FBB op Franse dividenden - Fiscus verduidelijkt de praktische regels voor de terugvordering

In een recente nieuwsbrief werd al gemeld dat de Fiscus zich neerlegt bij het arrest van het Hof van Cassatie van 15 oktober 2020 waarin voor de tweede maal bevestigd wordt dat een Belgische inwoner-particulier op basis van het Belgisch – Frans dubbelbelastingverdrag recht heeft op de verrekening van een forfaitair belastingkrediet van 15 % van het netto-dividend ‘aan de Belgische grens’.


Voor cijfervoorbeelden, waarbij vastgesteld kan worden dat het bedrag van dat krediet verschillend kan zijn naargelang de Franse bronheffing die werd ingehouden, verwijzen wij naar onze eerdere nieuwsbrieven hierover.


Aansluitend op de “berusting” in het cassatie-arrest, heeft de Centrale administratie nu een circulaire gepubliceerd in de vorm van een FAQ (Frequently Asked Questions), die de Belgische particulier wegwijs moet maken in de manier van recuperatie van het FBB (Circulaire 2021/C/49 - FAQ van 28 mei 2021 betreffende het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting (FBB) en dividenden van Franse oorsprong)


Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de kalenderjaren waarin dit Franse dividend geïnd werd.


1. Verhaalmogelijkheden per kalenderjaar

Wij trachten hierna de regels die de Administratie voorstelt, per kalenderjaar samen te vatten.


1.1. Franse dividenden ontvangen in het kalenderjaar 2020

De fiscus stelt eenzelfde manier voor van recuperatie van FBB zowel voor Franse dividenden die eerst in het buitenland geïnd werden en die verplicht aangegeven moeten worden in de aangifte personenbelasting, als voor Franse dividenden die rechtstreeks op een Belgische bankrekening gestort werden en waarop bevrijdende roerende voorheffing werd ingehouden.

Voor beide gevallen stelt de administratie voor om de Franse dividenden “aan te geven in de passende rubrieken van het vak VII (inkomsten van kapitalen en roerende goederen) van de aangifte in de personenbelasting (aanslagjaar 2021), en niet na te laten om ook rubriek F in te vullen (inkomsten waarop een bijzonder aanslagstelsel van toepassing is)”.

De circulaire preciseert echter niet onder welke code(s) van vak VII de dividenden gemeld moeten worden zodat het raadzaam is waakzaam te zijn voor een correcte aangifte om enige discussie hierover te vermijden. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende codes naargelang roerende voorheffing werd ingehouden of niet, en – indien ingehouden – aan welk tarief er werd ingehouden.


1.2. Franse dividenden ontvangen in kalenderjaar 2019

Indien de dividenden in het buitenland geïnd werden en vervolgens verplicht aangegeven werden en er geen verrekening plaatsvond in het betreffende aanslagbiljet, dan kan er een bezwaar ingediend worden binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzendingsdatum van het aanslagbiljet dat betrekking heeft op de aanslag die de belasting van de dividenden omvat.


Indien de dividenden rechtstreeks op een Belgische rekening werden gestort met inhouding van Belgische RV en niet gemeld werden in de aangifte PB – aanslagjaar 2020, dan zou het FBB nog verrekend kunnen worden indien de dividenden vooralsnog in een aanslag opgenomen worden. In de circulaire wordt het voorbeeld van een wijziging van aangifte vermeld.


Naar onze mening kan hier ook nog een rechtzetting gebeuren door een bezwaar in te dienen tegen het eerder ontvangen aanslagbiljet wegens een vergissing in rechte.


Mocht de bezwaartermijn van 6 maanden en 3 dagen reeds verstreken zijn, dan kan geopteerd worden voor ofwel een ontheffing van ambtswege (artikel 376 WIB 92), ofwel een aanvraag tot terugbetaling in te dienen tegen de ingehouden RV (artikel 368 WIB 92) naargelang de concrete situatie.


1.2.1. Ambtshalve ontheffing (art. 376 WIB 92)

De adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar verleent ambtshalve ontheffing van de overbelastingen die voortvloeien uit materiële vergissingen, uit dubbele belasting, alsmede van die welke zouden blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen.

Een ambtshalve ontheffing kan gevraagd worden tot vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd. De terugvordering kan dus teruggaan tot inkomstenjaar 2015 in de veronderstelling dat de dividenden dan in 2016 werden aangegeven via de aangifte inzake personenbelasting en de aanslag gevestigd werd in 2017.

In de nieuwe circulaire wordt gemeld dat deze ambtshalve ontheffing niet mogelijk is voor de verrekening van het FBB omdat:

  • er geen sprake kan zijn van dubbele belasting die respectievelijk werd geheven in België en in Frankrijk, en
  • de uitspraak van het Hof van Cassatie geen nieuw feit is.

Wij menen dat dit standpunt van de administratie voor discussie vatbaar is en dat er toch argumenten ingeroepen kunnen worden om de FBB-verrekening toe te kunnen passen.


Zo kan men bv. in eerste instantie erop wijzen dat zowel het antwoord van de minister van Financiën op de parlementaire vraag nr° 123 van 30 november 2020 van de heer Leysen (Vr. en Antw. Kamer 2020-2021, 27 januari 2021, nr.B0036, 201, vraag nr.123) als de circulaire (2021/C/49 – FAQ) van 28 mei 2021 ingeroepen kunnen worden als nieuwe feiten.


Wat de eventuele dubbele belasting als argument betreft, stelt de administratie dat er geen sprake kan zijn van dubbele heffing omdat het Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag beide staten uitdrukkelijk machtigt om belasting te heffen over deze dividenden. Niettemin kan hiertegen ingeroepen worden dat er toch nog dubbele belasting is in de mate dat er geen FBB-verrekening gebeurde zoals voorzien wordt in dat dubbelbelastingverdrag.


Het standpunt van de belastingautoriteiten is verbazingwekkend daar het ontbreken van een verrekening van het FBB reeds door enkele rechterlijke instanties werd beschouwd als een dubbele heffing die recht geeft op een ambtshalve ontheffing.


1.2.2. Aanvraag tot terugbetaling van ingehouden RV

De circulaire spreekt met geen woord over de mogelijkheid om het FBB te recupereren door middel van een aanvraag tot terugbetaling van ingehouden RV met een terugvraagtermijn van 5 jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar waarin de roerende voorheffing gestort is geweest.


Bijgevolg kan een aanvraag tot terugbetaling worden ingediend voor dividenden verkregen sinds 1 januari 2017.

Deze mogelijkheid tot terugbetaling van de teveel ingehouden roerende voorheffing werd bovendien tot tweemaal toe bevestigd door het Hof van Beroep van Gent in het voordeel van de belastingplichtige. Het betreft meer in het bijzonder de arresten van 15 december 2020 en 21 april 2021.


Het feit dat het Belgisch intern recht geen verrekening van FBB voorziet ingeval van toepassing van bevrijdende roerende voorheffing (art. 313 WIB92), zo oordeelt het hof, is namelijk van ondergeschikt belang en kan geen afbreuk doen aan de lezing die aan artikel 19, A1, 2e lid van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag gegeven moet worden, te weten een autonoom recht op verrekening van FBB ongeacht de eventuele beperkingen van Belgisch recht.


Gelet op deze positieve rechtspraak van het Gentse Hof van Beroep, menen wij dat de belastingplichtige zijn rechten kan vrijwaren door de FBB-verrekening te vragen in een aanvraag tot terugbetaling van de inhouding van RV, althans voor zover de andere oplossingen niet meer mogelijk zijn wegens het verstrijken van de aangifte- en/of bezwaartermijn tegen het persoonlijk aanslagbiljet.


1.3. Franse dividenden ontvangen in kalenderjaar 2018 en vroeger

Vermits er waarschijnlijk al meer dan 6 maanden en 3 dagen verlopen zijn sinds de verzending van het aanslagbiljet personenbelasting naar de betrokken belastingplichtige, kan de verrekening enkel nog maar gevraagd worden binnen de langere termijnen van een ambtshalve ontheffing of die van een aanvraag tot terugbetaling van de ingehouden RV.


2. Enkele algemene opmerkingen
2.1. Netto-bedrag voor berekening FBB

In de circulaire wordt bevestigd dat bij toepassing van het nieuwe tarief van Franse bronheffing van 12,8 %, het FBB van 15% berekend wordt op het saldo van 87,2 EUR (in de veronderstelling dat het bruto uitgekeerd dividend 100 is). Op dit bedrag wordt Belgische belasting van 30 % (hetzij 26,16) berekend, waarmee 13,08 FBB verrekend kan worden. Na verrekening van het FBB zal een Belgische particulier bijgevolg 74,12 overhouden. Hierdoor kan men uiteindelijk meer netto overhouden van een Frans dividend dan bijvoorbeeld bij een louter Belgisch dividend (waar het netto 70 is).


2.2. Impact aanvraag vrijstelling van personenbelasting

In de circulaire wordt ook een standpunt ingenomen ten aanzien van de verrekening van het FBB voor dividenden die eveneens onder een andere code aangegeven worden om te genieten van een vrijstelling van personenbelasting (voor een maximumbedrag van 800,00 euro). De FBB-verrekening kan volgens de administratie slechts gebeuren voor dividenden van Franse oorsprong die effectief belast werden (worden) in België. In de mate dat het dividend werd aangegeven voor deze specifieke vrijstelling van personenbelasting, verliest men het recht op FBB.


2.3. Geen automatische rechtzetting andersluidende beslissingen in verleden

Voor dossiers van belastingplichtigen waaromtrent in het verleden reeds een negatieve beslissing genomen werd in een procedure van bezwaar bij de administratie, zal er geen automatische rechtzetting gebeuren op basis van de nieuwe cassatierechtspraak. Zolang de termijn niet is verstreken, kan wel nog een verzoekschrift worden neergelegd bij de rechtbank van eerste aanleg om de situatie recht te zetten.


Vincent Vercauteren - Partner (vincent.vercauteren@tiberghien.com)

Griet Vanden Abeele - Partner (griet.vandenabeele@tiberghien.com)

Dirk Coveliers - Counsel (dirk.coveliers@tiberghien.com)

Yannick Cools - Associate (yannick.cools@tiberghien.com)


Bron: Tiberghien

Mots clés