Volgens een nieuwe enquête door de VRT en De Standaard is koopkracht voor de Vlamingen het tweede belangrijkste probleem voor ons land (net na migratie). En ook aan de andere kant van de taalgrens is koopkracht een belangrijk thema. De PS lanceerde vorige week haar verkiezingscampagne met als kernpunt een sterkere koopkracht: de loonnorm moet weg zodat de lonen sneller kunnen stijgen, het minimumloon moet fors hoger, de uitkeringen en de pensioenen moeten verder opgetrokken worden… Samen met heel wat andere organisaties uit linkse hoek wil de PS van koopkracht de inzet van de verkiezingen maken. Opmerkelijk genoeg lijken ze daarbij de sterke recente prestaties van ons land op dat vlak te ‘vergeten’. Ondanks de combinatie van de coronacrisis en een spectaculaire inflatieschok is er in ons land geen koopkrachtprobleem.
In de periode 2019-2023 steeg de inflatie met een zeer forse 17,6%. Die stijging varieerde sterk over verschillende goederen en diensten. Zo stegen de prijzen van erg zichtbare goederen als voeding (+26,6%), vervoer (+21,4%) en horeca (+20,2%) duidelijk sterker dan het gemiddelde. Daartegenover stond dat de prijzen van allerlei goederen en diensten gelinkt aan communicatie (GSMs en abonnementen) en de gezondheidsuitgaven amper toenamen (respectievelijk +1,8% en +3,5%). Ook de prijzen van onderwijs (+6,4%) en kleding (+9%) stegen veel minder dan gemiddeld.
Tegenover die prijsstijgingen stond evenwel ook een stevige toename van de inkomens. Het gemiddelde loon per uur ging in 2019-2023 19,6% hoger, duidelijk meer dan de gemiddelde inflatie. Ook de uitkeringen en de pensioenen werden verhoogd. Dat vertaalde zich dus in extra koopkracht. Gemiddeld kreeg het reëel beschikbaar inkomen van de gezinnen, de koopkracht dus, in 2022 wel een stevige tik (-1,9%), maar vooral via de automatische indexering werd dat in 2023 al meer dan goedgemaakt (+3,6%). Daarnaast nam ook de armoede de voorbije jaren geleidelijk af. Voor de komende jaren blijven de vooruitzichten voor de koopkracht positief. Volgens de recentste vooruitzichten van het Planbureau zou de gemiddelde koopkracht in 2019-2029 met 15% toenemen. Voor alle duidelijkheid, dat is bovenop de inflatie.
Nu is de versterking van de koopkracht, en de welvaart in brede zin, sowieso het ultieme doel van het beleid. Een cruciale voorwaarde daarbij is wel dat die koopkrachtstijging gebaseerd is op duurzame fundamenten. Dat was de voorbije jaren minder het geval. De toename van de koopkracht ging ten koste van ontsporende overheidsfinanciën en een verslechterende concurrentiepositie van de bedrijven (die het grootste deel van de koopkrachtstijging financierden via hogere lonen). Dat laatste wordt geïllustreerd door de duidelijke terugval van de winstmarges van de bedrijven en door het verlies aan marktaandeel van onze exporteurs op de internationale markten. Het voorbije anderhalf jaar zakte de macro-economische indicator van de winstmarges al met een dikke 8%. En volgens het Planbureau kijken de Belgische exporteurs in de periode 2021-2029 aan tegen een verlies aan marktaandeel van bijna 10%, waarmee de verbetering in dat marktaandeel in de voorgaande jaren volledig uitgewist zou worden.
Met de duurzame transitie, de vergrijzing van de bevolking, de stilvallende productiviteitsgroei, de geopolitieke verschuivingen, de twijfel over de globalisering, de wankele overheidsfinanciën, onze ontoereikende infrastructuur… staat België de komende jaren voor een hele reeks uitdagingen die onze toekomstige welvaart, en dus ook de toekomstige koopkracht, hypothekeren. De focus van de volgende legislatuur moet zijn hoe we ons economisch groeipotentieel terug opkrikken, want dat zal op langere termijn doorslaggevend zijn voor een duurzame koopkrachtstijging.
Met een kortzichtige focus op een kortstondige koopkrachtboost van hogere lonen en uitkeringen die niet gebaseerd is op sterkere economische groei dreigen we op langere termijn allemaal slechter af te zijn.