Het ontwerp van programmawet voorziet een hervorming van het fiscaal stelsel voor auteursrechten en naburige rechten. De bedoeling daarvan is om het toepassingsgebied van het belastingregime beter af te lijnen. Binnen het voorziene wettelijke kader is niet duidelijk of software nog in aanmerking komt. De minister lijkt nu aan te geven dat dit niet het geval zou zijn door een nauwere fiscale definitie van beschermde “werken” te hanteren.
De inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, bedoeld in boek XI van het Wetboek van Economisch Recht (WER) of in overeenkomstige bepalingen in het buitenlands recht worden op vandaag beschouwd als roerende inkomsten (auteursrechten).
De eerste schijf van inkomsten uit auteursrechten, namelijk een basisbedrag van 37.500 euro (geïndexeerd bedrag van 64.070 euro voor het aanslagjaar 2023), wordt belast tegen een tarief van 15 procent, in plaats van tegen de progressieve tarieven van toepassing op beroepsinkomsten. Die belastingheffing gebeurt door inhouding van een verrekenbare roerende voorheffing van 15 procent enerzijds en de verplichte aangifte van deze inkomsten in de personenbelasting anderzijds.
Bovendien wordt de belastingdruk nog verder verlaagd door de toepassing van een kostenforfait dat in mindering kan worden gebracht van het brutobedrag van de betrokken inkomsten. Deze forfaitaire kosten bedragen 50 procent van de eerste schijf van 10.000 euro en 25 procent van de tweede schijf van 10.000,01 tot 20.000 euro (in de praktijk worden deze bedragen geïndexeerd: 50 procent op de eerste schijf van 17.090 euro en 25 procent op de tweede schijf van 17.090,01 tot 34.170 euro voor het aanslagjaar 2023).
De laatste jaren is dit bijzondere belastingregime in een toenemend aantal gevallen toegepast, onder meer in de IT-sector.
Met het ontwerp van programmawet wil de wetgever het toepassingsgebied van de belastingregeling zowel materieel als personeel strikter aflijnen dan in de huidige stand van de wetgeving.
In het zopas gepubliceerde verslag van de commissie voor Financiën en Begroting (Parl.St. Kamer 2022-23, nr. 55-3015/014) merkt de minister (opnieuw) op dat de aanpassingen a priori geen enkele wijziging met zich meebrengen voor de toegang tot het regime naargelang van het uitgeoefende beroep. Volgens de minister moeten evenwel in elk individueel geval de verschillende voorwaarden afgetoetst worden, teneinde te kunnen bepalen of men wel of niet onder het nieuwe regime valt.
Het ontwerp van programmawet preciseert dat inkomsten uit de overdracht of de verlening van een licentie van auteursrechten en naburige rechten, als bedoeld in boek XI, Titel 5 WER of in analoge bepalingen van buitenlands recht, als roerende inkomsten (auteursrechten) kwalificeren. Die verwijzing naar Titel 5 van boek XI WER is nieuw.
De specifieke auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma’s is opgenomen in Titel 6 van boek XI WER.
De in aanmerking komende “werken en prestaties” worden opgedeeld in (1) “werken van letterkunde of kunst als bedoeld in artikel XI.165 WER” en (2) “prestaties van uitvoerende kunstenaars als bedoeld in artikel XI.205 WER”.
Artikel XI.294 WER bepaalt dat computerprogramma's, het voorbereidend materiaal daaronder begrepen, auteursrechtelijk beschermd en gelijkgesteld worden met werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie.
In het verslag van de commissie voor Financiën en Begroting stelt de minister nu: “Gelijkgestelde ‘werken van letterkunde’ worden hier dan ook niet onder begrepen” en “Zo wordt de in artikel XI.294 vervatte gelijkstelling dus niet meegenomen.”
Ook de redenering dat computerprogramma’s worden beschermd door Titel 5, voor zover Titel 6 daar niet van afwijkt, verwerpt de minister door te stellen dat die redenering enkel geldig is in het kader van het gemeen recht.
Daarmee lijkt de minister auteursrechtelijk beschermde computerprogramma’s uit te sluiten van het toepassingsgebied van de belastingregeling.
“In deze wijkt het fiscaal recht duidelijk af van het gemeen recht, door een beperkende verwijzing op te nemen naar Titel 5 van Boek XI WER alsook naar de specifieke artikelen XI.165 en XI.205.”
Over specifieke voorbeelden van het al dan niet in aanmerking komen van bepaalde werken gecreëerd door bepaalde beroepscategorieën (verschil tussen grafisch vormgever en game-ontwikkelaar), neemt de minister evenwel geen concreet standpunt in. Het zou volgens de minister:
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de wetgever een overgangsregeling voorziet voor belastingplichtigen die voor aanslagjaar 2023 genoten van het stelsel, maar na de hervorming uitgesloten zullen worden. Zij zullen in beginsel voor aanslagjaar 2024 nog kunnen genieten van het oude stelsel, weliswaar onder de voorwaarde dat de huidige grensbedragen worden gehalveerd.
“sterk voorbarig zijn zich over dergelijke situaties uit te spreken zonder alle juridische en feitelijke elementen te kennen, maar deze analyse zal uiteraard worden uitgevoerd door de diensten van de FOD Financiën op basis van de wet”.
De bepalingen inzake de hervorming van fiscaal regime auteursrechten en naburige rechten zijn aangenomen in eerste lezing in de commissie voor Financiën en Begroting. De commissie zal overgaan tot een tweede lezing van het wetsontwerp.
Wij volgen dit op de voet.
Gauthier Vandenbossche – Scientific Advisor (gauthier.vandenbossche@tiberghien.com)
Kimberley De Plucker – Senior Associate (kimberley.deplucker@tiberghien.com)
Bron: Tiberghien, december 2022