Europa: een thuis voor industrie

“Als de industrie verdwijnt in Europa, dan is het maar zo”, stelde voormalig chief economist van DG Competitie (De Tijd 5 Augustus 2023). Ik hoorde het in Keulen donderen. Ja, dat was de stelling 15 jaar geleden maar ondertussen heeft de commissie een strategisch plan opdat Europa opnieuw een thuis voor de industrie zou worden.

Exit industrie

De fundamentele vraag is inderdaad of er nog plaats is voor industrie in Europa. Zoals menigeen weet, had de industrie in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw een kwalijke, vaak vervuilende, reputatie. Men was de industrie liever kwijt dan rijk. Tussen het jaar 2000 en 2010 verliet 40% van de ondernemingen met 50 werknemers of meer Europa geheel of gedeeltelijk, vooral op zoek naar lageloonlanden. Maar ook logistieke problemen, overdreven milieureglementering, administratieve lasten, fiscale reguleringen en het overwicht van de vakbonden duwden de industrie richting uitgang. De industrie verdween, en dat was maar zo.

Resultaat van deze exodus is dat het soortgelijk gewicht van de industrie minder bedraagt dan 20% van het bruto binnenlands product in Europa. Dit gemiddelde verbergt het grote verschil tussen bijvoorbeeld landen zoals België of Frankrijk, waar het gewicht van de industrie nog slechts ongeveer 15% bedraagt, en aan de andere kant van het spectrum landen zoals Duitsland of regio’s zoals Baskenland waar de industrie 25% van het bruto binnenlands product vertegenwoordigt.

Andere tijden

De wereld is veranderd. Een container van China naar Europa is de laatste jaren stukken duurder geworden, terwijl de Chinese loonkosten in tien jaar tijd (tussen 2005 en 2016) stegen met 300%. De exodus viel dan ook stil in het vorige decennium. Naast de stijgende kosten, maakt het belang van ecologische voetafdruk en het bewustzijn van consumenten, dat offshoren helemaal niet meer interessant is. Menig lezer zal opmerken dat de loonhandicap belangrijk blijft voor een bedrijf dat bijvoorbeeld België, Duitsland of Frankrijk omwille van de loonlasten heeft verlaten en nog steeds niet kan concurreren met Chinese lonen. Dat klopt, maar als het loonverschil een doorslaggevende factor blijft, zoals dat bijvoorbeeld bij massaproductie het geval is, dan zijn er binnen Europa ook lageloonlanden zoals Bulgarije, Croatia of Roemenië waar de loonkost driemaal lager ligt dan in België of Duitsland (14 euro per uur tegenover 42 euro), landen die vandaag zonder problemen kunnen concurreren met landen zoals China of Vietnam. In plaats van die landen te subsidiëren, zouden we hen beter omturnen tot industriële oorden in Europa.


Digitalisatie en competitiviteit

Bovendien maakt een ver doorgedreven digitalisatie dat de arbeidskosten een steeds beperkter aandeel van de totale kosten uitmaken. We kunnen dus de Europese industrie met verdere digitalisering competitiever maken door samenwerking, allianties en ecosystemen. Een sprekend voorbeeld is de alliantie die de Commissie op het vlak van chips en halfgeleiders opgezet heeft. Het marktaandeel van deze strategische producten bedraagt nog nauwelijks 9% van de wereldwijde capaciteit. Door een alliantie van bedrijven uit de hele waardeketen tussen verschillende bedrijven en landen op te zetten, wil Europa dit opschroeven tot 20% in 2030. Het Leuvens IMEC is een van de speerspelers van die alliantie.

Dergelijke filosofie weerspiegelt het doel om Europa een thuis voor industrie te maken zoals vooropgesteld in de door de Commissie in mei 2021 geactualiseerde industriële strategie. Het herstelfonds van 750 miljard euro en het klimaatfonds van 72 miljard euro, gespijsd door emissierechten, moet de industrie daarbij ondersteunen. De green deal werd, als reactie op de Amerikaanse inflation reduction act, begin dit jaar omgedoopt tot de green industrial deal met als doel, ik citeer, “de concurrentiekracht van de Europese industrie te verbeteren en de overgang naar klimaatneutraliteit te vergemakkelijken”. Binnen dit plan werden ook de regels voor Staatssteun versoepeld, iets waar de lidstaten sindsdien gretig gebruik van maken, en werden bijkomende fondsen vrijgemaakt.


Stop dichotomisch denken

Impliceert Europa’s ambitie om het eerste CO2-neutrale continent ter wereld te worden dat de exodus van de industrie best verder gaat? Nee, natuurlijk niet. Polluerende industrie verder delocaliseren naar Aziatische oorden waar de milieu-reglementering minder streng is dan in Europa, is op planetair vlak nefast maar is ook economisch en strategisch onverantwoord. Produceren in China en van daar de Europese markt bedienen is niet echt de meest ecologische keuze.

De gewijzigde economische parameters en het nieuw industrieel beleid moeten er nu toe leiden dat Europa zich opnieuw industrialiseert. Ja, een globale benadering, incluis fiscaal beleid en vergunningsbeleid is noodzakelijk om strategisch onafhankelijk te zijn. Een 100% diensteneconomie is geen duurzaam economisch model voor Europa. Een streefdoel van 20 tot 25% aandeel van de industrie in de het BBP zou Europa duurzaam en strategisch onafhankelijker maken. Dergelijke onafhankelijkheid is een noodzaak in de huidige geopolitieke context. Ja, we hebben de industrie broodnodig in Europa.

Mots clés

Articles recommandés

Blijvende onzekerheid ontrent de fiscale neutraliteit van de vereenvoudidge zusterfusie ...

Beloven, beloven, beloven…