Het begrotingstekort loopt volgend jaar op tot 30 miljard euro. Zonder ingrepen ligt er voor de volgende legislatuur nog eens bijna zoveel aan extra facturen klaar. Alle verkiezingsbeloftes die geld kosten kunnen de komende 10 maanden best genegeerd worden.
Volgens de nieuwste vooruitzichten van het Planbureau zou het begrotingstekort van alle Belgische overheden samen in 2024 uitkomen op 30 miljard, of 5% van het bbp. Door een combinatie van zwakkere economische groei en hogere rente is die inschatting van het tekort duidelijk slechter dan eerder geraamd (4,2%). Dat zet nog maar eens de opmerkelijk moeilijke omstandigheden voor de volgende legislatuur in de verf.
Het grote begrotingstekort aan de start van de volgende legislatuur is immers niet de enige budgettaire uitdaging voor de komende jaren. Door de veroudering van de bevolking zullen
de sociale overheidsuitgaven tegen het einde van de volgende legislatuur (2029) 1,3% van het bbp hoger liggen dan aan de start in 2024. Daarnaast impliceren de hogere marktrentes dat de rentelasten op de overheidsschuld de komende jaren zullen toenemen, een duidelijke trendbreuk na 30 jaar van dalende rentelasten. Volgens de jongste marktverwachtingen zouden de rentelasten aan het einde van de volgende legislatuur 1% van het bbp hoger liggen dan aan de start. Zonder ingrijpen van de volgende regering zou het begrotingstekort tegen het einde van de volgende legislatuur oplopen tot ruim 7% van het bbp. Als de regering dat begrotingstekort tegen het einde van de legislatuur zou willen terugbrengen tot 3% van het bbp (de Europese grens voor het tekort, dan vereist dat een budgettaire inspanning van 4,3% van het bbp, of 24 miljard in euro’s van vandaag.
En dan zijn er ook nog andere extra facturen. De Belgische overheden investeren al decennialang veel te weinig. Dat wordt pijnlijk geïllustreerd door de problemen met onze infrastructuur. Een stevige inhaalbeweging in de overheidsinvesteringen dringt zich op. Die zal hoe dan ook noodzakelijk zijn om de duurzame transitie in goede banen te leiden. Verschillende regeringsleden gaven al aan dat ze jaarlijkse overheidsinvesteringen willen opdrijven tot 4% van het bbp tegen 2030. Dat betekent 1,3% van het bbp, of 7,5 miljard in euro’s van vandaag op jaarbasis. En als we ook de NAVO-doelstelling van defensie-uitgaven van 2% van het bbp willen halen, waarvoor de druk gezien de huidige geopolitieke situatie ook zal toenemen, dan is er zo’n 5 miljard extra nodig in euro’s vandaag. Dat impliceert dus nog eens een dikke 2% van het bbp, of zo’n 12,5 miljard in euro’s van vandaag, extra.
Dat onze overheden met budgettaire uitdagingen te kampen hebben, is uiteraard geen nieuw gegeven. Totnogtoe bleek dat evenwel zelden een hindernis om nieuwe
overheidsuitgaven te beloven, en ook effectief te beslissen. De totale overheidsuitgaven gaan ondertussen al dertig jaar in stijgende lijn. Maar de omstandigheden voor de volgende legislatuur zien er toch echt wel anders uit. De vorige regeringen konden nog rekenen op de aanhoudende daling van de rentelasten op de overheidsschuld. Die zorgden de voorbije decennia automatisch voor extra budgettaire ruimte. Maar die trend is nu duidelijk voorbij. De komende jaren zullen de rentelasten terug gaan toenemen. Daarnaast is de vergrijzing ondertussen op toerental, wat een continue druk zet op de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg. En ook de gevolgen van 40 jaar van onderinvesteringen kunnen niet langer genegeerd worden. Extra overheidsinvesteringen zijn stilaan onvermijdelijk.
Die dramatische budgettaire vooruitzichten zullen politieke partijen er in de campagne allicht niet van weerhouden om toch nog eens met allerlei verkiezingsbeloftes uit te pakken. De realiteit voor de volgende legislatuur wordt evenwel anders: daar zal de focus toch vooral op saneren en hervormen moeten liggen. Verkiezingsbeloftes die geld kosten (zonder ernstig plan over hoe dat gefinancierd moet worden), kunnen best genegeerd worden.
De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van de boeken ‘België kan beter’ en ‘Terug naar de feiten’