Het herstel van de bedrijfsomzet is in september stilgevallen

De Belgische ondernemingen schatten hun omzet momenteel nog 14 % lager in dan normaal, dat is ongeveer hetzelfde cijfer als bij de enquête van eind augustus. Dit betekent dat het trage en onvolledige omzetherstel van de afgelopen maanden nu helemaal tot stilstand is gekomen. Net als in de vorige enquête verwachten de ondernemingen ook bijna geen verdere verbetering in 2021. Dat blijkt uit de nieuwe enquête van de ERMG bij de Belgische ondernemingen. Verder werden de aanvankelijk voor 2020 geplande investeringen negatief beïnvloed en, wat nog verontrustender is, is dat de bevraagde ondernemingen ervan uitgaan dat hun investeringen ook in 2021 aanzienlijk zullen slinken.


Diverse federaties van ondernemingen en zelfstandigen hebben de afgelopen week een nieuwe enquête gehouden (BECI, NSZ, UNIZO, UWE en VOKA). Dit initiatief wordt gecoördineerd door de NBB en het VBO. Deze enquête volgt op een reeks van elf enquêtegolven die sinds maart zijn uitgevoerd om na te gaan welke impact de coronacrisis en de beperkende maatregelen hebben op de economische activiteit en op de financiële gezondheid van de ondernemingen. De enquête wordt voortaan maandelijks georganiseerd. In totaal hebben deze week 2 868 ondernemingen en zelfstandigen aan de enquête deelgenomen[1]. Het verloop van de besproken indicatoren moet omzichtig worden geïnterpreteerd. Er kan, gegeven de tijdsspanne tussen de enquêtes, een ‘survival bias’ optreden, in het bijzonder in de zwaarst getroffen sectoren. In moeilijkheden verkerende ondernemingen kunnen ondertussen inmiddels failliet zijn gegaan en in deze enquête dus niet meer gecapteerd worden. Daarnaast kunnen de aan het initiatief deelnemende federaties alsook de deelnemende ondernemingen van de ene enquête tot de andere verschillen, wat een effect kan hebben op de samenstelling van de steekproef. Deze week, bijvoorbeeld, waren de kleinere ondernemingen en die in Wallonië en Brussel gevestigd zijn, minder sterk vertegenwoordigd in de steekproef dan bij de vorige enquête.




De omzet van de ondernemingen is niet verbeterd ten opzichte van de vorige enquête in augustus

Rekening houdend met de grootte van de ondernemingen en met de toegevoegde waarde van de sectoren, hebben de bevraagde ondernemingen deze week gerapporteerd dat hun omzet 14 % lager ligt dan normaal, wat ongeveer hetzelfde cijfer is als in de maand augustus. Het uitblijven van een verdere verbetering tijdens de afgelopen maand valt samen met de verslechtering van de gezondheidssituatie tijdens de voorbije weken, zoals blijkt uit de stijging van de besmettingsgraad en van de coronagerelateerde ziekenhuisopnames. De angst voor het virus en de beperkende maatregelen blijven het herstel van de omzet van heel wat Belgische ondernemingen afremmen. De zwakke vraag blijft veruit de voornaamste reden van dat omzetverlies en wordt door meer dan één op twee ondernemingen aangehaald. De impact op de omzet is overigens twee- tot driemaal sterker voor de zelfstandigen en voor de ondernemingen met minder dan tien werknemers dan voor de ondernemingen met meer dan 250 werknemers. In dat opzicht valt de situatie in het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest bijzonder te noemen aangezien de kleinste entiteiten er een veel zwaardere negatieve impact rapporteren dan in de beide andere gewesten, wat ongetwijfeld te maken heeft met de bijkomende negatieve impact van het huidige intense gebruik van telewerk, waardoor de hoofdstad veel minder pendelaars ontvangt.


Voor de twee zwaarst getroffen sectoren, namelijk de sector kunst, amusement en recreatie en de horeca, blijft de situatie zorgwekkend en vergelijkbaar met die in augustus. Gemiddeld beschouwd rapporteren de bevraagde ondernemingen uit de sector kunst, amusement en recreatie een omzet die nog steeds 81 % lager ligt dan normaal, en dat voor de zesde maand op rij. Volgens de resultaten van de enquête blijft de horeca de op één na zwaarst getroffen sector, met een omzet die gemiddeld 39 % lager ligt dan normaal. In beide bedrijfstakken is het omzetverlies volgens de bevraagde ondernemingen voornamelijk toe te schrijven aan de gezondheidsmaatregelen en de social distancing, aan het al dan niet gedeeltelijk activiteitsverbod en aan de zwakke vraag.



Volgens de deze week gehouden enquête blijven de omzetvooruitzichten voor volgend jaar onveranderd ten opzichte van de vorige enquête; de bevraagde ondernemingen gaan er nog steeds van uit dat hun omzet in 2021 10 % lager zal blijven dan normaal. De verwachte verdere verbetering van de omzet volgend jaar is dus heel beperkt en alle in deze studie beschouwde bedrijfstakken verwachten dat hun omzet volgend jaar lager zal blijven dan normaal. Net zoals voor de huidige omzetdaling, zijn de bevraagde ondernemingen uit de sector kunst, amusement en recreatie en de horeca het meest pessimistisch, met een omzet die in 2021 naar verwachting respectievelijk 53 % en 18 % lager zal liggen dan normaal. Hierbij dient evenwel te worden opgemerkt dat de enquête werd afgenomen vóór de beslissing van de Nationale Veiligheidsraad van vorige woensdag, waarbij de vooruitzichten voor de evenementensector wellicht iets verbeterd zijn.


Eén op vijf ondernemingen zal niet langer dan drie maanden aan haar financiële verplichtingen kunnen voldoen zonder een beroep te moeten doen op bijkomend eigen vermogen of bijkomende kredieten

De coronacrisis heeft de liquiditeit van tal van ondernemingen zwaar op de proef gesteld. Deze week maakt nog steeds een op de vier bevraagde ondernemingen melding van liquiditeitsproblemen. Dat cijfer is evenwel een verbetering te opzichte van de zeer penibele situatie begin april, toen nog bijna een op de twee bedrijven liquiditeitsproblemen rapporteerde. Deze verbetering van de liquiditeitsproblemen over de voorbije maanden kan worden verklaard door het gedeeltelijk omzetherstel en door de overheidsmaatregelen ter ondersteuning van de liquiditeit van de ondernemingen.


Bovendien werd er in de enquête deze week een extra vraag gesteld in verband met de liquiditeitspositie van de onderneming : ‘Hoelang kan uw onderneming aan haar huidige financiële verplichtingen (schuldaflossing, huurgelden, btw, belastingen, sociale zekerheid, ...) voldoen zonder beroep te moeten doen op bijkomend eigen vermogen of bijkomende kredieten?’. Op die vraag heeft 4 % van de bevraagde ondernemingen geantwoord ‘minder dan een maand’, 15 % ‘tussen één en drie maanden’ en 18 % ‘tussen drie en zes maanden’. Vooral de kleinere ondernemingen rapporteren de grootste moeilijkheden : 31 % van de zelfstandigen en 24 % van de ondernemingen die minder dan tien werknemers in dienst hebben, zullen, zonder extra financiering, hun financiële verplichtingen niet langer dan drie maanden kunnen nakomen. Die percentages bedragen respectievelijk slechts 2 en 10 % voor de ondernemingen met meer dan 1 000 werknemers en voor de ondernemingen die tussen 250 en 1 000 werknemers tellen. Sectorspecifiek zijn het de bevraagde ondernemingen uit de sector kunst, amusement en recreatie, uit de vastgoedsector² en uit de horeca die een brozere liquiditeitspositie rapporteren.



Dat minder ondernemingen liquiditeitsproblemen melden, betekent echter niet noodzakelijk dat de situatie van de ondernemingen zich duurzaam herstelt. In dat verband wordt in de enquête steeds gepeild naar de perceptie van het faillissementsrisico. Deze week heeft 4 % van de respondenten aangegeven dat het faillissement van hun onderneming hetzij waarschijnlijk, hetzij zeer waarschijnlijk is. Dat is een duidelijke daling ten opzichte van de vorige enquête, maar er dient rekening te worden gehouden met het verloop van de samenstelling van onze steekproef. Deze week bevat deze laatste minder zelfstandigen en minder in Wallonië of Brussel gevestigde ondernemingen (onder meer omdat de UCM dit keer niet deelnam). Bij deze beide categorieën was de perceptie van het faillissementsrisico tot dusver veel groter en de resultaten moeten dan ook enigszins omzichtig worden geïnterpreteerd, temeer daar ook de ‘survival bias’ een invloed kan hebben. Bovendien verwachten 4 % van de bevraagde ondernemingen dat ze binnen de zes maanden een faillissementsprocedure zullen ondergaan. De twee sectoren met het grootste faillissementsrisico zijn – volkomen logisch – de sectoren die ook de grootste omzetdaling rapporteren. Meer bepaald verwachten 16 % en 14 % van de bevraagde ondernemingen in respectievelijk de horeca en de sector kunst, amusement en recreatie een faillissementsprocedure over minder dan zes maanden.


Die resultaten houden evenwel wellicht geen rekening met de ondernemingen die sinds de coronacrisis al failliet zijn gegaan. De bevraagde ondernemingen in de horeca en in de sector kunst, amusement en recreatie oordelen dat 30 % van de ondernemingen die actief zijn in hun eigen branche hetzij reeds failliet zijn gegaan, hetzij momenteel een faillissementsprocedure doorlopen als gevolg van de coronacrisis (tegen 8 % in de totale steekproef). Dit wijst dus op het bestaan van een zekere survival bias, die ervoor kan zorgen dat de enquêteresultaten, in het bijzonder die van de zwaarst getroffen sectoren, positiever zijn dan in werkelijkheid.


De coronacrisis heeft een zware impact op de investeringsvooruitzichten voor 2021

De mate van bezorgdheid over de commerciële activiteit van de onderneming, gemeten op een schaal van 1 (weinig bezorgd) tot 10 (sterk bezorgd), is deze week licht verbeterd ten opzichte van eind augustus (van 6,7 tot 6,3). Dit neemt niet weg dat het niveau vrij hoog blijft en dicht in de buurt ligt van dat van begin juni. Net als bij de omzet, is de verbetering die sinds mei werd opgetekend voor de mate van bezorgdheid, de afgelopen twee maanden tot stilstand gekomen.


Het feit dat men niet weet hoe de situatie verder zal evolueren, is uiteraard een factor die de investeringsbeslissingen van de ondernemingen sterk beïnvloedt, en de grote huidige onzekerheid – zowel politiek, economisch als gezondheidsmatig – zorgt ervoor dat private investeringen worden uitgesteld. Voor het lopende jaar ramen de bevraagde ondernemingen de vermindering van hun investeringen als gevolg van de coronacrisis op gemiddeld 21 %.


Verontrustend is dat de investeringsvooruitzichten voor 2021 somber blijven, wat dus de opvatting versterkt dat het herstel tijd zal vergen. De bevraagde ondernemingen verwachten immers dat de geïnvesteerde bedragen 19 % lager zullen liggen dan wanneer er geen coronacrisis was geweest. Die resultaten doen voor 2021 dus slechts een zeer gering herstel van de investeringen vermoeden.


De ondernemingen blijven pessimistisch over de werkgelegenheid

De impact van de coronacrisis op de werkgelegenheid wordt ook deze week nog als aanzienlijk beschouwd. Zo ramen de bevraagde ondernemingen het banenverlies in de private sector op 84 000 tussen het begin van de crisis en het einde van het jaar (een daling met 3 %). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het stelsel van tijdelijke werkloosheid voor bepaalde bedrijfstakken is verlengd tot eind dit jaar, wat betekent dat een deel van het door de crisis verwachte jobverlies kan zijn uitgesteld naar volgend jaar. Volgens de enquêteresultaten bevindt 6 % van het werkgelegenheidsvolume in de private sector zich in tijdelijke werkloosheid en dit betreft overwegend de twee zwaarst getroffen sectoren, namelijk de horeca en de sector kunst, amusement en recreatie.


Wat de werkplek betreft, is het aandeel van de werknemers die deels telewerken, overigens fors gestegen, van 15 % eind juni tot 26 % nu. Het aandeel van de werknemers die uitsluitend telewerken, is daarentegen teruggelopen van 16 % eind juni tot 9 % nu. Het huidige intensieve beroep op telewerk zal bovendien ook een duurzame impact hebben op de toekomstige manier van werken, want net als in vorige enquête zegt één op drie ondernemingen een ruimer beroep te zullen doen op telewerk ten opzichte van de situatie van vóór de crisis.


[1] De deelname aan de enquête van bepaalde federaties waarvan de leden in een specifieke bedrijfstak werken, kan een steekproeffout veroorzaken. De ondernemingen van een bepaalde bedrijfstak zouden namelijk sterker vertegenwoordigd kunnen zijn in onze steekproef dan in de Belgische economie als geheel. Bijgevolg werd de steekproef gestratificeerd per bedrijfstak op basis van het gewicht in de toegevoegde waarde in België. Er moet worden opgemerkt dat de cijfers enigszins kunnen afwijken van die uit de voorgaande publicatie omdat gegevens a posteriori kunnen worden ontvangen en de analyse van de gegevens voortdurend wordt verfijnd.


[2] De resultaten van de vastgoedsector en de landbouw moeten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd omwille van het geringe aantal ondernemingen in de steekproef.


Links en documenten

Gedetailleerde tabellenxlsx


Bron: NBB

Mots clés

Articles recommandés