Iedereen voortaan verdacht van fiscale fraude? Harmonisatie van de fraudetermijnen inzake inkomstenbelastingen en btw: een geslaagd opzet?

Met het wetsvoorstel dd. 14 oktober 2021 (Parl.St. Kamer, nr. 55-2253/001) beoogt de wetgever de onderzoeks- en aanslag/verjaringstermijnen i.g.v. fiscale fraude gelijk te schakelen in de inkomstenbelastingen en de btw.

De bedoeling van de wetgever is om de bepalingen in beide wetboeken te harmoniseren om de slagkracht van de fiscale administratie in fraudedossiers te versterken. De huidige wetgeving zou tijdens fiscale controles van zowel inkomstenbelastingen als btw immers tot grote problemen leiden, die de rechtsgeldigheid van het fraudeonderzoek in gevaar brengen (lees: de verplichte kennisgeving vóór onderzoek in de inkomstenbelastingen biedt momenteel de mogelijkheid aan fraudeurs om weg te komen met niet-verjaarde belastingontduiking).

Geen voorafgaande kennisgeving meer vóór onderzoek in de inkomstenbelastingen

Het wezenlijke verschil met de procedure inzake btw is dat de fiscale administratie inzake inkomstenbelastingen vóór elke onderzoeksdaad in de aanvullende fraudetermijn van 4 jaar (d.i. dus in de 4 jaren vóór de “gewone” onderzoekstermijn van 3 jaar) een voorafgaande kennisgeving moet versturen naar de belastingplichtige. De fiscale administratie moet aldus een redelijke aanwijzing van fraude in de gewone onderzoekstermijn van 3 jaar ontdekken én meedelen aan de belastingplichtige, alvorens de fraudetermijn te kunnen toepassen.

Het gevolg van huidige voorafgaande kennisgeving is dat de fiscale administratie onmiddellijk haar kaarten op tafel zou moeten leggen. Volgens de wetgever zouden frauderende belastingplichtigen aldus nog snel bewijsstukken van fraude kunnen verwijderen of bepaalde activa kunnen vervreemden, mogelijks met niet betaalde taxaties tot gevolg.

Om die reden zal inzake inkomstenbelastingen de vereiste van een voorafgaande kennisgeving voor de uitbreiding van de onderzoekstermijn worden geschrapt (opheffing van artikel 333, derde lid WIB92; aanpassing van artikel 333, tweede lid WIB92).

Wel voorafgaande kennisgeving vóór vestiging van de belasting (zoals in btw)

Het wetsvoorstel voorziet nu dat de fiscale administratie, voor de toepassing van de aanvullende aanslagtermijn van 4 jaar, voorafgaandelijk, en uiterlijk op de dag van de vestiging van de belasting, aan de betrokken belastingplichtige schriftelijk en nauwkeurig kennis moet geven van de vermoedens van belastingontduiking (aanvulling van artikel 354, tweede lid WIB92).

De verplichte voorafgaande kennisgeving blijft dus behouden, maar deze wordt verplaatst naar het moment van de vordering in de aanvullende termijn (d.i. bij een bericht van wijziging of een kennisgeving van aanslag van ambtswege), nl. wanneer de rechtspositie van de belastingplichtige daadwerkelijk wijzigt. Er is dan geen voorafgaande kennisgeving meer vóór het onderzoek in de fraudetermijn, vandaar de “harmonisatie” van de bepalingen voor de btw en inkomstenbelastingen.

Schending van diverse fundamentele rechten van de belastingplichtige

De voorafgaande kennisgeving vóór elk onderzoek in de fraudetermijn werd destijds ingevoerd om de belastingplichtige te beschermen tegen een te ruim onderzoek “uit vrees dat alle belastingplichtigen [bij gebrek aan het amendement] blootgesteld zullen worden aan controles die niet enkel betrekking hebben op de vorige drie jaren, zoals voorheen het geval was, maar ook op een vorig vierde en vijfde jaar” (Parl. St., Kamer 1975-76, nr. 879-7, p. 42-43) (intussen verlengd tot 7 jaar).

Diverse fundamentele rechten van de belastingplichtige komen met deze wetswijziging nochtans in het gedrang: het recht van verdediging, het recht om zichzelf niet te incrimineren (cf. zwijgrecht), het wegnemen van de mogelijkheid tot pretaxatiegeschil bij de rechtbank ingeval van onwettige onderzoekshandelingen, een inmenging van de grondrechten van de belastingplichtige (en dit zonder voorafgaande kennisgeving waardoor niet voldaan is aan de proportionaliteitsvereiste), enz.

Op weg naar een fiscale controle van standaard 7 jaar?

De vooropgestelde wijziging zal er in de praktijk toe leiden dat ook inzake inkomstenbelastingen de facto steeds een onderzoek naar de zeven jaren zal worden gevoerd, terwijl de belastingplichtige voordien de garantie had dat het fiscaal onderzoek zich in beginsel beperkte tot drie aanslagjaren, behoudens indien de fiscale administratie een voorafgaande kennisgeving tot uitbreiding van de onderzoekstermijn had verstuurd, en dit met mededeling van de aanwijzingen van belastingontduiking.

Ofschoon over dit wetsvoorstel de Raad van State op 11 maart 2022 evenwel een kritisch advies heeft geformuleerd, is de wetgever zinnens om de bevoegdheid van de administratie te versterken in de fraudetermijn.

Bron: Tiberghien, maart 2022

Mots clés

Articles recommandés

Dubai’s toenemende aantrekkelijkheid als crypto-vriendelijke bestemming

Algemene oriëntatie over btw in het digitale tijdperk

Circulaire 2024/C/69 over het belastingstelsel voor de verdeling van papieren publicaties