschikt waarmede de schuldvordering of het deposito die de interest opleveren wezenlijk verbonden zijn.
De vermindering van de R.V. wordt verleend na overlegging van een aanvraag nr 276 Int. (DK) (2) en volgens de in circ. 925bis van 29.1.1968 uiteengezette procedure.
De voornoemde regeling is niet van toepassing op interesten die door de Belgische wetgeving als inkomsten van belegde kapitalen worden beschouwd, welke de in sub 11 en 12 hiervoren omschreven regeling der dividenden volgen (art. 11, § 3, 2° lid, 1°, ov.).
---------
(2) De formulieren waarvan sprake in deze circ., kunnen worden bekomen op verzoek gericht aan de Documentatiedienst der directe belastingen, Belliardstraat 45, 1040 Brussel.
14. Deze regeling is krachtens art. 11, § 3, lid 2, 2° tot 4° ook niet van toepassing op :
1° interest van handelsschuldvorderingen wegens termijnbetaling door een Belgische onderneming aan een Deense onderneming, van leveringen van koopwaar, goederen of diensten;
2° interest door een Belgische bank uitgekeerd aan een Deense bank;
3° interest van niet in effecten aan toonder verdeelde gelddeposito's bij Belgische bankondernemingen, daaronder begrepen Belgische openbare kredietinstellingen.
Ingevolge art. 11, § 3, 3° lid, ov., is de in 1° en 2° bedoelde interest aan de verdragsregeling voor winsten van ondernemingen (zie nr 5 hiervoren) onderworpen en is de in 3° bedoelde interest, naar het geval, aan diezelfde regeling onderworpen of wel in de bronstaat vrijgesteld onder de voorwaarden van art. 21, ov.
Deze uit de combinatie van art. 11, § 3, met de art. 7 en 21, ov., voortvloeiende regeling doet generlei afbreuk aan de vrijstellingen van de R.V. waarin het interne recht voorziet ten gunste van niet-verblijfhouders ; zij is integendeel in grote mate op het interne recht afgestemd. Verblijfhouders van Denemarken die ingevolge de Belgische wetgeving verkrijgbare vrijstelling· wensen te genieten, kunnen deze derhalve bekomen onder de voorwaarden en met inachtneming van de formaliteiten die in het kader van het intern recht zijn voorgeschreven (zie o.m. nrs 164/145 tot 149, 153 en 198, Com.LB.).
15. De verdragsregeling is echter in het sub 3° hierboven bedoelde geval ruimer wat de voorwaarden voor het bekomen van de vrijstelling betreft, daar zij de bedoelde interest in België slechts belastbaar stelt indien zij aan een vaste inrichting van de genieter zijn toe te rekenen, ongeacht of de betrokkene anderszins op zijn samengeteld inkomen van Belgische herkomst belastbaar is (bv. in het geval van een in Denemarken wonende beheerder met werkelijke en vaste functies in een Belgische vennootschap). Indien een verblijfhouder van Denemarken derhalve om vrijstelling verzoekt op grond van de overeenkomst, dient hij zulks te doen aan de band van de in nr 13 vermelde aanvraag nr 276 Int. (DK). In dit formulier moet hij in vak II, nr 3, 3°, vermelden dat hij om vrijstelling (in plaats van vermindering) verzoekt, met aanduiding van de verdragsbepaling waarop zijn verzoek steunt.
16. Royalty's van Belgische oorsprong die met ingang van 1 januari 1971 aan een verblijfhouder van Denemarken worden toegekend zijn ingevolge art. 12, § § 1, 3 en 5, ov., vrijgesteld van de R.V. ten belope van hun normaal bedrag, indien de genieter hier te lande niet over een vaste inrichting beschikt waarmede het recht of het goed dat de inkomsten oplevert wezenlijk verbonden is.
17. De te volgen procedure is gelijkaardig aan die welke voor dividenden en interest geldt ; de vrijstelling zal echter normaal aan de bron worden toegestaan.
De genieter van de royalty's dient een aanvraag in duplo over te leggen door middel van een formulier nr 276 R (DK) (3). Dit formulier moet ter bevestiging aan de bevoegde Deense belastingdienst worden gezonden ; vervolgens moet het worden gestuurd hetzij aan de Belgische schuldenaar binnen de tien dagen na de vervaldag van de royalty's (om vrijstelling van R.V. bij de bron te bekomen), hetzij aan de Hfd.cr. te Sint Joost-ten-Node 1 (om teruggaaf van de bij de bron gestorte R.V. te bekomen).
---------
(3) Cf. verwijzing (1) onder nr 12.
18. Volgens de art. 10 en 11, ov., moet de Deense belasting op dividenden en interest van Deense oorsprong verkregen door verblijfhouders van België in de regel maar op bepaalde voorwaarden, beperkt worden tot 15 t.h. van het brutobedrag van de inkomsten. Anderdeels, zijn de royalty's van Deense oorsprong verkregen door verblijfhouders van België krachtens art. 12, ov. - eveneens op bepaalde voorwaarden - vrijgesteld van Deense belasting.
19. Aangezien evenwel Denemarken volgens· zijn gemeen recht een bronheffing (van 30 t.h.) alleen op dividenden toegekend aan niet-verblijfhouders toepast en niet op interest en royalty's, is het enkel voor de dividenden dat in Denemarken bijzondere maatregelen moeten worden getroffen.
20. De vermindering tot 15 t.h. van de Deense belasting op dividenden wordt altijd bij wijze van terugbetaling verleend.
Om die vermindering te bekomen moet de genieter van de dividenden die aan de daartoe gestelde voorwaarden voldoet (of zijn behoorlijk gevolmachtigde vertegenwoordiger) de drie exemplaren van een aanvraag om vermindering van de Deense belasting nr U 21 B (4) invullen en ondertekenen. Hij bezorgt vervolgens de exemplaren nrs 1 en 2 van deze aanvraag aan de Belgische belastingdienst waartoe hij behoort en bewaart het exemplaar nr 3.
----------
(4) Cf. verwijzing (1) onder nr 12.
21. De Belgische belastingdienst bewaart het exemplaar nr 2 en bezorgt het exemplaar nr 1, na het van de vereiste bevestiging te hebben voorzien aan de aanvrager terug. Deze stuurt dit exemplaar rechtstreeks naar het « Kildeskattedirektoratet, Box 100, DK - 3460 Birkerod, Danemark »
De teveel geïnde belasting van dividenden wordt door de Deense administratie terugbetaald aan de aanvrager of aan zijn op het formulier aangeduide vertegenwoordiger.
22. De verblijfhouders van België moeten hun aanvraag om vermindering binnen de kortst mogelijke termijn indienen.
23. Ingevolge art. 14, § 1, ov., zijn die inkomsten belastbaar in de woonstaat van de genieter, tenzij deze in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Een verblijfhouder van Denemarken is bijgevolg in België belastbaar op de inkomsten uit een vrij beroep voor zover deze inkomsten aan een vaste basis in België kunnen worden toegerekend.
Deze regel geldt echter niet voor zelfstandige beroepsartiesten of sportbeoefenaars (zie nr 24).
24. Uit art. 17, ov., volgt dat de beroepsartiesten en de sportbeoefenaars, verblijfhouders van Denemarken, in België belastbaar zijn op de inkomsten die zij behalen uit hun werkzaamheden in België, ongeacht of deze werkzaamheden in dienstverband dan wel in de hoedanigheid van zelfstandige worden verricht.
25. Pensioenen en andere uitkeringen die ter uitvoering van de Belgische sociale wetgeving met ingang van 1 januari 1971 aan verblijfhouders van Denemarken worden betaald (inzonderheid de wettelijke pensioenen door de pensioenkassen betaald ter zake van een vroegere dienstbetrekking in de particuliere sector) zijn uitsluitend in België belastbaar (art. 18, § 2, ov.) ; zij moeten dus eventueel de volgens het gemeen recht verschuldigde B.V. bij de bron ondergaan. De aan die verblijfhouders boven hun wettelijk pensioen betaalde pensioenen (extra-wettelijke pensioenen) zijn slechts in Denemarken belastbaar (art. 18, § 1, ov.) ; bijgevolg zijn zij vrijgesteld van Belgische belastingen en ontsnappen zij aan de inhouding van de B.V.
26. Pensioenen en andere uitkeringen van Deense oorsprong van dezelfde aard als die hiervoren bedoeld, die met ingang van 1 januari 1971 aan verblijfhouders van België worden betaald, zijn op dezelfde voorwaarden, hetzij vrijgesteld van Belgische belastingen, hetzij belastbaar in de P.B. tegen het volle tarief (extra-wettelijke pensioenen).
27. Dubbele belastingheffing van inkomsten die door verblijfhouders van België uit Deense bronnen worden verkregen en volgens de overeenkomst in Denemarken mogen worden belast, wordt in de regel volgens de in onze recente overeenkomsten gevolgde methodes vermeden. De ter zake geldende regelen worden hierna bondig toegelicht.
28. Het F.B.B. wordt met de P.B. verrekend volgens de voorwaarden en tegen het tarief van het gemeen recht.
29. De Belgische vennootschappen die de aanslag van hun winsten in de P.B. niet hebben gekozen, kunnen desgewenst de R.V. van 10 t.h. bij de incassering ontgaan op dividenden van Deense aandelen die zij gedurende het volledige boekjaar van de uitdelende vennootschap in uitsluitende eigendom hebben gehad (art. 23, §1, 4°, ov.). De Deense dividenden die bij de incassering niet aan de R.V. zijn onderworpen blijven toch tot hun nettobedrag (90 of 95 t.h.) van de Ven.B. vrijgesteld, doch moeten dan later de R.V. ondergaan wanneer zij aan de aandeelhouders van de Belgische vennootschap uitgekeerd worden (Afwijking van art. 169, 2° en 3°, W.I.B.). Deze facultatieve vrijstelling kan worden toegepast op Deense dividenden die van 1 januari 1971 af worden toegekend of betaalbaar gesteld.
30. Om de toepassing van deze bijzondere regeling te bekomen moeten de betrokken vennootschappen bij de belastingdienst van hun gebied een aanvraag nr 276 Div. Conv. (5) indienen binnen de termijn waarin hun jaarlijkse aangifte in de Ven.B. moet worden ingestuurd. Deze procedure is dezelfde als die uiteengezet in circ. 16 april 1968, nr Ci.R9S/244.214, nrs 15 en 16.
-----------
(5) Cf. verwijzing (1) onder nr 12.
31. De toepassing van de hiervoren omschreven facultatieve regeling zou nochtans beperkt zijn tot dividenden van deelnemingen van een welbepaalde omvang, indien in België een gelijkaardige beperking zou worden ingesteld voor de toepassing van het principe « non bis in idem » op dividenden van Belgische oorsprong.
32. Het F.B.B. wordt overeenkomstig het gemeen recht verrekend, d.w.z. voor zover de interesten en de royalty's in Denemarken werkelijk werden belast.
Aangezien echter in dit land gewoonlijk geen belasting wordt geheven van interesten en royalty's die aan niet-verblijfhouders worden toegekend (cf. nr 19, hiervoren), zal de verrekening van het F.B.B. slechts toepassing vinden op het abnormale bedrag van interesten en royalty's en op voorwaarde dat de genieter bewijst dat dit bedrag werkelijk in Denemarken werd belast overeenkomstig de bepalingen van art. 11, § 6, of 12, § 5, ov.
33. Wat de andere inkomsten van Deense oorsprong betreft, die volgens de overeenkomst in Denemarken belastbaar zijn, verleent België vrijstelling van belasting ; voor de berekening van de P.B. die verschuldigd is op het overige inkomen van de genieter, natuurlijke persoon, worden de aldus vrijgestelde inkomsten evenwel in aanmerking genomen voor het bepalen van het belastingtarief (vrijstelling met progressievoorbehoud).
34. Om dubbele compensatie te vermijden van verliezen die een Belgische onderneming in haar Deense vaste inrichting heeft geleden, mag België bovendien belasting heffen van de winsten van die vaste inrichting, indien die winsten in Denemarken niet werden belast doordat zij er werden gecompenseerd met verliezen die, voor enig aanslagjaar, ook van in België belastbare winsten werden afgetrokken. Een gelijkaardige bepaling komt in alle recente Belgische overeenkomsten voor en is toegelicht in circ. 920, nr 39 (ov. met Frankrijk).
35. Art. 24, § 5, 1ste lid, ov., bepaalt dat de belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een Staat in de andere Staat heeft, in die andere Staat niet ongunstiger mag zijn dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Het 2° lid van voormelde bepaling kent België evenwel uitdrukkelijk het recht toe om de B.N.V./Ven. op de winsten van een vaste inrichting van een Deense vennootschap of van een Deense vereniging van personen tegen het tarief van het gemeen recht (art. 152, 2°, W.I.B.), verhoogd met de opcentiemen ten bate van het Sp.F. en eventueel met de opdeciem, te berekenen.
36. De overeenkomst bevat een speciale bepaling betreffende de regeling voor onderling overleg die aan de belastingplichtigen, die door dubbele belasting zijn getroffen of bedreigd, een speciale bezwaartermijn verleent van twee jaren vanaf de tweede aanslag (art. 25, § 1).
In het raam van die procedure kan een verblijfhouder van België, onverminderd de rechtsmiddelen van het gemeen recht, in geval van dubbele belasting ten gevolge van belastingheffing, in België en in Denemarken, een verzoek om herziening indienen bij de Belgische bevoegde autoriteit, d.w.z. gewoonlijk bij de in art. 267, W.I.B., vermelde gewestelijke directeur. In een zodanig geval stuurt de gewestelijke directeur een omstandig verslag aan het Hoofdbestuur met het oog op een eventuele raadpleging van de Deense belastingadministratie.
37. Art. 27, ov. voorziet, onder bepaald voorbehoud, in wederzijdse bijstand van de Belgische en de Deense administratie met het oog op de invordering van de in de overeenkomst bedoelde belastingen.
De in circ. 760 verstrekte richtlijnen zijn ter zake « mutatis mutandis » van toepassing, behoudens wanneer hierna het tegendeel bedongen is.
38. De verzoeken om bijstand uitgaande van Belgische ontvangers, evenals de stukken die betrekking hebben op die verzoeken of op verzoeken om bijstand ontvangen van de Deense administratie, moeten aan de Mechanografische dienst van Brussel, Wetstraat 38, 1040 Brussel, worden gestuurd.
Behalve in dringende gevallen waarin de verzending onmiddellijk moet geschieden, zendt deze dienst via het Hoofdbestuur (Directies IV/4-5), de verzoeken en stukken, die hij in de loop van de drie vorige maanden heeft ontvangen, binnen de eerste acht dagen van de maanden februari, mei, augustus en november naar het Deense Ministerie van Financiën, Skattedepartementets 7. Kontor, Christiansborg Slotsplads, 1218 K. Kopenhagen. Van de in het Nederlands gestelde verzoeken 174 C en van de er bijgevoegde stukken moet een Franse vertaling worden toegevoegd.
39. Andersom worden de verzoeken om bijstand en de stukken uitgaande van de Deense administratie door deze laatste periodisch verzonden naar de Mechanografische dienst, Wetstraat 38, 1040 Brussel, die ze aan de betrokken diensten overzendt; die verzoeken zijn op een speciaal drietalig (Deens – Frans – Nederlands) formulier gesteld waarop de datum is vermeld waarop de verjaring normaal intreedt.
40. Eenvoudigheid halve werd beslist dat er slechts om tussenkomst van de Deense of van de Belgische administratie, naar gelang het geval, zal worden verzocht voor aanslagen of groepen aanslagen, die ten minste 3.000 BF of 500 Deense kronen per belastingplichtige bedragen (nalatigheidsinteresten, verhogingen voor laattijdige betaling en vervolgingskosten inbegrepen).
Opmaken van de verzoeken om bijstand
41. De Belgische ontvangers stellen hun verzoeken om bijstand op overeenkomstig de nrs 20 tot 24 van circ. 760. Buiten de gewone inlichtingen moeten de dwangschriften nog vermelden : de woonplaats van de belastingplichtige in Denemarken en zo mogelijk, de voor beslaglegging vatbare goederen of inkomsten in dat land.
42. De verzoeken om bijstand van de Deense administratie vermelden dat de achterstallige belastingen waarvan de invordering wordt gevraagd, eisbaar zijn krachtens de Deense wetgeving en dat de door die wetgeving gestelde termijnen van verhaal verstreken zijn.
43. Ingeval in België ten laste van een nalatenschap belastingen moeten worden geïnd die in Denemarken verschuldigd zijn door een overleden belastingschuldige, zal iedere erfgenaam slechts aansprakelijk zijn voor het netto-aandeel dat hem uit de nalatenschap is te beurt gevallen.
44. Vooraleer vervolgingen in te spannen waarvoor gerechtelijke tussenkomst vereist is (uitvoerend beslag op onroerende goederen en arrestbeslag), brengeen de ontvangers aan het Hoofdbestuur (Directies IV/4-5) verslag uit op grond waarvan de Deense belastingadministratie zal worden geraadpleegd aangaande de gepastheid van dergelijke vervolgingen.
45. De vervolgingsakten betreffende de Deense belastingvoorderingen zijn vrijgesteld van zegel- en registratierechten (in Denemarken zullen de vervolgingsakten betreffende de Belgische belastingen aan geen zegelrecht of ander soortgelijk recht onderworpen worden).
46. De vervolgingskosten die de Belgische administratie vruchteloos zou hebben gedaan ter invordering van Deense belastingen, komen ten laste van de Belgische Staat; deze bepaling is wederkerig.
Overmaking van de ingevorderde sommen.
47. De bedragen die door Belgische ontvangers zijn geïnd ingevolge verzoeken om bijstand van de Deense administratie worden de dag zelf van de inning overgeschreven op P.R. nr 24.48 van de ontvanger te Brussel 3. Op het girostrookje wordt naar de Belgische-Deense overeenkomst verwezen en worden daarenboven vermeld :
- de naam van de Deense belastingschuldige;
- de datum en het kenmerk van het verzoek om bijstand van de Deense administratie.
48. Binnen de eerste vijftien dagen van de maanden februari, mei, augustus, november, schrift de ontvanger te Brussel 3 het totale bedrag van de tijdens de vorige drie maanden ten bate van de Deense Schatkist ontvangen sommen over op de rekening nr 87.002 van de Nationale Bank van Denemarken geopend bij de National Bank van België voor rekening van belastingen van het Deense Ministerie van Financiën). Op het girostrookje wordt naar de Belgische-Deense overeenkomst verwezen.
49. De dag zelf van de overdracht zendt de ontvanger te Brussel 3 aan het Deense Ministerie van Financiën, Skatte-departementets 7, Kontor, Christiansborg Slotsplads, 1218 K. Kopenhagen, een bericht met de omstandige opgave van de overgeschreven sommen en voor elke geïnde aanslag, de onder nr 47 hierboven voorgeschreven vermeldingen.
50. De in Denemarken ten bate van de Belgische Schatkist geïnde sommen worden onmiddellijk gestort op de rekening van de Nationale Bank van België bij de National Bank van Denemarken te Kopenhagen, voor de rekening van de Belgische ontvanger van wie het verzoek om bijstand uitgaat. De in Denemarken geïnde sommen zullen dus door bemiddeling van de Nationale Bank bij gezegde ontvanger toekomen.
Bron: Fisconetplus