Ons groeipotentieel blijft verder afbrokkelen, waarschuwt Voka-hoofdeconoom Bart Van Craeynest.
Vorige week werd het eerdere slechte nieuws over Audi Vorst en chipmaker BelGan bevestigd. Daarvoor waren er al het faillissement van Van Hool, de sluiting van nylon-producent Nyobe, sluitingen van winkels van Esprit en Dreamland, herstructureringen bij Barry Callebaut en FedEx, de sluiting van fabrieken van chemiebedrijf Celanese, papierproducent Sappi, luierfabrikant Ontex en textielbedrijven Balta, Beaulieu en McThree, de problemen bij verschillende staalproducenten…
Het regent al een tijd sombere berichten over specifieke bedrijven, maar toch houdt onze economie opmerkelijk goed stand.
Ondanks al dat sombere bedrijfsnieuws bleef onze economie de voorbije kwartalen groeien. Terwijl de Duitse en de Nederlandse economie de voorbije twee jaar stagneerden, en de Oostenrijkse en de Finse economie stevig krompen, groeide de Belgische economie de in die periode met in totaal 2,4% (gecumuleerd over die twee jaar). Daarmee deden we dubbel zo goed als het gemiddelde van de Eurozone.
Die betere prestatie is evenwel grotendeels te danken aan de automatische loonindexering (waardoor de koopkracht bij ons beter overeind bleef dan in de rest van Europa) en het expansieve budgettaire beleid. Beide factoren zijn onhoudbaar op langere termijn. De resulterende concurrentiehandicap en begrotingstekort moeten de komende jaren terug weggewerkt worden. De groei is dit jaar al geleidelijk aan het vertragen. De voorbije twaalf maanden nam de economische activiteit met 1% toe.
Dat beeld komt ook tot uiting op de arbeidsmarkt. Ondanks de berichten van ontslagen is er nog altijd geen sprake van een zware terugval in de totale werkgelegenheid in onze economie. De jobcreatie is de voorbije kwartalen wel fors vertraagd, en situeert zich nu vooral in de publieke sector. De voorbije twaalf maanden stagneerde de werkgelegenheid in de private sector.
De belangrijkste factor voor de internationale conjunctuur in de voorbije jaren was de inflatieschok, en vooral de reactie van de centrale banken daarop. In zowat de hele westerse wereld verhoogden centrale banken fors de rente, wat de economische activiteit afremde. Dat was ook de bedoeling om op die manier de inflatie terug onder controle te krijgen.
Ondertussen is die renteverhogingscyclus al een tijdje achter de rug, verlaagde de Europese centrale bank al een eerste keer de rente en volgt de Amerikaanse centrale bank op korte termijn dat voorbeeld. Volgens de huidige verwachtingen in de financiële markten staan we aan de vooravond van een reeks renteverlagingen (van zo’n 2% in de komende twaalf maanden). Die zullen dan de wereldeconomie opnieuw een duw in de rug geven.
Die beterschap is evenwel nog niet voor meteen. De globale industrie, doorgaans een sector die voorloopt op de rest van economie, blijft in moeilijke papieren zitten. In de lente waren er duidelijke tekenen van beterschap, met het ondernemersvertrouwen in de sector dat stevig herstelde, maar die verbetering werd tijdens de zomermaanden terug uitgewist. De kentering in de rentecyclus moet ook de globale industrie ondersteunen, maar het duurt nog wel even voor dat effect echt doorkomt.
De voorlopende indicatoren voor de Belgische economie suggereren voor de komende kwartalen meer van hetzelfde. Het consumentenvertrouwen zit vandaag net boven het langetermijngemiddelde, terwijl het ondernemersvertrouwen er duidelijk onder blijft hangen.
De vooruitzichten voor sectoren als de industrie en de bouw blijven vrij somber. Voor de industrie wordt het wachten op de internationale heropleving. En dan nog wordt die allicht overschaduwd door de structurele problemen in de sector (loonkosten, energie, vergunningen…). Dat impliceert dat er zeker vanuit de industrie nog wel wat slecht bedrijfsnieuws zit aan te komen. Voor de bouw is het wachten op lagere rentes. Die impact zal allicht vooral in 2025 merkbaar worden.
Anderzijds blijft de koopkracht redelijk overeind (ook al zal die de komende jaren allicht sterker stijgen in de ons omringende landen naarmate ze daar een inhaalbeweging maken in de loonstijgingen), wat de gezinsbestedingen moet blijven ondersteunen. Daarnaast zal de combinatie van renteverlagingen en een verbeterende internationale conjunctuur ook positief afstralen op onze economie.
Samen resulteert dat in vrij saaie vooruitzichten voor de komende kwartalen. Het meest waarschijnlijke scenario voor de Belgische economie is er één van magere, maar positieve groei voor het volgende anderhalf jaar (met grote verschillen tussen sectoren). Tegelijkertijd zou ook de inflatie verder afkoelen naar meer normale niveaus (zie deze publicatie van vorige week).
De huidige economische situatie impliceert dat er niet meteen een zware crisis, noch echt sterke economische groei zit aan te komen. In elk geval zal de economische groei lang niet krachtig genoeg zijn om de talrijke uitdagingen waar we voor staan op te vangen (laat staan op te lossen). Dat gaat onder meer over de oplopende vergrijzingsfactuur, de wankele overheidsfinanciën, de tanende productiviteitsgroei, de moeizame duurzame transitie…
Tegen de achtergrond van de kabbelende conjunctuur blijft ons groeipotentieel onder druk van die structurele uitdagingen verder afbrokkelen. Om die uitdagingen aan te pakken hebben we uiteraard effectieve regeringen (op de verschillende niveaus) nodig die werk maken van diepgaande structurele hervormingen. Ook die lijken nog niet voor meteen.