• FR
  • NL
  • EN

Gecapitaliseerde intresten: fiscaal risicovoller dan het lijkt

Gecapitaliseerde intresten lijken voor veel beleggers een slimme manier om hun investering te laten groeien: de intresten worden niet uitgekeerd, maar bij het kapitaal gevoegd, waardoor ze op hun beurt extra intresten opbrengen. Fiscaal gezien is deze techniek echter niet zonder risico. Een recent arrest van het Gentse hof van beroep (15 oktober 2024) bevestigt dat deze 'niet-uitbetaalde' intresten toch aanleiding kunnen geven tot roerende voorheffing.

Fiscale basisprincipes

Op intresten die Belgische particuliere beleggers ontvangen, is roerende voorheffing (RV) van 30% verschuldigd. Volgens artikel 267 van het WIB 92 is die RV verschuldigd zodra de intresten worden toegekend of uitbetaald.

  • Uitbetaling: de intresten zijn opvraagbaar en effectief beschikbaar voor de begunstigde.
  • Toekenning: het recht op de intrest is onvoorwaardelijk vastgesteld, ook als er geen onmiddellijke betaling gebeurt.

Met andere woorden: zodra een belegger een zeker en vast recht heeft op de intrest, wordt die als 'toegewezen' beschouwd – en dus belastbaar.


Casus voorgelegd aan het hof van beroep te Gent

Een SRL gaf obligaties uit met jaarlijkse intrestbetaling. Door financiële moeilijkheden besliste de algemene vergadering van obligatiehouders in december 2019 om de intresten te kapitaliseren: ze zouden dus niet worden uitgekeerd, maar toegevoegd aan het kapitaal. Uiteindelijk kregen de beleggers die intresten nooit uitbetaald, want de onderneming ging ten onder. Toch eiste de fiscus RV op de jaren 2019 en 2020.

Het hof van beroep gaf de fiscus gelijk. Volgens het hof waren de intresten op dat moment ‘opeisbaar’ en dus beschikbaar. De beslissing om te kapitaliseren werd door de beleggers mee goedgekeurd, en dus was er een onvoorwaardelijke toekenning. Dat die intresten uiteindelijk niet betaald werden, verandert daar niets aan: de fiscale heffing blijft gelden.


Wat met kapitalisatiebons?

De belegger voerde aan dat het financiële instrument na de wijziging gelijkgesteld moest worden met een kapitalisatiebon: zo’n product keert de intresten pas uit bij vervaldag, samen met het kapitaal. Het hof volgde deze redenering niet. De jaarlijkse intresten bleven bestaan, en werden enkel anders aangewend. Daardoor was er volgens het hof geen sprake van een werkelijk nieuw product.


Samenvattende tabel

Situatie

RV verschuldigd?

Opmerkingen

Jaarlijkse uitbetaling van intresten

Ja

Klassieke uitbetaling of terbeschikkingstelling

Gecapitaliseerde intresten met instemming van belegger

Ja

Wordt beschouwd als toekenning

Intresten geblokkeerd zonder akkoord van begunstigde

Nee

Geen toekenning zonder instemming

Kapitalisatiebon (intresten bij vervaldag uitbetaald)

Nee (tot vervaldag)

Belastbaar pas bij effectieve uitbetaling

Boekhoudkundige inschrijving zonder individuele aanduiding

Variabel

Op zich niet doorslaggevend volgens de rechtspraak


Praktisch voorbeeld

Een belegger investeert in 2019 100.000 euro in een obligatie met een jaarlijkse intrest van 5%. In 2020 wordt beslist om de intrest van 2019 en 2020 te kapitaliseren. In 2024 gaat de onderneming failliet. De belegger ontvangt geen rente of kapitaal terug. De fiscus vordert echter 3.000 euro RV (30% op de 10.000 euro aan gecapitaliseerde intresten).


Hoe zich beschermen?

Enkele praktische aanbevelingen:

  • Wees duidelijk in contracten: als kapitalisatie gewenst is, stipuleer dan expliciet dat intresten pas op vervaldag verworven zijn.
  • Let op het moment van opeisbaarheid: zodra het recht op intrest ontstaat, riskeer je een belastbaar feit.
  • Voorzie middelen om RV te betalen, ook al gebeurt er geen effectieve uitbetaling.
  • Vraag een ruling als de situatie onduidelijk is.
  • Verwar kapitalisatie niet met een kapitalisatiebon: de fiscale behandeling is wezenlijk verschillend.


Besluit

De fiscaliteit van gecapitaliseerde intresten is complexer dan men denkt. De beslissing om intresten niet uit te keren, maar te herinvesteren, leidt niet noodzakelijk tot een belastinguitstel. Zodra het recht op de intrest onvoorwaardelijk vastligt, is de RV verschuldigd. Beleggers doen er dus goed aan hun contracten scherp te stellen en professioneel advies in te winnen om onaangename verrassingen te vermijden.


Bronnen

  • Artikel 267 WIB 92
  • Hof van beroep Gent, 15 oktober 2024
  • Cass. 03.10.1967, 28.02.1974, 21.12.2017
  • Com. IR 261/31 en 19/8
  • Artikel 1154 oud Burgerlijk Wetboek

Mots clés

Articles recommandés

Liquidatiereserve 2025: omgaan met de nieuwe fiscale hervormingen

Nieuwe Investeringsaftrek: inzetten op duurzame en digitale innovatie

VVPRbis-aandelen: begrijpen, behouden en valkuilen vermijden