De Commissie publiceert CBN-advies 2022/09 ter vervanging van advies 2017/06 - Consolidatie bij de horizontale groep (consortium). Dit advies werd geactualiseerd naar aanleiding van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
In de meeste vennootschapsgroepen met een verticale structuur berust de controle2 bij een moedervennootschap3. In dergelijk geval zal de eventuele consolidatieverplichting rusten op deze moedervennootschap. In vennootschapsgroepen waarbij de controle in handen is van één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die geen vennootschap zijn, staat er geen moedervennootschap aan het hoofd van de groep. Een dergelijke groepsstructuur noemt men veelal een horizontale groepsstructuur.
Er is sprake van een horizontale groep, naar Belgisch recht een consortium, wanneer een vennootschap enerzijds, en één of meer andere vennootschappen naar Belgisch of buitenlands recht anderzijds, die geen dochtervennootschappen4 zijn van elkaar, noch dochtervennootschappen zijn van één en dezelfde vennootschap, onder centrale leiding staan.5 De wetgever heeft zijn wens uitgedrukt dat ondernemingen, zodra deze onder centrale leiding staan, worden opgenomen in de consolidatiekring.6
De wetgever heeft een aantal wettelijke vermoedens7 ingevoerd waarbij het bestaan van een centrale leiding wordt vermoed aanwezig te zijn. Uiteraard kan er ook sprake zijn van een centrale leiding zonder dat deze wettelijke vermoedens aanwezig zijn.
Er geldt een onweerlegbaar8 vermoeden dat vennootschappen onder centrale leiding staan wanneer de centrale leiding voortvloeit uit tussen deze vennootschappen gesloten overeenkomsten of uit statutaire bepalingen of wanneer hun bestuursorganen voor het merendeel bestaan uit dezelfde personen. Wanneer een bestuurder van een vennootschap een rechtspersoon is, zal deze laatste, gelet op artikel 61, § 2 W. Venn. een vaste vertegenwoordiger benoemen die belast wordt met de uitvoering van de bestuursopdracht in naam en voor rekening van de rechtspersoon. Deze vaste vertegenwoordiger zal uitsluitend de rechtspersoon vertegenwoordigen zonder dat er sprake is van een indeplaatsstelling. Het wettelijk vermoeden wordt aldus niet toegepast op de vaste vertegenwoordiger zelf.
Er geldt een weerlegbaar9 vermoeden dat vennootschappen onder centrale leiding staan wanneer de meerderheid van de aandelen worden gehouden door dezelfde personen, behoudens wanneer de aandelen worden gehouden door overheden.
De Commissie heeft reeds advies10 uitgebracht over de berekening van de criteria voor de grootte van een onderneming. In dat advies vermeldt de Commissie dat de beoordeling van de grootte van een onderneming dient te gebeuren op geconsolideerde basis of op geaggregeerde11 basis en dat de beoordeling van de overschrijdingscriteria plaats vindt op balansdatum. In artikel 10, § 1 W.Venn. wordt niet expliciet bepaald op welk tijdstip de beoordeling van de aanwezigheid van een centrale leiding moet plaatsvinden. De Commissie is van mening dat de beoordeling van de aanwezigheid van een centrale leiding moet plaatsvinden op balansdatum.12
Een goed begrip van de definitie van een consortium is ook van belang voor de opstelling van de enkelvoudige jaarrekening. Aandelen die worden aangehouden in een onderneming waarmee een consortium wordt gevormd, worden op de balans in de enkelvoudige jaarrekening van de deelnemende vennootschap, ongeacht het deelnemingspercentage, vermeld onder de financiële vaste activa bij de “verbonden ondernemingen”.13 Hetzelfde geldt voor de vennootschappen die bij weten van haar bestuursorgaan onder controle staan van een vennootschap die deel uitmaakt van het consortium. Ook de vorderingen op de hiervoor bedoelde entiteiten worden opgenomen onder de financiële vaste activa wanneer deze vorderingen een duurzame ondersteuning van de bedrijfsuitoefening van deze verbonden vennootschappen tot doel hebben.14
Voorbeeld 1
De raad van bestuur van de Belgische vennootschap X bestaat uit de natuurlijke personen a, b, c en d. De raad van bestuur van de Belgische vennootschap Y bestaat uit de natuurlijke personen a, b, d, e en f. De aandelen van de vennootschap X zijn eigendom van de natuurlijke personen a en b, de aandelen van de vennootschap Y zijn eigendom van de natuurlijke personen e en f.
Aangezien de meerderheid van de bestuurders van de vennootschap X tevens de meerderheid uitmaken van de raad van bestuur van de vennootschap Y, vormen beide vennootschappen een consortium (onweerlegbaar vermoeden).
Voorbeeld 2
Wanneer een vennootschap een dochtervennootschap is van een andere vennootschap staan beiden uiteraard onder dezelfde leiding. Uit de definitie van een consortium blijkt evenwel duidelijk dat er in dergelijk geval geen sprake kan zijn van een consortium.
Uit de definitie van het begrip consortium volgt dat, opdat er sprake kan zijn van een consortium, de leden van het consortium geen dochtervennootschappen mogen zijn van elkaar en evenmin dochtervennootschappen mogen zijn van één en dezelfde handelsvennootschap of vennootschap met handelsvorm naar Belgisch of buitenlands recht. Deze vereiste is logisch: het begrip consortium is immers overbodig wanneer de betrokken vennootschappen reeds met elkaar zijn verbonden in een verticale relatie.15
Voor dergelijke entiteiten bestaat uitsluitend een verticale en geen horizontale consolidatieverplichting. Dit is een illustratie van de primauteit van de verticale consolidatie op de horizontale consolidatie.
Voorbeeld 3
De raden van bestuur van de onderstaande vennootschappen zijn samengesteld als volgt:
De raad van bestuur van vennootschap X bestaat uit de natuurlijke personen: a, b, c, d en e.
De raad van bestuur van vennootschap Y bestaat uit de natuurlijke personen a, b, e en f.
De raad van bestuur van vennootschap Z bestaat uit de natuurlijke personen a, b, f, g en h. Vennootschap X bezit een participatie van 40% in vennootschap Y; de overige 60% van de aandelen van vennootschap Y zijn in het bezit van vennootschap Z.
De vennootschappen X en Z staan niet onder centrale leiding. De vennootschap Y is een dochtervennootschap van de vennootschap Z; vennootschap Y wordt effectief gecontroleerd door vennootschap Z.
Aangezien vennootschap Y een dochtervennootschap is van vennootschap Z vormen de vennootschappen Y en Z geen consortium (primauteit van de verticale consolidatie).
Gelet op de samenstelling van de raden van bestuur van de vennootschappen X en Y treedt het onweerlegbaar16 vermoeden van centrale leiding vermeld in artikel 10, § 2, 2° W.Venn. in werking. De vennootschappen X en Y vormen aldus een consortium.
Voorbeeld 4 (vennootschappen houden een deelneming aan in elkaar)
Vennootschap X en vennootschap Y staan onder centrale leiding. Vennootschap X heeft een deelneming van 40% in vennootschap Y.
Indien vennootschap Y niet kwalificeert als een dochtervennootschap van vennootschap X en vennootschap X en vennootschap Y geen dochtervennootschappen zijn van een gemeenschappelijke moedervennootschap, vormen vennootschap X en vennootschap Y wel degelijk een consortium.
Voorbeeld 5
Vennootschap X en vennootschap Y zijn zustervennootschappen. Beiden zijn een dochtervennootschap van eenzelfde buitenlandse vennootschap die overeenkomstig de aldaar geldende boekhoudwetgeving geen geconsolideerde jaarrekening moet opmaken. De definitie van artikel 10, § 1 W.Venn. impliceert dat in dergelijk geval de vennootschappen X en Y geen consortium vormen. De vennootschappen X en Y zijn immers allebei een dochtervennootschap van eenzelfde vennootschap.
Voorbeeld 6
De aandelen van de vennootschap X worden voor 35% aangehouden door de natuurlijke persoon a, voor 30% door natuurlijke persoon b, terwijl de andere aandelen wijd verspreid zijn. De aandelen van de vennootschap Y worden voor 25% aangehouden door de natuurlijke persoon a, voor 27% door de natuurlijke persoon b, terwijl de andere aandelen wijd verspreid zijn.
De meerderheid van de aandelen van X en de meerderheid van de aandelen van Y zijn in het bezit van dezelfde personen (a en b). Bijgevolg geldt een weerlegbaar vermoeden dat de vennootschappen X en Y onder centrale leiding staan.
Voorbeeld 7
De aandelen van vennootschap X zijn verdeeld als volgt:
De aandelen van vennootschap Y zijn verdeeld als volgt:
Zowel bij de vennootschap X als bij de vennootschap Y geldt dat b en c samen de meerderheid van de aandelen bezitten. Bijgevolg geldt een weerlegbaar vermoeden dat de vennootschappen X en Y onder centrale leiding staan.
Voorbeeld 8
De private stichting P is juridisch en economisch eigenaar van 90 % van de aandelen van vennootschap X en 85 % van de aandelen van vennootschap Y. Bijgevolg geldt een weerlegbaar vermoeden dat de vennootschappen X en Y onder centrale leiding staan van de private stichting P. Vennootschap X en vennootschap Y vormen een consortium.17
Wanneer er sprake is van een consortium moet een geconsolideerde jaarrekening worden opgesteld waarin alle vennootschappen worden opgenomen die het consortium vormen, alsook hun dochterondernemingen.18 Wanneer er sprake is van een groep van beperkte omvang, geldt evenwel een vrijstelling van consolidatieplicht.19
Bij een consortium rust de consolidatieverplichting20 gezamenlijk bij de vennootschappen die het consortium vormen. Zij staan gezamenlijk in voor de opstelling en de openbaarmaking van de geconsolideerde jaarrekening en het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening.21
Iedere vennootschap die het consortium vormt, wordt aangemerkt als een consoliderende vennootschap.22 Aldus is er een onderscheid tussen enerzijds de vennootschappen die het consortium vormen, die allen worden aangemerkt als een consoliderende vennootschap, en anderzijds de dochtervennootschappen van deze vennootschappen. Samen vormen zij de consolidatiekring.
In de consolidatiekring worden geen natuurlijke personen opgenomen. Dit volgt uit enerzijds de definitie van een consolidatiekring23 en anderzijds van wat moet worden verstaan onder een dochteronderneming24.
Om eenzelfde reden maken een vereniging zonder winstoogmerk, een internationale vereniging zonder winstoogmerk of een stichting evenmin deel uit van een consolidatiekring.
Artikel 107 KB W. Venn. stelt dat een dochteronderneming in bepaalde omstandigheden buiten de consolidatie mag worden gelaten. Artikel 108 KB W.Venn stelt dat een dochteronderneming buiten de consolidatie moet worden gelaten wanneer de opneming ervan in de consolidatie zou indruisen tegen het beginsel van het getrouwe beeld vermeld in artikel 115 KB W. Venn.
De Commissie is van mening dat een samenlezing van de artikelen 107, 108 en 115 KB W.Venn. niet toelaat om een vennootschap die het consortium vormt, buiten de consolidatie te laten. De uitzondering vermeld in de artikelen 107 en 108 KB W.Venn. geldt uitsluitend voor de dochtervennootschappen van de consoliderende vennootschappen doch niet voor de consoliderende vennootschappen zelf. Volgens de Commissie kan bijgevolg het argument niet worden ingeroepen dat een lid van het consortium buiten de consolidatie wordt gehouden om redenen dat dit lid slechts van een te verwaarlozen betekenis zou zijn.
Wanneer de onderneming behoort tot een groep van beperkte omvang geldt een vrijstelling van consolidatieplicht (artikel 112 W.Venn.). Wat betreft de berekeningswijze van de grootte van een groep verwijst de Commissie naar het CBN-advies 2010/5 - Berekening criteria artikel 15 W.Venn. en het CBN-advies 2016/3 - Beoordeling groottecriteria artikelen 15 en 15/1 W.Venn.
In artikel 16, § 1 W.Venn. worden de criteria vermeld voor de beoordeling of twee of meer vennootschappen die een consortium vormen, al dan niet een groep van beperkte omvang vormen in de zin van artikel 16, § 1 W.Venn. De beoordeling van de overschrijdingscriteria vindt plaats op geconsolideerde of geaggregeerde basis.
Bij een consortium vindt de consolidatie plaats op het niveau van de vennootschappen die het consortium vormen. Wanneer een centrale leiding wordt uitgeoefend door een persoon die geen vennootschap is of door een natuurlijke persoon, wordt voor de beoordeling van de grootte van een consortium geen rekening gehouden met het bedrag van de omzet, het balanstotaal of het aantal personeelsleden van de persoon die de centrale leiding uitoefent.
De Commissie merkt op dat een lid van een consortium nooit kan worden aangemerkt als een microvennootschap.25
Wanneer één van de vennootschappen die het consortium vormen zelf dochtervennootschappen aanhoudt, kan zij, door het feit dat voor het consortium een geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld en openbaar gemaakt, worden vrijgesteld van de verplichting om op haar niveau een geconsolideerde jaarrekening op te stellen, uiteraard mits de overige vrijstellingsvoorwaarden worden vervuld en onverminderd de specifieke verplichtingen die gelden voor genoteerde vennootschappen en op het gebied van informatieverstrekking aan de ondernemingsraad.26
De geconsolideerde jaarrekening van het consortium vervangt in dat geval de geconsolideerde jaarrekening van de moedervennootschap.
De vennootschappen die het consortium vormen staan gezamenlijk in voor de opstelling en de openbaarmaking van de geconsolideerde jaarrekening en het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening.27
Deze geconsolideerde jaarrekening van het consortium wordt gepubliceerd op de pagina’s van de Nationale Bank van België. De vennootschappen die het consortium vormen kunnen zelf vrij bepalen op wiens pagina van de NBB deze geconsolideerde jaarrekening raadpleegbaar is. Het is niet noodzakelijk dat elk lid van het consortium een geconsolideerde jaarrekening neerlegt, ze staan gezamenlijk28 in voor de publicatie van de geconsolideerde jaarrekening en het bijhorende jaarverslag maar ze moeten niet elk een publicatie hiervan doen.
Iedere vennootschap die een vrijstelling inroept voor het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening moet voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 113, §§ 2 en 3 W.Venn. Bijgevolg is voor iedere vennootschap die tot de consolidatiekring behoort steeds zichtbaar waar de geconsolideerde jaarrekening raadpleegbaar is.
Artikel 111, tweede lid W.Venn. stelt dat elk van de vennootschappen die het consortium vormen, als een consoliderende vennootschap wordt beschouwd. In artikel 109 W.Venn wordt verduidelijkt dat onder een consoliderende vennootschap moet worden verstaan: de vennootschap die de geconsolideerde jaarrekening opstelt.
De geconsolideerde jaarrekening wordt op dezelfde datum afgesloten als de jaarrekening van de consoliderende vennootschap (artikel 119, eerste lid KB W.Venn.). De geconsolideerde jaarrekening kan evenwel op een ander tijdstip worden afgesloten om rekening te houden met de balansdatum van de meeste of van de belangrijkste van de in de consolidatie opgenomen ondernemingen (artikel 119, tweede lid KB W.Venn.).
Uit een samenlezing van de artikelen 109 en 111 W.Venn en artikel 119, eerste lid KB W.Venn volgt dat stricto sensu meerdere (horizontaal) geconsolideerde jaarrekeningen nodig zijn indien de vennootschappen die het consortium vormen hun jaarrekening niet op dezelfde datum afsluiten. De Commissie is van mening dat de consolidatieplichtige leden van een consortium er zich in dat geval toe kunnen beperken om toch slechts één (horizontaal) geconsolideerde jaarrekening op te stellen:
De geconsolideerde jaarrekening van een consortium wordt gecontroleerd door de commissaris van tenminste één van de vennootschappen van het consortium of door één of meer bedrijfsrevisoren die daartoe met onderlinge toestemming zijn aangesteld.29
Indien de geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld volgens de wetgeving en in de nationale munt van een buitenlandse vennootschap die tot het consortium behoort, mag zij worden gecontroleerd door de persoon belast met de controle van deze buitenlandse vennootschap.30
In geval van consolidatie bij een consortium mag de geconsolideerde jaarrekening worden opgesteld volgens de wetgeving en in de nationale munt van het land van een buitenlandse vennootschap die tot het consortium behoort, wanneer het hoofdbedrijf van het consortium in die vennootschap is gelokaliseerd dan wel geschiedt in de munt van het land waar zij haar zetel heeft. In dergelijk geval mag de geconsolideerde jaarrekening worden gecontroleerd door de persoon belast met de controle van deze buitenlandse vennootschap.31
Wanneer de geconsolideerde jaarrekening is opgesteld volgens de wetgeving van een buitenlandse vennootschap die deel uitmaakt van het consortium, moet de vennootschap die gebruik wenst te maken van de vrijstelling van de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening op te stellen, een exemplaar van de geconsolideerde jaarrekening van het consortium, van het controleverslag en van het jaarverslag neerleggen bij de NBB. Deze publicatie moet gebeuren in de taal of de talen waarin de vrijgestelde vennootschap haar jaarrekening dient openbaar te maken.
De Commissie merkt op dat om te kunnen genieten van voormelde vrijstelling de geconsolideerde jaarrekening en het jaarverslag moeten zijn opgesteld overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad dan wel op een gelijkwaardige wijze als de jaarrekeningen en jaarverslagen die zijn opgesteld in overeenstemming met deze richtlijn.
De vennootschappen die het consortium vormen worden in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen volgens de methode van de integrale consolidatie. Dit volgt uit een samenlezing van artikel 111, tweede lid W.Venn. en artikel 134, eerste lid, 1° KB W.Venn.
Artikel 117 W.Venn. stelt dat in de geconsolideerde jaarrekening onder de posten van het eigen vermogen de samengevoegde bedragen die zijn toe te rekenen aan elk van de vennootschappen die het consortium vormen, worden opgenomen. Hierbij worden de posten van het eigen vermogen van deze vennootschappen samengevoegd en behouden ze hun eigen karakter (kapitaal, uitgiftepremie, herwaarderingsmeerwaarden, reserves of overgedragen resultaat).
Aangezien de geconsolideerde balans van een consortium een loutere optelling33 is van de balansen van de vennootschappen die het consortium vormen, zal, wanneer er sprake is van een zuiver consortium, geen sprake zijn van consolidatieverschillen en evenmin van ”belangen van derden”. Met een zuiver consortium wordt hier bedoeld dat geen van de leden van het consortium zelf deelnemingen bezit.
Artikel 167 KB W.Venn. stelt dat de rekening Kapitaal en de rekening Uitgiftepremies uitsluitend het bedrag bevat van het kapitaal respectievelijk de uitgiftepremies van de consoliderende vennootschap. In het geval van een consortium zijn al de leden van het consortium echter consoliderende vennootschappen. In die zin is een loutere optelling ”normaal”. De rekening Herwaarderingsmeerwaarden wordt bij een “gewone” consolidatie opgenomen ten belope van de herwaarderingsmeerwaarden die zijn geboekt sedert de opname in de consolidatie. De reserves op geconsolideerde basis zijn alle reserves van de consoliderende vennootschap vóór de eerste consolidatie vermeerderd met het aandeel van de groep in de geconsolideerde resultaten na aftrek van de uitkeringen verricht door de consoliderende vennootschap.
Uit de artikelen 133, en 144 KB W.Venn. volgt dat voorafgaand aan de samentelling de onderlinge schulden en vorderingen van de leden die het consortium vormen, geëlimineerd34 worden.
Vereenvoudigd voorgesteld ziet de toe te passen consolidatietechniek bij een horizontale consolidatie er stapsgewijs35 uit als volgt:
Stap 1
Vooraleer kan worden overgegaan tot een horizontale consolidatie worden de waarderingsregels van de ondernemingen die tot de consolidatiekring behoren op elkaar afgestemd en worden de nodige aanpassingsboekingen uitgevoerd.
Stap 2
Vervolgens vindt bij ieder lid van het consortium zo nodig een verticale consolidatie plaats volgens de gebruikelijke consolidatieregels.
Stap 3
Tenslotte vindt tussen de leden van het consortium een horizontale consolidatie plaats. Een horizontale consolidatie wordt uitgevoerd als volgt:
De geconsolideerde balans van een consortium is een loutere optelling van de balansen van de vennootschappen die het consortium vormen.
Voorbeeld
Hierna volgen de vereenvoudigde balansen van de vennootschappen X en Y en een geconsolideerde balans van het consortium dat door beiden gevormd wordt. In het voorbeeld wordt uitgegaan van het meest eenvoudige geval waarbij noch de vennootschap X, noch de vennootschap Y deelnemingen bezitten. De schulden zijn per hypothese steeds schulden ten opzichte van derde partijen en er worden geacht geen preacquisitieresultaten van het boekjaar te zijn. Evenmin is er sprake van onderschattingen van activa.
Gegevens
Venn. X | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 500 | Kapitaal | 100 |
Immateriële vaste activa | 350 | Reserves | 300 |
Geldbeleggingen | 20 | Schulden | 470 |
Venn. Y | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 1.150 | Kapitaal | 1.000 |
Financiële vaste activa | 20 | Uitgiftepremie | 150 |
Geldbeleggingen | 30 | Schulden | 50 |
Stap 3
Consortium X + Y | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 1.650 | Kapitaal | 1.100 |
Immateriële vaste activa | 350 | Uitgiftepremie | 150 |
Financiële vaste activa | 20 | Reserves | 300 |
Geldbeleggingen | 50 | Schulden | 520 |
Mogelijks bezitten de vennootschappen die het consortium vormen zelf dochterondernemingen. In voorkomend geval zullen deze dochterondernemingen moeten worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening volgens de geëigende (verticale) consolidatietechniek.
Voorbeeld
Vennootschap X bezit 100% van de aandelen van vennootschap X1. Deze aandelen werden verworven met een aanschaffingswaarde van 200. De vennootschappen X en Y staan onder de centrale leiding van bijvoorbeeld drie natuurlijke personen. In de voorstelling hierna zal de vennootschap X eerst een verticale consolidatie uitvoeren volgens de integrale consolidatiemethode. Vervolgens zal een horizontale consolidatie plaatsvinden van de geconsolideerde rekeningen (X + X1) met de rekeningen van de vennootschap Y.
Gegevens
Venn. X | |||
---|---|---|---|
Financiële vaste activa | 200 | Kapitaal | 100 |
Immateriële vaste activa | 350 | Reserves | 300 |
Geldbeleggingen | 80 | Schulden | 230 |
Venn. X1 | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 500 | Kapitaal | 250 |
Immateriële vaste activa | 50 | Reserves | 200 |
Geldbeleggingen | 10 | Schulden | 110 |
Venn. Y | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 1.150 | Kapitaal | 1.000 |
Financiële vaste activa | 20 | Uitgiftepremie | 150 |
Geldbeleggingen | 30 | Schulden | 50 |
Stap 236
Venn. (X + X1) | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 500 | Kapitaal | 100 |
Immateriële vaste activa | 400 | Reserves | 300 |
Geldbeleggingen | 90 | Consolidatieverschil37 | 250 |
Schulden | 340 |
Stap 3
Consortium (X + X1) + Y | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 1.650 | Kapitaal | 1.100 |
Immateriële vaste activa | 400 | Uitgiftepremie | 150 |
Financiële vaste activa | 20 | Reserves | 300 |
Geldbeleggingen | 120 | Consolidatieverschil | 250 |
Schulden | 390 |
Wanneer er sprake is van een centrale leiding maakt het niet uit hoeveel het deelnemingspercentage van derden in de consoliderende ondernemingen bedraagt. De geconsolideerde jaarrekening van het consortium bestaat uit een optelsom van het geheel van ondernemingen die het consortium vormen. De loutere optelling van de rekeningen van de ondernemingen die het consortium vormen, is net de essentie van een horizontale consolidatie. Ofwel is er eenheid van leiding, ofwel is er geen eenheid van leiding.38
In een geconsolideerde jaarrekening van een zuiver consortium komen noch belangen van derden, noch consolidatieverschillen voor. De rekening Belangen van derden komt niet voor in de geconsolideerde jaarrekening van een consortium, behoudens de belangen van derden die zouden zijn ontstaan op het niveau van de verticale consolidatie door een vennootschap die deel uitmaakt van het consortium.
Voorbeeld
Vennootschap X bezit 80% van de aandelen van vennootschap X1. Deze aandelen werden verworven met een aanschaffingswaarde van 200. De vennootschappen X en Y staan onder de centrale leiding van bijvoorbeeld drie natuurlijke personen waarbij geen tegenbewijs wordt geleverd. In een eerste stap zal X een verticale consolidatie uitvoeren volgens de integrale consolidatiemethode. In een tweede stap zal een horizontale consolidatie plaatsvinden van de geconsolideerde rekeningen (X + X1) met de rekeningen van de vennootschap Y.
Gegevens
Venn. X | |||
---|---|---|---|
Financiële vaste activa | 200 | Kapitaal | 100 |
Immateriële vaste activa | 350 | Reserves | 300 |
Geldbeleggingen | 80 | Schulden | 230 |
Venn. X1 | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 500 | Kapitaal | 250 |
Immateriële vaste activa | 50 | Reserves | 200 |
Geldbeleggingen | 10 | Schulden | 110 |
Venn. Y | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 1.150 | Kapitaal | 1.000 |
Financiële vaste activa | 20 | Uitgiftepremie | 150 |
Geldbeleggingen | 30 | Schulden | 50 |
Stap 239
Venn. (X + X1) | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 500 | Kapitaal | 100 |
Immateriële vaste activa | 400 | Reserves | 300 |
Geldbeleggingen | 90 | Consolidatieverschil40 | 160 |
Belangen van derde | 90 | ||
Schulden | 340 |
Stap 3
Consortium (X + X1) + Y | |||
---|---|---|---|
Materiële vaste activa | 1.650 | Kapitaal | 1.100 |
Immateriële vaste activa | 400 | Uitgiftepremie | 150 |
Financiële vaste activa | 20 | Reserves | 300 |
Geldbeleggingen | 120 | Consolidatieverschil | 160 |
Belangen van derden | 90 | ||
Schulden | 390 |
Overeenkomstig artikel 11, 1, c) W.Venn. worden vennootschappen waarmee een consortium wordt gevormd, aangemerkt als verbonden ondernemingen. Bijgevolg worden de aandelen die worden aangehouden door een lid van het consortium in een ander lid van het consortium, in de enkelvoudige jaarrekening opgenomen onder de financiële vaste activa.
Artikel 143 KB W.Venn. stelt dat de aandelen in het kapitaal van de consoliderende vennootschap die worden gehouden door haarzelf of door een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming, in de geconsolideerde balans worden geboekt in actiefpost IX.
Aandelen in het kapitaal van de consoliderende vennootschap die worden aangehouden door haarzelf of door een in de consolidatie opgenomen dochteronderneming, worden in de geconsolideerde balans opgenomen in actiefpost IX. Geldbeleggingen.41 In geval van een consortium wordt elk van de vennootschappen die het consortium vormen beschouwd als een consoliderende vennootschap.42 De aandelen in het kapitaal van alle vennootschappen die het consortium vormen en die worden aangehouden door een lid van het consortium of door een dochtervennootschap van een lid van het consortium worden in de geconsolideerde balans opgenomen in de actiefpost IX. Geldbeleggingen.
Voorbeeld waarbij een lid van het consortium een deelneming heeft in het kapitaal van een ander lid van het consortium
Vennootschap X bezit een deelneming van 10% in het kapitaal van vennootschap Y. Vennootschap X heeft deze deelneming verworven voor een aanschaffingswaarde van 200. De balansen van de vennootschappen X en Y zien er uit als volgt:
Venn. X | |||
---|---|---|---|
Deelneming in Y | 200 | Eigen vermogen | 400 |
Liq. middelen | 1.000 | Schulden | 800 |
Venn. Y | |||
---|---|---|---|
Liq. middelen | 2.500 | Eigen vermogen | 650 |
Schulden | 1.850 |
De geconsolideerde balans ziet eruit als volgt:
Consortium X + Y | |||
---|---|---|---|
Liq. middelen | 3.500 | Eigen vermogen | 1.050 |
Eigen aandelen | 200 | Schulden | 2.650 |
Voorbeeld waarbij de aandelen van één van de vennootschappen die deel uitmaken van het consortium worden aangehouden door een dochteronderneming van één van de andere leden van het consortium
Vennootschap X heeft een 75%-dochteronderneming X1. De aanschaffingswaarde van deze aandelen bedraagt 450. De vennootschap X1 bezit op haar beurt een deelneming in het kapitaal van vennootschap Y van 8%. De vennootschap X1 heeft deze deelneming verworven voor een aanschaffingswaarde van 200. Wanneer vennootschap X en vennootschap Y een consortium vormen, zal in eerste instantie verticaal geconsolideerd worden door de vennootschap X. Voor de eenvoud43 gaan we ervan uit dat het eigen vermogen van de vennootschap X1 overeenstemt met het eigen vermogen op datum dat de vennootschap X1 werd verworven.
Venn. X | |||
---|---|---|---|
Deelneming in X1 | 450 | Eigen vermogen | 500 |
Liq. middelen | 950 | Schulden | 900 |
Venn. X1 | |||
---|---|---|---|
Deelneming in Y | 200 | Eigen vermogen | 400 |
Liq. middelen | 700 | Schulden | 500 |
Venn. Y | |||
---|---|---|---|
Liq. middelen | 2.500 | Eigen vermogen | 650 |
Schulden | 1.850 |
In eerste instantie zal een geconsolideerde balans worden opgesteld van X+X1.
Consolidatiebalans X + X1 | |||
---|---|---|---|
Consolidatiegoodwill | 150 | Eigen vermogen | 500 |
Deelneming Y | 200 | Belangen van derden | 100 |
Liquide middelen | 1.650 | Schulden | 1.400 |
De geconsolideerde balans van het consortium ziet eruit als volgt:
Consortium (X + X1) + Y | |||
---|---|---|---|
Consolidatiegoodwill | 150 | Eigen vermogen | 1.150 |
Eigen aandelen | 200 | Belangen van derden | 100 |
Liq. middelen | 4.150 | Schulden | 3.250 |
Bron: CBN