Zo’n 6% van de kmo-bedienden ontving vorig jaar een collectieve loonbonus. Dat is het hoogste percentage van de laatste jaren. Dat blijkt uit een analyse van hr-dienstengroep Liantis op basis van de loongegevens van meer dan 330.000 Belgische werknemers. Onder meer de war for talent en de zoektocht van werkgevers naar alternatieve verloningsvormen spelen hier volgens experten zeker een rol. Bovendien was er ook een stijging in het gemiddelde bedrag van de uitgekeerde loonbonussen. In 2023 ging het om 1.769,95 euro bruto.
Een loonbonus (cao 90) is een ‘niet-recurrent resultaatsgebonden voordeel’ dat een werkgever toekent aan een groep medewerkers als ze samen resultaten behalen die eerder vastgelegd werden in duidelijke doelstellingen. Zo moet de werkgever de doelstelling, het bedrag van de loonbonus en de referteperiode vastleggen waarbinnen de doelstelling bereikt moet worden. “De FOD WASO oordeelt vervolgens of het plan al dan niet goedgekeurd wordt. Cruciaal in het verhaal is dat de doelstellingen niet té makkelijk of niet zeker haalbaar mogen zijn”, zegt Matthias Debruyckere, juridisch expert bij hr-dienstengroep.
Een voorbeeld: een werkgever in de bouwsector merkt dat zijn medewerkers vaak werkmateriaal achterlaten op werven. Om dit in de toekomst te voorkomen, beslist de werkgever om hierop een loonbonus af te stemmen. Als de medewerkers minder dan 3 keer het materiaal vergeten op de werf, krijgen ze de extra premie.
In 2023 kreeg 6,02% van de kmo-bedienden een loonbonus. Dat is meer dan het jaar ervoor, toen was dat nog zo’n 4,97%. Meer nog: dat is meteen ook het grootste verschil met vorige jaren. “Kmo-werkgevers gaan steeds meer op zoek naar alternatieve manieren om medewerkers aan te trekken en te behouden. Want voor kmo’s is de war for talent zeker nog een realiteit.”
De stijging is opvallend want de populariteit van de loonbonus nam sinds 2020 elk jaar wat af. Zo kreeg in 2022 4,97% van de kmo-bedienden een loonbonus, wat minder was dan in 2021 (5,16%) en 2020 (5,74%). “In de nasleep van de coronacrisis hadden heel wat ondernemingen het moeilijk om de impact van de crisis het hoofd te bieden. Bovendien zijn de loonkosten al erg hoog, dan is het soms niet mogelijk om een extraatje te geven. Je kan ook elk jaar beslissen om al dan niet een loonbonus toe te kennen”, aldus Debruyckere.
Hoe zit het dan bij arbeiders? Daar blijkt de loonbonus verre van ingeburgerd. Zo ontving amper 2,23% een loonbonus in 2023. Dat is meer dan in 2022 (1,73%), maar staat toch nog in schril contrast met het aantal uitgekeerde bonussen bij bedienden.
Liantis becijferde dat in 2023 de loonbonus gemiddeld 1.769,95 euro bruto bedroeg. Dat is toch een stuk meer dan het jaar ervoor, toen het nog om gemiddeld 1.426,31 euro ging. In 2021 was dat nog lager (1.333,25 euro).
“Loonbonussen hebben een plafond en worden jaarlijks geïndexeerd. Dit jaar mag de loonbonus maximaal 4.020 euro bedragen. In 2023 was dat nog 3.948 euro. Tot dat bedrag kunnen werkgevers en werknemers genieten van de fiscaalvriendelijke behandeling. Maar als werkgever kan je zelf kiezen hoeveel je precies toekent”, aldus Matthias Debruyckere.
De bonus is fiscaalvriendelijk voor zowel de werkgever als de medewerker. Een werkgever betaalt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wel een solidariteitsbijdrage van 33% bovenop het brutobedrag, terwijl de medewerker enkel een solidariteitsbijdrage van 13,07% draagt. De werkgever moet er geen bedrijfsvoorheffing op inhouden. Op een brutobedrag van 1.000 euro, betaalt de werkgever dus 330 euro, terwijl de werknemer 869,3 euro overhoudt.
Een werkgever moet de premie wel steeds aan één groep medewerkers toekennen. Bovendien is de loonbonus geen verworven recht. De werkgever kan dus beslissen om het ene jaar wel, en het andere jaar geen bonus te voorzien. Ook het bonusbedrag kan elk jaar wijzigen.
Belangrijk om te weten: een collectieve loonbonus kan je niet van vandaag op morgen uitbetalen. “Dien je begin 2024 een loonbonusplan in, met een doelstelling die behaald moet worden tijdens 2024, zal je de bonus pas ten vroegste begin 2025 kunnen uitbetalen”, geeft Matthias Debruyckere nog mee.
Hoewel het maximumbedrag dat kan toegekend worden gestegen is, valt nog af te wachten of dit effectief weer zal resulteren in een gemiddeld hogere loonbonus. En ook of het aantal medewerkers dat een loonbonus krijgt stabiel zal blijven, is een onzekere factor. Heel wat werkgevers die het goed gedaan hebben, werden immers door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst verplicht om aan hun medewerkers een koopkrachtpremie te betalen.
“De vraag is dus of die koopkrachtpremie de ruimte voor de loonbonus niet zal kannibaliseren”, aldus Matthias Debruyckere.