Inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 06/11/2019 de circulaire 2019/C/118, een eerste commentaar op de artikelen 73 tot 78 van de wet van 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (BS 22.03.2019), de artikelen 8 en 21 van de wet van 02.05.2019 houdende diverse fiscale bepalingen 2019-I (BS 15.05.2019) en op het koninklijk besluit van 28.04.2019 tot wijziging van artikel 204, 4° van het KB/WIB 92 inzake het belastbaar tijdperk waartoe de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers behoren (BS 09.05.2019).



Inhoudstafel

1. Wat verandert er?

A. Nevenactiviteiten en onroerende, roerende en diverse inkomsten
B. Diverse inkomsten: aftrek van werkelijke kosten mogelijk
C. Diverse inkomsten: aftrek van verliezen mogelijk
D. Verenigingswerk en occasionele diensten tussen burgers: belastbaar tijdperk
E. Beoordeling van de jaargrens

2. Vanaf wanneer?
3. Wetgeving?


1. Wat verandert er ?
A. Nevenactiviteiten en onroerende, roerende en diverse inkomsten


De inkomsten van onroerende goederen, de inkomsten van kapitalen en roerende goederen evenals de inkomsten uit de onderverhuring van onroerende goederen worden aangemerkt als winst of baten van de deeleconomie, of van occasionele diensten tussen burgers of als vergoedingen voor het verenigingswerk, in de mate dat de verkrijger van deze inkomsten, deze goederen of kapitalen gebruikt om inkomsten te verwerven uit diensten verleend in het kader van respectievelijk, de deeleconomie, de occasionele diensten tussen burgers of het verenigingswerk.


Oorspronkelijk had de wet in deze gelijkstelling voorzien 'onverminderd de toepassing van de voorheffingen'. Deze laatste bewoordingen worden opgeheven (1) omdat:

- de onroerende voorheffing een gewestbelasting is waarvoor de federale wetgever niet langer bevoegd is;

- de eventuele opeisbaarheid van de roerende voorheffing op de inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk of de occasionele diensten moeilijk te verzoenen is met de vrijstelling van deze inkomsten.

(1) Art. 73, W 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (BS 22.03.2019) dat het art. 90, derde lid, WIB 92 wijzigt.


Anderzijds preciseert de wet voortaan de voor voormelde gelijkstelling voorziene inkomsten. Het gaat om de inkomsten van onroerende goederen en de volgende inkomsten uit roerende goederen of diverse inkomsten (2):

- de inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen;

- de inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties bedoeld in boek XI van het Wetboek van economisch recht of in overeenkomstige bepalingen in het buitenlands recht;

- de inkomsten uit de onderverhuring van onroerende goederen.

(2) Bedoeld in art. 17, § 1, 3° en 5° en 90, eerste lid, 5°, WIB 92.


B. Diverse inkomsten: aftrek van werkelijke kosten mogelijk
  • Ter herinnering

Voor zover alle voorwaarden vervuld zijn, is het brutobedrag van de inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers vrijgesteld als het totaal bedrag 3.830 euro per jaar niet overschrijdt (3).

(3) Te indexeren basisbedrag (6.130 euro voor aj. 2019 en 6.250 euro voor aj. 2020).

Wanneer de voormelde grens wordt overschreden voor het kalenderjaar of het vorige kalenderjaar, is de vrijstelling niet van toepassing waardoor bovenbedoelde inkomsten, behoudens tegenbewijs, worden aangemerkt als beroepsinkomsten die belastbaar zijn vanaf de eerste euro (4).

(4) Overeenkomstig art. 37bis, § 2, tweede lid, WIB 92.

Wanneer de belastingplichtige dit tegenbewijs levert, zijn de betrokken inkomsten belastbaar als diverse inkomsten (5).

(5) Ze zijn afzonderlijk belastbaar aan het tarief van 33 % overeenkomstig art. 90, eerste lid, 1°bis tot 1°quater en 171, 1°, a), WIB 92, tenzij globalisatie voordeliger is.

Bovendien, wanneer het brutobedrag van de inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers en vergoedingen voor verenigingswerk dat voor eenzelfde kalendermaand is geregistreerd meer dan één twaalfde van voormeld jaarlijks plafond bedraagt, in voorkomend geval voor bepaalde categorieën van het verenigingswerk verhoogd (6), is de vrijstelling niet van toepassing en is het geheel van de vergoedingen dat voor die maand is geregistreerd belastbaar als beroepsinkomen (7).

(6) Zie de circulaire 2019/C/38 van 02.05.2019 over de aanpassingen van het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers voor meer uitleg hierover.
(7) Overeenkomstig art. 37bis, § 2, eerste lid, WIB 92.

In dat geval moeten deze beroepsinkomsten in aanmerking worden genomen om te beoordelen of de jaarlijkse grens van 3.830 euro (te indexeren basisbedrag) is overschreden (8).

(8) Overeenkomstig art. 37bis, § 2, tweede lid en 90/1, vierde lid, eerste streepje, WIB 92.

  • Nieuw: aftrek van werkelijke kosten

Wanneer de bruto inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk of de occasionele diensten tussen burgers belastbaar zijn als diverse inkomsten (in de zin van art. 90, eerste lid, 1°bis tot 1°quater, WIB 92), kan de belastingplichtige die dergelijke inkomsten verkrijgt de werkelijke kosten die hij heeft gedaan of gedragen om deze inkomsten te behalen, aftrekken (9) van het brutobedrag ervan.

(9) Art. 74, W 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (BS 22.03.2019) dat het art. 97/1, in het WIB 92 herstelt.


C. Diverse inkomsten: aftrek van verliezen mogelijk


De inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers zijn nauw met elkaar verbonden door het feit dat ze onder dezelfde vrijstellingsregeling vallen. De bruto-inkomsten uit die categorieën worden immers samengenomen om te beoordelen of de grens van 3.830 euro (te indexeren basisbedrag) al dan niet is overschreden.

Daarnaast is het mogelijk dat diensten die worden verricht in het kader van de deeleconomie ook worden verricht in het kader van occasionele diensten tussen burgers.


Bijgevolg kan een negatief resultaat voor inkomsten uit de deeleconomie, voor inkomsten uit het verenigingswerk of voor inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers, wanneer die belastbaar zijn als diverse inkomsten, in mindering worden gebracht van een voor hetzelfde belastbaar tijdperk vastgestelde positief resultaat voor een of meer andere tot diezelfde groep behorende inkomstencategorieën (10).

(10) Art. 75, W 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (BS 22.03.2019) dat het art. 102ter invoegt in het WIB 92.


Dat betekent dat een verlies geleden in een van de drie pijlers van de betreffende categorie diverse inkomsten, dit wil zeggen:


- in de inkomsten van de deeleconomie,

- of in de inkomsten uit het verenigingswerk,

- of in de inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers,

proportioneel kan worden afgetrokken van de inkomsten uit de twee andere pijlers.


Opmerking: het WIB 92 laat niet toe om een verlies geleden in een van de drie voormelde pijlers van diverse inkomsten (11) in mindering te brengen van andere diverse inkomsten. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een geleden verlies in het kader van de deeleconomie af te trekken van andere diverse inkomsten uit occasionele winst of baten (12).

(11) Bedoeld in art. 90, eerste lid, 1°bis, ter of quater, WIB 92.
(12) Bedoeld in art. 90, eerste lid, 1°, WIB 92.

Het WIB 92 laat evenmin toe om een dergelijk verlies over te dragen naar de echtgenoot of naar een volgend aanslagjaar.


D. Verenigingswerk en occasionele diensten tussen burgers: belastbaar tijdperk

Om te bepalen of het jaarplafond van 3.830 euro (te indexeren basisbedrag) al dan niet is overschreden (voor de inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk of de occasionele diensten tussen burgers) wordt, wat de inkomsten uit het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers betreft, rekening gehouden met de inkomsten die voor het betrokken belastbaar tijdperk in de applicatie die de overheid voor die inkomsten ter beschikking stelt, zijn geregistreerd (13).

(13) Overeenkomstig art. 90/1, vierde lid, WIB 92.


Datzelfde principe wordt gebruikt om diezelfde inkomsten aan een belastbaar tijdperk toe te wijzen. De inkomsten uit het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers, worden dus beschouwd als belastbare diverse inkomsten voor het belastbaar tijdperk waarvoor ze zijn geregistreerd in de voormelde applicatie (14). Dit principe verandert niets aan de mogelijkheid tot vrijstelling van deze inkomsten mits de voorwaarden zijn nageleefd.

(14) Art. 1, KB 28.04.2019 tot wijziging van artikel 204, 4° van het KB/WIB 92 inzake het belastbaar tijdperk waartoe de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers behoren (BS 09.05.2019).


E. Beoordeling van de jaargrens


Om te beoordelen of de jaargrens wordt overschreden, wordt rekening gehouden met de inkomsten uit het verenigingswerk en de inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers die zijn geregistreerd in de overheidsapplicatie (15).

(15) Art. 8, W 02.05.2019 houdende diverse fiscale bepalingen 2019-I (BS 15.05.2019) tot aanpassing van art. 90/1, vierde lid, tweede streepje, WIB 92.


Vermits alleen de inkomsten uit het verenigingswerk en de inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers worden geregistreerd in de overheidsapplicatie, geldt deze regel alleen voor deze inkomsten.

Om te beoordelen of de jaargrens wordt overschreden wordt ook rekening gehouden met de inkomsten uit de deeleconomie, die tijdens het betrokken belastbaar tijdperk zijn betaald of toegekend.


2. Vanaf wanneer?


De aftrek van de werkelijke kosten en de aftrek van verliezen, evenals de aanpassing op het vlak van de roerende en onroerende voorheffingen (punten A tot C, onder titel 1 hiervoor) zijn van toepassing op de inkomsten betaald of toegekend vanaf 01.01.2018 (16).

(16) Art. 76, W 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (BS 22.03.2019).

De bepaling wat betreft het belastbaar tijdperk van inkomsten uit het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers heeft uitwerking op de inkomsten geregistreerd vanaf 20.02.2018 (17).

(17) Art. 2, KB 28.04.2019 tot wijziging van artikel 204, 4° van het KB/WIB 92 inzake het belastbaar tijdperk waartoe de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers behoren (BS 09.05.2019).


3. Wetgeving?

- Artikelen 73 tot 76 van de wet van 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 22.03.2019).

- Artikelen 8 en 21 van de wet van 02.05.2019 houdende diverse fiscale bepalingen 2019-I (Belgisch Staatsblad van 15.05.2019).

- KB 28.04.2019 tot wijziging van artikel 204, 4° van het KB/WIB 92 inzake het belastbaar tijdperk waartoe de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers behoren (Belgisch Staatsblad van 09.05.2019).

- Artikelen 90, derde lid, 90/1, vierde lid, tweede streepje, 97/1 en 102ter, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

- Artikel 204, 4°, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 92 (KB/WIB 92).


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Arizona en de belasting op roerende inkomsten: analyse en vooruitzichten

Bedrijfsfiets moet verplicht vermeld worden op de fiscale fiche

Het autisme van de minister van Financiën ten opzichte van ondernemerschap is bedroevend