Volgens de vorige week gehouden ERMG-enquête is, aan het begin van de eerste belangrijke exitfase, het door de Belgische ondernemingen gerapporteerd gemiddeld omzetverlies slechts licht verbeterd. Hoewel het uiteraard nog vroeg is om nu reeds de gedeeltelijke heropstart van de economie te evalueren, blijven de respondenten in sterke mate wijzen op de zwakke vraag die het herstel remt. In dat verband geven de ondernemingen ook aan van plan te zijn ongeveer één op vijf van de tijdelijk werklozen te ontslaan. Dit betekent dat tot 180 000 werknemers hun baan kunnen verliezen.
Voor de zesde week op rij voerden een aantal federaties die de ondernemingen en zelfstandigen vertegenwoordigen (deze keer waren dat met name BECI, Boerenbond, UNIZO, UWE en VOKA) een enquête uit met de coördinatie van de NBB en het VBO. De bedoeling is de gevolgen van de coronacrisis op de economische bedrijvigheid in België en op de financiële gezondheid en de beslissingen van de Belgische ondernemingen op wekelijkse basis te beoordelen. In totaal hebben 2 675 ondernemingen en zelfstandigen de zesde enquête[1] beantwoord. Deze keer werd de enquête op dinsdag gelanceerd zodat ze het effect van de versoepelingsmaatregelen die op maandag 4 mei ingingen beter zou weerspiegelen.
1 De dekking van de verschillende bedrijfstakken in de steekproef verschilt van gewest tot gewest. Bij deze berekening wordt uitgegaan van de hypothese dat de impact van de crisis per bedrijfstak niet verschilt naargelang van het gewest. Voorts moet worden opgemerkt dat de cijfers altijd enigszins kunnen afwijken van die uit de voorgaande publicatie omdat gegevens a posteriori worden ontvangen en de analyse van de gegevens voortdurend wordt verfijnd.
Hoewel de industrie en de bedrijfsgerelateerde diensten sinds 4 mei in principe opnieuw volledig operationeel kunnen zijn, neemt het door de Belgische ondernemingen gerapporteerd gemiddeld omzetverlies voorlopig slechts weinig af. Wanneer rekening wordt gehouden met de grootte van de onderneming en het gewicht van de bedrijfstakken in de toegevoegde waarde[2], melden de bevraagde ondernemingen een omzetdaling van 29 % ten opzichte van de situatie vóór de crisis. Dat is opnieuw iets beter dan de voorgaande week, maar het herstel verloopt duidelijk moeizaam.
[1] De deelname aan de enquête van bepaalde federaties waarvan de leden in een specifieke bedrijfstak werken, kan een steekproeffout veroorzaken. De ondernemingen van een bepaalde bedrijfstak zouden namelijk sterker vertegenwoordigd kunnen zijn in onze steekproef dan in de Belgische economie als geheel. Bijgevolg werd de steekproef gestratificeerd per bedrijfstak op basis van het gewicht in de toegevoegde waarde in België. De ontwikkeling in de loop van de weken moet echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien de ondernemingen die de enquête invullen van week tot week kunnen verschillen.
[2] Het gewicht van de toegevoegde waarde in de vastgoedsector werd gecorrigeerd om beter het gewicht te vertegenwoordigen in de Belgische economie van de bedrijven uit deze bedrijfstak die aan de enquête hebben deelgenomen. Deze technische correctie werd ook doorgevoerd voor de resultaten van de voorgaande weken.
De zwakte van de verbetering wordt met name verklaard door uiteenlopende ontwikkelingen op het niveau van de bedrijfstakken. Zo stellen we een aanzienlijke verbetering vast in bepaalde bedrijfstakken waaronder de handel (in het bijzonder de detailhandel in niet-voedingswaren en de groothandel) en de bouwsector. Dankzij de versoepelingsmaatregelen die sinds twee weken van kracht zijn, konden sommige ondernemingen de deuren opnieuw openen. Sommige dienstenbranches, bijvoorbeeld vastgoed en informatie en communicatie, rapporteren deze week daarentegen een duidelijke verslechtering van hun omzet. Ook in de landbouwnijverheid lijkt het omzetverlies deze week wat te zijn toegenomen, maar die vergelijking wordt bemoeilijkt doordat Boerenbond wél aan de hier besproken enquête heeft deelgenomen, maar niet aan die van de week ervoor, wat de huidige cijfers meer betrouwbaar maakt.
De enquête werd deze week gehouden vanaf 5 mei, wat dus zeer snel was na de bovenvermelde versoepeling van de beschermingsmaatregelen op 4 mei. Het is mogelijk nog te vroeg om nu reeds de volledige impact van die versoepeling in de enquêteresultaten te zien en verwacht wordt dat het gerapporteerd omzetverlies tijdens de volgende weken verder zal verkleinen. Toch moet worden beklemtoond dat een volledig herstel, ondanks de gefaseerde heropstart van de economie, wellicht heel wat tijd zal vergen: 60 % van de bevraagde ondernemingen ziet daarbij een ontoereikende vraag immers nog steeds als de voornaamste hinderpaal.
Wat de liquiditeitsproblemen betreft, is het aandeel van de bevraagde ondernemingen dat aangeeft dat zij hun liquiditeitspositie niet langer dan drie maanden kunnen handhaven licht gedaald: 29 % (tegen 35 % vorige week). Het risico op een faillissement neemt ook af, maar blijft relatief hoog en geconcentreerd in bepaalde sectoren. Zo geeft 7 % van de ondernemingen aan dat een faillissement waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk is, maar het aandeel stijgt tot respectievelijk 28 % en 19 % in de sector kunst, amusement en recreatie, en in de horeca.
In deze crisisfase is het systeem van tijdelijke werkloosheid een belangrijke stabilisator gebleken: tijdelijk werklozen ontvangen wél een uitkering van de overheid, maar ze blijven in dienst van hun onderneming. Dat stelsel is echter per definitie tijdelijk van aard. Daarom wordt in de enquête ook gevraagd wat de ondernemingen van plan zijn als dat stelsel zal worden beëindigd. Op dit ogenblik is dat gepland voor eind juni.
Uit de antwoorden blijkt dat de overgrote meerderheid van de tijdelijk werklozen opnieuw bij hun huidige werkgever aan de slag zou gaan, zij het in zekere mate via telewerk. Door de aanslepende crisis en de weinig rooskleurige vraagvooruitzichten dreigt echter een ontslag voor ongeveer één op vijf tijdelijk werklozen. Rekening houdend met een van maart daterende RVA-raming van iets meer dan 900 000 tijdelijk werklozen, betekent dit dat ongeveer 180 000 werknemers reeds op vrij korte termijn hun baan zouden kunnen verliezen. Dat is bijna 6 % van het totaal aantal werknemers in de private sector. Ook hier zijn de verschillen tussen de bedrijfstakken groot. Voor de zwaarst getroffen bedrijfstakken dreigt een veel groter banenverlies: voor de horeca zou het gaan om 17 % van het aantal werknemers (bijna een kwart van het aantal tijdelijk werklozen) en voor kunst, amusement en recreatie zelfs om 40 % (bijna de helft van de tijdelijk werklozen).
Hierbij moet worden opgemerkt dat deze cijfers enkel betrekking hebben op werknemers. De totale weerslag op de werkgelegenheid, en dus op de vraag, voor de komende maanden wordt daarbij onderschat omdat geen rekening wordt gehouden met zelfstandigen die ook deze week het zwaarste omzetverlies rapporteren en van wie een aantal hun activiteiten mogelijk zullen stopzetten. Aangezien 9 % van de zelfstandigen aangeeft dat een faillissement waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk is, kan het effect op dit niveau aanzienlijk zijn. Ter informatie: eind 2019 waren er 825 000 zelfstandigen in België.
Hoewel de automatische stabilisatoren en de reeds genomen maatregelen de eerste impact van de schok in hoge mate hebben opgevangen, kan de coronacrisis, via faillissementen van gezonde ondernemingen of een persistente toename van de werkloosheid, het economisch weefsel toch structurele schade toebrengen. De mate waarin dat kan worden vermeden, zal bepalend zijn voor de kracht van het herstel nadat de huidige beschermingsmaatregelen zullen zijn beëindigd.
Bron: NBB