België riskeert de afgesproken doelstellingen op het vlak van CO2-uitstoot en hernieuwbare energie niet te halen, al zijn er verschillen per sector. Op middellange termijn zou de decarbonisatie in de transport merkbaar trager verlopen dan in de residentiële sector. Dat blijkt uit onderzoek van het Federaal Planbureau (FPB).
De Europese Commissie legt elke lidstaat voor 2030 doelstellingen op voor uitstootvermindering van broeikasgassen en hernieuwbare energie. In dat opzicht heeft het FPB de evolutie op lange termijn onderzocht van zowel de vraag naar energie als het aanbod ervan in België, voor verschillende sectoren. Op die manier wil het FPB nagaan of ons land de Europese doelstellingen tegen 2030 zal halen, als de belangrijkste maatregelen uit het Ontwerp Nationaal Plan Energie-Klimaat worden uitgevoerd. Ook geeft het onderzoek inzicht in wat er nodig zou zijn om de weg naar klimaatneutraliteit in 2050 af te leggen.
Met het aangekondigd beleid zou België de Europese doelstelling van emissiereductie van 47% in 2030 tegenover 2005 niet halen, al zijn er verschillen per sector. Zo zou de uitstoot van de residentiële en dienstensector door de maatregelen in het Nationaal Plan aanzienlijk kunnen verminderen met respectievelijk 54% en 62%. De transportsector laat slechts een reductie van 11% optekenen. De vrachtsector blijft moeilijkheden ondervinden om af te stappen van fossiele brandstoffen en bij het personenvervoer wordt de Europese ban op de verkoop van wagens met verbrandingsmotor slechts in 2035 van kracht. Op middellange termijn verdient de transportsector, en vooral de elektrificatie van het wagenpark, dan ook bijzondere aandacht.
Op langere termijn, tegen 2050, zou de uitstoot in België minder snel afnemen. Een verklaring hiervoor ligt in de vertraagde uitfasering van de koolstof van de industrie en elektriciteitsproducenten: in 2050 zouden deze sectoren nog steeds aanzienlijk gebruikmaken van fossiele brandstoffen. Dat wijst op de nood aan ofwel een stringente beprijzing in het emissiehandelssysteem of aan een stimulerend beleid gericht op emissievrije technologieën.
Volgens de huidige Europese doelstellingen moet het aandeel hernieuwbare energie in ons land stijgen tot minimaal 34% tegen 2030. Maar volgens de geprojecteerde evolutie zou België op 24% blijven steken. Ook hier variëren de resultaten per sector: zo zou het aandeel hernieuwbare energie in de elektriciteitssector wel sterk stijgen naar bijna 44%.
De evolutie van de kosten van de energietransitie zal in twee fasen verlopen: tot 2030 zal de nood aan investeringen in alternatieve technologieën aanzienlijk toenemen. Na 2030 werpen deze investeringen hun vruchten af en dalen de energiekosten terug. Deze evolutie voltrekt zich zowel in de sector van de huishoudens als diensten. In de industriële sector daarentegen verdubbelt het aandeel van energie in de totale kosten tegen 2030 om in 2050 nog steeds 89% boven het niveau van 2020 te liggen. Vooral in de verwerking van ijzer en staal, van niet-metalige mineralen en in de chemie is de uitdaging groot. Dat wijst op het belang van flankerend beleid om delocalisatie te voorkomen, zoals het Europese Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM).
Vooruitzichten : Energievooruitzichten van België bij aangekondigd beleid