Vóór 1 januari 2020
Aangezien het Wetboek van vennootschappen en verenigingen pas vanaf 1 januari 2020 1 van toepassing zal zijn op de vennootschappen die reeds bestaan bij de inwerkingtreding ervan blijven de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen over de procedure van kapitaalverhoging van toepassing tot 31 december 2019.
Voor vennootschappen die van de gelegenheid van de statutenwijziging bij de kapitaalsverhoging gebruik maken om te kiezen voor opt-in 2 is het Wetboek van vennootschappen en verenigingen pas van toepassing vanaf de publicatie van de statutenwijziging in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. Het verslag van de commissaris over de inbreng in natura dat vóór die datum moet worden voorgesteld aan de AV die over de kapitaalsverhoging moet beraadslagen moet dus in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen. Omgekeerd zijn vanaf de publicatie alle bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van toepassing en kan de vennootschap bijgevolg het Wetboek van vennootschappen niet langer toepassen.
Vanaf 1 januari 2020
Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen 3 is van toepassing op vennootschappen die reeds bestaan bij de inwerkingtreding ervan. Bijgevolg moeten bestaande vennootschappen hun statuten in overeenstemming brengen met de bepalingen van het WVV ter gelegenheid van de eerstvolgende statutenwijziging (TENZIJ: wijziging die voortvloeit uit de toepassing van het toegestane kapitaal, de uitoefening van inschrijvingsrechten of de conversie van converteerbare obligaties) en dit uiterlijk op 1 januari 2024 4 .
Bovendien zijn de dwingende bepalingen onmiddellijk van toepassing vanaf 1 januari 2020 en worden de statutaire bepalingen die in strijd zijn met deze dwingende bepalingen voor niet geschreven gehouden.
Tot slot zijn de aanvullende bepalingen van het WVV van toepassing tenzij ze in strijd zijn met statutaire bepalingen 5 .
Anders gezegd is het volledige Wetboek van vennootschappen en verenigingen vanaf 1 januari 2020 van toepassing op vennootschappen die reeds bestonden bij de inwerkingtreding ervan. De vennootschappen moeten hun statuten echter in overeenstemming brengen (bepaalde bepalingen zijn ongeldig omdat ze in strijd zijn met de dwingende bepalingen van het nieuwe Wetboek, bepaalde bijkomende formaliteiten moeten worden vervuld, vennootschappen waarvan de vorm verdwijnt moeten zich in overeenstemming brengen met hun nieuwe vorm enz.). De leden van het bestuursorgaan zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de vennootschap, vereniging of stichting, of door derden ten gevolge van de niet-nakoming van deze verplichting 6 .
Dit betekent dat bij aanvullende inbreng met uitgifte van nieuwe aandelen:
Op 1 januari 2024 zullen de Comm.VA’s, VSO’s, LV’s, ESV’s, CVOA’s en CVBA’s die niet aan de nieuwe definitie van een CV9 voldoen en de beroepsverenigingen die nog niet in een andere rechtsvorm zijn omgezet van rechtswege als volgt worden omgezet 10:
1 Art. 39, §1, lid 1 van de wet van 23 maart 2019:
“Op de vennootschappen, verenigingen en stichtingen die bestaan op de dag van de inwerkingtreding van deze wet is het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voor het eerst van toepassing op 1 januari 2020. Vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid, en stichtingen worden geacht te bestaan vanaf de dag waarop zij rechtspersoonlijkheid hebben verkregen.”
2 Art. 39, §1, lid 2 van de wet van 23 maart 2019:
“Vanaf de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad kunnen de in het eerste lid bedoelde vennootschappen, verenigingen en stichtingen evenwel beslissen de bepalingen van hetzelfde Wetboek toe te passen vóór 1 januari 2020. Deze beslissing vereist een statutenwijziging. Als een in het eerste lid bedoelde vennootschap, vereniging of stichting van deze mogelijkheid gebruik maakt, dient zij haar statuten aan de bepalingen van het Wetboek aan te passen en wordt het Wetboek op haar van toepassing vanaf de dag van de bekendmaking van deze statutenwijziging maar ten vroegste op 1 mei 2019.”
3 Art. 39, §1, lid 1 van de wet van 23 maart 2019:
4 Art. 39, §1, lid 3 van de wet van 23 maart 2019:
“De in het eerste lid bedoelde vennootschappen, verenigingen en stichtingen moeten hun statuten in overeenstemming brengen met de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ter gelegenheid van de eerstvolgende statutenwijziging na 1 januari 2020, tenzij deze statutenwijziging voortvloeit uit de toepassing van het toegestane kapitaal, de uitoefening van inschrijvingsrechten of de conversie van converteerbare obligaties. In ieder geval moeten de statuten uiterlijk op 1 januari 2024 met de bepalingen van hetzelfde Wetboek in overeenstemming worden gebracht. De leden van het bestuursorgaan zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de vennootschap, vereniging of stichting, of door derden ten gevolge van de niet-nakoming van deze verplichting.”
5 Art. 39, §2, lid 1 van de wet van 23 maart 2019:
“Vanaf 1 januari 2020 of, voor de vennootschappen, verenigingen of stichtingen die van de in paragraaf 1, tweede lid bedoelde mogelijkheid hebben gebruik gemaakt, vanaf de dag van de bekendmaking van de in dat lid bedoelde statutenwijziging, zijn de dwingende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van toepassing. Statutaire bepalingen die in strijd zijn met deze dwingende bepalingen worden vanaf die dag voor niet geschreven gehouden. De aanvullende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden slechts van toepassing in zoverre zij niet door statutaire clausules worden uitgesloten.”
6 Art. 39, §1, lid 3 van de wet van 23 maart 2019.
7 Art. 6:1 WVV.
8 Art. 41, §1, 3e streepje van de wet van 23 maart 2019:
“- de dwingende bepalingen van hetzelfde Wetboek die op de besloten vennootschap toepassing vinden met uitzondering van boek 2, titel 7, en boek 5, titels 5 en 6, toepasselijk worden op de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die niet aan de definitie van coöperatieve vennootschap in artikel 6:1 van het Wetboek beantwoordt.” Echter: “In geval van tegenstrijdigheid tussen dwingende bepalingen van hetzelfde Wetboek en dwingende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen respectievelijk de wet van 31 maart 1898 op de beroepsvereniging, prevaleren de dwingende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.”
9 Art. 6:1 WVV
10 Art. 41, §2 van de wet van 23 maart 2019:
Bron: IBR - Nieuw Wetboek van vennootschappen en verenigingen
Het IBR biedt geen enkele garantie en draagt geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de informatie verstrekt op zijn website. De lezer en in het algemeen de bezoeker van de website blijven als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.