Ons Belgische fiscale systeem ontmoedigt ondernemerschap ten gunste van passieve investeringen, omdat het geen rekening houdt met de risico's die verbonden zijn aan hetzelfde ondernemerschap.
Het Belgische fiscale systeem is opgebouwd uit enkele elementaire principes. Een daarvan is de progressiviteit van de personenbelasting. Het inkomen van een natuurlijke persoon wordt ofwel geconsumeerd, ofwel gespaard. Maar het consumptieaandeel is niet evenredig met het inkomen: men verdubbelt zijn consumptie niet als het inkomen verdubbelt. Sparen neemt dus marginaal toe met het inkomen.
Via de progressiviteit belast de personenbelasting dus de vorming van spaargeld, aangezien een hoog inkomen, dat gemakkelijker kan worden gespaard dan een laag inkomen, marginaal meer wordt belast. Om deze reden wordt kapitaal, behoudens uitzonderingen, niet als zodanig belast, omdat de vorming ervan al progressief wordt belast. Dit systeem zorgt voor een relatieve gelijkheid voor het fiscale offer en een herverdeling van de opbrengsten van economische activiteit.
De fiscaliteit houdt geen rekening met het inherente risico van een inkomen.
Natuurlijk is deze logica verdedigbaar als het kapitaal afkomstig is van een opeenstapeling van gespaard arbeidsinkomen. Dit was het geval in de industriële jaren na de oorlog. Dit is tegenwoordig minder het geval, zoals blijkt uit het werk van de Franse econoom Piketty, die aantoont dat wereldwijd de groei van het kapitaal die van de wereldeconomie kan overtreffen. Bovendien roept de vraag naar de belasting van kapitaalvorming de vraag op naar de overdracht ervan, namelijk schenkings- en successierechten, evenals de rechtvaardiging van de belasting op meerwaarden, maar dit is een ander debat.
Er is echter een minder bekende logica die een zekere gelijkwaardigheid vaststelt tussen de belasting op arbeidsinkomen en die op inkomsten uit kapitaal geïnvesteerd in aandelen, oftewel dividenden. Om deze gelijkwaardigheid op een zeer vereenvoudigde manier te begrijpen, moet men het beroepsinkomen van een werknemer vergelijken met dat van diezelfde werknemer die zijn activiteit “zou overzetten” naar een vennootschap (waarvan hij dan de enige aandeelhouder zou zijn) en zich uitsluitend in de vorm van dividenden zou belonen.
In het eerste geval wordt hij snel belast tegen het marginale tarief van 50%, terwijl een dividend eerst wordt belast met vennootschapsbelasting tegen het tarief van 25%, en vervolgens, over de resterende 75%, met de roerende voorheffing van 30%. De totale belastingdruk zal 47,5% bedragen voor een dividend, wat dicht bij de 50% ligt van de belasting op beroepsinkomsten. Natuurlijk houdt deze berekening geen rekening met de vele directe en indirecte perifere belastingen, noch met het feit dat men vaak kapitaal moet vormen voordat men een vennootschap opricht. De sociale bescherming van werknemers wordt ook niet in aanmerking genomen.
Maar de redenering is niet compleet: de fiscaliteit houdt geen rekening met het inherente risico van een inkomen.
De “kosten van kapitaal” zijn hoger voor een ondernemer.
Theoretisch gezien belonen financiële markten het ontbreken van diversificatie in aandelenbeleggingen niet. Dit is intuïtief: als een belegger de aandelen in zijn portefeuille kan diversifiëren, zou het onlogisch zijn dat de markt het ontbreken van diversificatie beloont in de vorm van een aanvullende, terugkerende opbrengst. Dit betekent dat een rentenier die, ter illustratie, een miljoen euro investeert in honderd aandelenpakketten van elk 10.000 euro, minder risico neemt en/of gemiddeld een beter rendement behaalt dan een ondernemer die hetzelfde miljoen euro investeert in zijn enige project, zonder enige mogelijkheid tot diversificatie.
Toch is de belasting hetzelfde voor de rentenier en de belegger. De dividenden van deze twee protagonisten worden op dezelfde manier belast (met vennootschapsbelasting en roerende voorheffing), terwijl de ondernemer niet gediversifieerd is. De “kosten van kapitaal” zijn dus hoger voor een ondernemer. Dit betekent dat de gelijkwaardigheid tussen de belasting op arbeidsinkomen en een dividend, zoals hierboven genoemd, alleen begrijpelijk is als het dividend het inkomen vertegenwoordigt van een aanzienlijke, zo niet enige, deelneming van een belastingplichtige, dat wil zeggen een reëel alternatief voor beroepsinkomen. Deze redenering houdt geen stand als de dividenden voortkomen uit een gediversifieerde aandelenportefeuille.
Het is incoherent om arbeidsinkomsten zwaarder te belasten dan dividenden uit aandelenkapitaal.
De structuur van een coherent fiscaal systeem zou dus vereisen dat een inkomen des te minder wordt belast naarmate het gediversifieerder is of — wat op hetzelfde neerkomt — minder risicovol is. Het dividend van een zelfstandige “in vennootschapsvorm” zou dus minder moeten worden belast dan de dividenden van een gediversifieerd kapitaal, omdat dit laatste schokken kan opvangen die verband houden met het bezit van meerdere aandelen.
Maar we moeten verder gaan. Arbeid kan in wezen niet worden gediversifieerd: men kan moeilijk tegelijkertijd voor meerdere bedrijven werken. Bovendien is arbeid onderhevig aan veel intrinsieke risico's (ziekte, invaliditeit, kennisaanpassing, inzetbaarheid, economische conjunctuur, enz.), terwijl kapitaal normaal gesproken de mens overleeft. Het is dus incoherent om arbeidsinkomsten zwaarder te belasten dan dividenden uit aandelenkapitaal.
Dit zou idealiter moeten leiden tot de volgende belastinghiërarchie: een beroepsinkomen zou minder moeten worden belast dan de dividenden van een aanzienlijke, zo niet enige, investering van een ondernemer, die minder zouden moeten worden belast dan de dividenden van een gediversifieerde aandelenportefeuille van een rentenier. Het zou dus gaan om het bevorderen van ondernemerschap en arbeid.
Natuurlijk zou dit alles een heroverwogen fiscale architectuur vereisen, en het zal uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk, zijn om een onweerlegbaar onderscheid te maken tussen een ondernemer en een rentenier. Maar desalniettemin ontmoedigt ons Belgische fiscale systeem ondernemerschap, hetzij door arbeid of investering, ten gunste van passieve investeringen, omdat het geen rekening houdt met de risico's die verbonden zijn aan hetzelfde ondernemerschap.
In het belang van zijn optimale verspreiding bieden wij u een automatische vertaling van dit artikel met behulp van kunstmatige intelligentie.De Stichting is niet verantwoordelijk voor de kwaliteit en de nauwkeurigheid van deze machinevertaling.Dit artikel is oorspronkelijk in het Frans geschreven, dus het is de Franse versie waarnaar in alle gevallen moet worden verwezen. |