In onderhavig advies verduidelijkt de Commissie de boekhoudkundige verwerking van het nettoactief van een vereniging zonder winstoogmerk (hierna: VZW) die omgezet wordt in een coöperatieve vennootschap. De wetgever heeft expliciet voorzien in de mogelijkheid tot omzetting, in juridische continuïteit2 , van een VZW in een vennootschap. Omwille van mogelijke risico’s op misbruik wat de bestemming van het vermogen van de VZW betreft, is de omzetting van een VZW in een vennootschap uitsluitend mogelijk wanneer de VZW de vorm aanneemt van een coöperatieve vennootschap die erkend is als sociale onderneming.3 Dergelijke omzetting kan zowel in een CV erkend als SO als in een erkende CVSO.4 Onderhavig ontwerpadvies vervangt
COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN
CBN-advies 2024/01 – Vermogensklem bij de omzetting van een VZW in een coöperatieve vennootschap erkend als sociale onderneming
Advies van 8 november 20231
Omzetting van een VZW in een erkende CVSO of een CV erkend als SO
De procedure tot omzetting van een VZW in een CV erkend als SO of in een erkende CVSO is geregeld in de artikelen 14:37 tot 14:45 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna: WVV).
De omzettingsprocedure houdt onder meer in dat het bestuursorgaan een staat van activa en passiva van de VZW moet opmaken en toevoegen aan het verslag van het bestuursorgaan dat moet worden vermeld in de agenda van de algemene vergadering die over de omzetting beslist. Deze staat van activa en passiva:
- mag maximaal drie maanden oud zijn5 ;
- waardeert de bezittingen en schulden6 tegen werkelijke waarde7 ;
- moet vergezeld zijn van een verslag van de commissaris van de VZW of, als er geen commissaris is, een door het bestuursorgaan aangewezen bedrijfsrevisor of gecertificeerd accountant waarin wordt aangegeven of er een overwaardering van het nettoactief heeft plaatsgehad.
Het nettoactief van de VZW zoals dat blijkt uit voormelde staat van activa en passiva moet in de jaarrekening van de CV worden uitgedrukt en moet op een onbeschikbare reserverekening worden geboekt8 . Bij een latere vereffening moet aan het eventuele batige saldo een bestemming worden gegeven die zo nauw mogelijk aansluit bij het voorwerp van de CV als erkende sociale onderneming.9 Deze onbeschikbare reserve kan, gelet op haar oorsprong, niet bij beslissing tot statutenwijziging beschikbaar worden gemaakt.10 De onbeschikbaarheid van het nettoactief op de datum van de omzetting is als het ware een klem die op het vermogen wordt geplaatst. De wetgever wil hiermee beletten dat eenmaal de VZW vennootschap is geworden dit vermogen, opgebouwd binnen de VZW, zou worden uitgekeerd.
Boekhoudkundige verwerking
Zoals hiervoor beschreven, worden de actief- en passiefbestanddelen van de rechtspersoon in de staat van activa en passiva gewaardeerd tegen hun werkelijke waarde. Het identificeren van het nettoactief van de VZW vereist de boeking van het geheel van activa en passiva tegen deze werkelijke waarde naar aanleiding van de omzetting in een coöperatieve vennootschap. De naleving van de door artikel 3:35, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna: KB WVV) opgelegde vereisten is, gelet op de duidelijke bewoordingen van artikel 14:42 WVV, hier niet aan de orde. Er is aldus geen reden om de rentabiliteitsvoorwaarde toe te passen, noch om deze herwaarderingsmeerwaarden te beperken tot herwaardeerbare activa zoals gedefinieerd door het KB WVV. Dit impliceert dat ook activa die in beginsel niet kunnen worden geherwaardeerd (bijvoorbeeld geldbeleggingen), naar aanleiding van de omzetting eveneens moeten worden gewaardeerd tegen werkelijke waarde.11
Dit heeft een dubbel gevolg. Enerzijds, doordat de omzetting plaatsvindt in juridische continuïteit, wijzigt de aanschaffingswaarde van de bezittingen/actiefbestanddelen niet en dient deze aanschaffingswaarde12 dan ook tot uiting te komen in de boekhouding van de rechtspersoon. De eventuele latente meerwaarde die tot uitdrukking wordt gebracht, wordt op een afzonderlijke subrekening van het betrokken actiefbestanddeel geboekt13 . Anderzijds bevat artikel 3:79 KB WVV de verplichting om deze latente meerwaarden die betrekking hebben op vaste activa met beperkte gebruiksduur, af te schrijven volgens een overeenkomstig artikel 3:6, § 1 KB WVV opgemaakt plan dat ertoe strekt de vastgestelde waarde af te schrijven over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van de betrokken activa.
Omwille van de uitdrukkelijke verwoording in het WVV dat de werkelijke waarde van het nettoactief van de VZW op het ogenblik van haar omzetting niet aan de aandeelhouders mag worden terugbetaald of uitgekeerd, in welke vorm dan ook14 , is de Commissie van mening dat deze onbeschikbare reserve niet kan worden aangewend om verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren.15
Als de waarde van het betrokken actief daalt tot onder de geherwaardeerde waarde, kan deze waardedaling naar de mening van de Commissie niet aangerekend worden op de gevormde onbeschikbare reserve.
De Commissie vestigt er tevens de aandacht op dat alle activa dienen gewaardeerd te worden aan werkelijke waarde. Wat dus bij wijze van voorbeeld ook het geval is voor gelbeleggingen en liquiditeiten al dan niet uitgedrukt in vreemde valuta. De werkelijke waarde die in aanmerking wordt genomen is de wekelijke waarde op datum van de staat van activa en passiva ook al zou die niet duurzaam zijn.
Voorbeelden
Materiële vaste activa
Een gebouw is reeds tien jaar in het bezit van een VZW16 op het ogenblik van de omzetting van deze VZW in een erkende CVSO. De aanschaffingswaarde van dit gebouw in hoofde van de VZW bedraagt 990.000 euro. De VZW heeft tot aan de omzetting 300.000 euro afschrijvingen geboekt op dit gebouw. De (netto) boekwaarde van het gebouw bedraagt aldus bij de omzetting 690.000 euro. De werkelijke waarde van het gebouw bedraagt op dat moment 1.200.000 euro. Naast dit gebouw bezit de VZW liquide middelen op een bankrekening voor een bedrag van 100.000 euro. De VZW is eveneens handelsschulden verschuldigd ter waarde van 200.000 euro. In het voorbeeld wordt er eenvoudigheidshalve van uitgegaan dat de VZW haar vermogen volledig zelf heeft opgebouwd zonder een beginvermogen.
Balans vóór omzetting17 2210.0 Gebouwen: aanschaffingswaarde 990.000 14 Overgedragen resultaat 590.000 2210.9 Gebouwen: geboekte afschrijvingen (300.000) 44 Handelsschulden 200.000 5500 Kredietinstellingen: rekening-courant 100.000 790.000 790.000Op het ogenblik van de omzetting is het gebouw 510.000 euro meer waard dan de uitgedrukte boekwaarde. Dit bedrag van 510.000 euro wordt op een afzonderlijke subrekening van het betreffende actief tot uitdrukking gebracht. Naar aanleiding van de omzetting van de VZW in een erkende CVSO wordt in toepassing van artikel 14:42 WVV een bedrag van 1.100.00018 euro op een onbeschikbare reserverekening geboekt.19
Balans na omzetting 2210.0 Gebouwen: aanschaffingswaarde 990.000 1319 Overige onbeschikbare reserves 1.100.000 2210.8 Gebouwen: latente meerwaarden 510.000 1319.0 Overige onbeschikbare reserves 590.000 2210.9 Gebouwen: geboekte afschrijvingen (300.000) 1319.1 Latente meerwaarden in onbeschikbare reserves 510.000 5500 Kredietinstellingen: rekening-courant 100.000 44 Handelsschulden 200.000 1.300.000 1.300.000De geherwaardeerde nettowaarde van deze vaste activa wordt vervolgens jaarlijks verder afgeschreven volgens een passend afschrijvingsplan voor het deel van de herwaardering dat betrekking heeft op het actief met beperkte gebruiksduur.
Geldbeleggingen
Veronderstel dat de VZW (bovenop haar liquide middelen van 100.000 euro en de handelsschulden van 200.000 euro) twee geldbeleggingen bezit. De aanschaffingswaarde ervan bedraagt respectievelijk 600.000 euro (geldbelegging 1) en 250.000 euro (geldbelegging 2). Geldbelegging 1 maakte in de laatste jaarrekening het voorwerp uit van een waardevermindering van 100.000 euro, waardoor deze geldbelegging een netto-boekwaarde had van 500.000 euro.
Balans vóór omzetting20 510x.0 Geldbeleggingen: aanschaffingswaarde 850.000 14 Overgedragen resultaat 650.000 519x Geldbeleggingen: geboekte waardeverminderingen (100.000) 44 Handelsschulden 200.000 5500 Kredietinstellingen: rekening-courant 100.000 850.000 850.000Op het ogenblik van de omzetting van de VZW in een erkende CVSO bedraagt de werkelijke waarde van de geldbeleggingen respectievelijk 550.000 euro (geldbelegging 1) en 400.000 euro (geldbelegging 2). Daar de waardevermindering op geldbelegging 1 slechts verantwoord wordt ten bedrage van 50.000 euro, zal de overige 50.000 euro het voorwerp uitmaken van een terugneming van waardeverminderingen. Aangezien de werkelijke waarde van geldbelegging 2 de aanschaffingswaarde ervan overstijgt, wordt het verschil tussen deze twee bedragen (d.i. 150.000 euro) geboekt als latente meerwaarde. Een bedrag van 850.00021 wordt geboekt op een rekening van de onbeschikbare reserves in toepassing van artikel 14:42 WVV. In die zin voegt artikel 14.42, tweede lid WVV een suppletieve waarderingsregel toe aan het KB WVV vermits artikel 3:35 KB WVV de herwaardering van Geldbeleggingen niet toelaat. Dit geldt mutatis mutandis eveneens voor andere activa waarvoor volgens de gemene regel geen herwaardering mogelijk is.
Balans na omzetting 510x.0 Geldbeleggingen: aanschaffingswaarde 850.000 1319 Overige onbeschikbare reserves 850.000 510x.8 Geldbeleggingen: latente meerwaarden 150.000 1319.0 Overige onbeschikbare reserves 700.000 519x Geldbeleggingen: waardeverminderingen (50.000) 1319.1 Latente meerwaarden in onbeschikbare reserves 150.000 5500 Kredietinstellingen: rekening-courant 100.000 44 Handelsschulden 200.000 1.050.000 1.050.000De geherwaardeerde nettowaarde van deze geldbeleggingen maakt vervolgens, in voorkomend geval, het voorwerp uit van waardeverminderingen (indien de waarde ervan, naar aanleiding van de vermindering van de waarde van deze activa22 , lager ligt dan de aanschaffingswaarde) en van terugnemingen van deze waardeverminderingen wanneer deze niet langer verantwoord zijn.23 Indien een herwaardering niet langer verantwoord is, maakt deze het voorwerp uit van een terugneming.24 Deze mogelijke waardevermindering wordt niet ten laste gelegd van de onbeschikbare reserve.
Onbeschikbare reserve kan niet worden aangewend om verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren
Een VZW wordt in boekjaar N omgezet in een CV erkend als SO. Het nettoactief dat blijkt uit de staat van activa en passiva (gewaardeerd tegen werkelijke waarde) van die VZW bedraagt 100. Dit bedrag wordt geboekt op een onbeschikbare reserve in toepassing van artikel 14:42 WVV.
Eerste situatie
Een aantal jaar later (aan het einde van boekjaar N+X) beslist deze CV erkend als SO tot ontbinding (en invereffeningstelling). Op dat moment heeft deze CV erkend als SO een overgedragen verlies van -40. Het geheel van haar activa werd gerealiseerd, er blijven slechts liquide middelen (60) over op het actief van de balans. De vereffening wordt gesloten in N+(X+1).
Balans van de CV erkend als SO vóór vereffening 55 Kredietinstellingen 60 1319 Overige onbeschikbare reserves 100 14 Overgedragen verlies (40) 60 60Het bedrag waaraan een bestemming moet worden gegeven betreft het bedrag van 60 aan liquide middelen. Op het bedrag van de onbeschikbare reserves van 100 rust een vermogensklem waardoor dit niet kan worden terugbetaald of uitgekeerd aan de aandeelhouders. Het te bestemmen bedrag van 60 moet bijgevolg een bestemming krijgen zoals voorzien door het WVV (artikelen 14:43, tweede lid WVV en 8:5, § 1, eerste lid, 3° WVV). Aangezien in dit voorbeeld de overige onbeschikbare reserves (100) zelfs na aanzuivering van de verliezen (-40) eveneens 60 zouden bedragen, heeft een mogelijke compensatie tussen de onbeschikbare reserve en het overgedragen verlies in dit voorbeeld geen impact op het te bestemmen bedrag.
Tweede situatie
Dit zou anders zijn wanneer de CV erkend als SO daarnaast ook een eigen inbreng zou hebben van 50.
Balans van de CV erkend als SO vóór vereffening 55 Kredietinstellingen 110 11 Inbreng 50 1311 Andere onbeschikbare reserves 100 14 Overgedragen verlies (40) 110 110Het bedrag waaraan een bestemming kan worden gegeven betreft het bedrag van 110 aan liquide middelen. Dit bedrag overschrijdt het bedrag van de onbeschikbare reserve (100) waarop een vermogensklem rust met 10. Van het te bestemmen bedrag van 110 dient dus 100 een bestemming tot krijgen zoals voorzien door het WVV (artikelen 14:43, tweede lid WVV en 8:5, § 1, eerste lid, 3° WVV). Het resterende bedrag van 1025 (dat dus de onbeschikbare reserves overschrijdt) kan bijgevolg worden uitgekeerd aan de aandeelhouders.
Een voorafgaande compensatie van de onbeschikbare reserves (100) met het overgedragen verlies (-40) zou het bedrag waarop een vermogensklem rust verminderen tot 60, waardoor plots een bedrag van 5026 zou kunnen worden terugbetaald of uitgekeerd aan de aandeelhouders.
Derde situatieLoopt het overgedragen verlies op tot 70, dan ziet de balans van de CV erkend als SO er als volgt uit.
Balans van de CV erkend als SO vóór vereffening 55 Kredietinstellingen 80 11 Inbreng 50 1311 Andere onbeschikbare reserves 100 14 Overgedragen verlies (70) 80 80Het bedrag waaraan een bestemming kan worden gegeven betreft het bedrag van 80 aan liquide middelen. Dit bedrag is lager dan het bedrag van de onbeschikbare reserve (100) waarop een vermogensklem rust. waardoor die 80 niet kan worden terugbetaald of uitgekeerd aan de aandeelhouders. Het te bestemmen bedrag van 80 moet bijgevolg een bestemming krijgen zoals voorzien door het WVV (artikelen 14:43, tweede lid WVV en 8:5, § 1, eerste lid, 3° WVV).
Een voorafgaande compensatie van de onbeschikbare reserves (100) met het overgedragen verlies (-70) zou het bedrag waarop een vermogensklem rust verminderen tot 30, waardoor plots een bedrag van 5027 zou kunnen worden terugbetaald of uitgekeerd aan de aandeelhouders.
- 1Onderhavig advies is tot stand gekomen nadat het ontwerp van dit advies op 2 augustus 2023 ter publieke consultatie werd gepubliceerd op de website van de CBN.
- 2Artikel 14:37, tweede lid WVV.
- 3Memorie van toelichting bij het wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, Kamer, 54 3119/001, 331.
- 4Artikel 8:5 WVV: “§ 1. Een coöperatieve vennootschap kan, in toepassing van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming worden erkend als sociale onderneming wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° zij heeft hoofdzakelijk tot doel, in het algemeen belang, een positieve maatschappelijke impact te bewerkstelligen op de mens, het milieu of de samenleving; 2° enig vermogensvoordeel dat zij aan haar aandeelhouders uitkeert, onder welke vorm dan ook, mag, op straffe van nietigheid, niet hoger zijn dan de rentevoet vastgesteld door de Koning ter uitvoering van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming, toegepast op het door de aandeelhouders werkelijk gestorte bedrag op de aandelen; 3° bij vereffening wordt aan het vermogen dat overblijft na aanzuivering van het passief en terugbetaling van de door de aandeelhouders gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng, op straffe van nietigheid, een bestemming gegeven die zo nauw mogelijk aansluit bij haar voorwerp als erkende sociale onderneming. De Koning bepaalt de voorwaarden voor een erkenning als sociale onderneming. Haar statuten vermelden deze voorwaarden. Een coöperatieve vennootschap wiens voornaamste doel er niet in bestaat om haar aandeelhouders een economisch of sociaal voordeel te verschaffen ter bevrediging van hun beroeps- of persoonlijke behoeften, maar is erkend als een sociale onderneming als bedoeld in paragraaf 1, voegt aan de benaming van haar rechtsvorm de woorden "erkend als sociale onderneming" toe en wordt afgekort als "CV erkend als SO". § 2. Een coöperatieve vennootschap wiens voornaamste doel er niet in bestaat om haar aandeelhouders een economisch of sociaal voordeel te verschaffen ter bevrediging van hun beroeps- of persoonlijke behoeften, en die zowel een erkende coöperatieve vennootschap is als bedoeld in artikel 8:4, als erkend als een sociale onderneming als bedoeld in paragraaf 1, voegt aan de benaming van haar rechtsvorm de woorden "erkend" en "sociale onderneming" toe en wordt afgekort als "erkende CVSO".”
- 5Artikel 14:38, tweede lid, 2° WVV.
- 6Hoewel in artikel 14:38, tweede lid, 2° WVV de specifiekere terminologie ‘activa en passiva’ wordt gehanteerd, vermeldt de Commissie hier ‘bezittingen en schulden’ om te duiden dat ook VZW’s die geen dubbele boekhouding dienen te voeren, omgezet kunnen worden in een CV erkend als SO of een erkende CVSO.
- 7De Commissie is voornemens een advies op te stellen over het begrip ‘werkelijke waarde’ in algemene zin.
- 8Artikel 14:42, tweede lid WVV.
- 9Artikel 14:43, tweede lid WVV.
- 10Verslag aan de Koning bij het KB WVV van 29 april 2019, BS 30 april 2019, ed. 2, 42255.
- 11Voor afschrijfbare activa zal dit in principe (behalve indien er voldaan wordt aan de voorwaarden voor een terugneming van afschrijvingsexcedenten) verlopen via een of meerdere herwaarderingsmeerwaarden indien de werkelijke waarde van deze activa de netto boekwaarde ervan overschrijdt. Voor niet-afschrijfbare activa moeten de eventuele overtollige waardeverminderingen (art. 3:27 KB WVV) worden teruggenomen en een of meerdere herwaarderingsmeerwaarden geboekt worden indien en voor zover de werkelijke waarde ervan de aanschaffingswaarde overschrijdt. Deze herwaardering zal eveneens geboekt moeten worden (en de hieruit voortvloeiende herwaarderingsmeerwaarde zal overgedragen moeten worden naar de onbeschikbare reserve) op vreemde valuta voor zover de werkelijke waarde ervan de aanschaffingswaarde overschrijdt, zelfs wanneer deze in principe noch vaststaan, noch duurzaam zijn.
- 12Voor wat betreft de omzetting van een VZW die een vereenvoudigde boekhouding voert, merkt de Commissie op dat de bezittingen gewaardeerd worden tegen de som van de waarde van de tegenprestaties en uitgaven ingevolge de verwerving van het actiefbestanddeel (artikel 3:178 KB WVV) (zie ook CBN-advies 2020/05 – Verenigingen en stichtingen – Vereenvoudigde boekhouding – Waarderingsregels).
- 13Voor de bestanddelen waarvoor het MAR geen dergelijke subrekening voorziet, dient de onderneming haar boekhoudplan aan te passen (creëren en gebruik maken van een subrekening die eindigt met het cijfer 8) in toepassing van artikelen 10 en 11 van het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het Wetboek van economisch recht.
- 14Artikel 14:43, eerste lid WVV.
- 15Zie ook de voorbeelden opgenomen onder IV. C. Onbeschikbare reserve kan niet worden aangewend om verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren.
- 16Die een dubbele boekhouding voert.
- 17Indien de VZW een dubbele boekhouding voert.
- 18Dit is het bedrag van het nettoactief zoals blijkt uit de staat van activa en passiva waarbij de activa en passiva worden gewaardeerd tegen werkelijke waarde (art. 14:38 WVV) en komt overeen met de som van de werkelijke waarde van het gebouw (990.000 + 510.000 – 300.000 = 1.200.000 euro) en de liquide middelen op de bankrekening (100.000 euro), verminderd met de werkelijke waarde van de handelsschulden (200.000 euro).
- 19Voert de VZW een vereenvoudigde boekhouding, dan zal de omzetting van de VZW in een erkende CVSO in de toelichting bij het vereenvoudigd model van de jaarrekening in het Genormaliseerd minimaal schema van de staat van het vermogen aanleiding geven tot de opname van het gebouw onder de Bezittingen, Onroerende goederen voor een bedrag van 1.200.000 euro en de opname van de liquide middelen onder de Liquide middelen voor een bedrag van 100.000 euro. De handelsschulden worden opgenomen onder de Schulden ten aanzien van leveranciers en bedragen 200.000 euro. Onder de Verplichtingen, Andere verbintenissen zal worden vermeld dat het bedrag van 1.100.000 euro niet mag worden terugbetaald of uitgekeerd, in welke vorm dan ook.
- 20Indien de VZW een dubbele boekhouding voert.
- 21Dit betreft het bedrag van het nettoactief zoals blijkt uit de staat van activa en passiva (de activa en passiva worden gewaardeerd tegen werkelijke waarde cf. art. 14:38 WVV), dat overeenstemt met de som van de werkelijke waarde van de geldbeleggingen ((600.000 – 50.000) + (250.000 + 150.000) = 950.000 euro) en de liquide middelen op de bankrekening (100.000 euro), verminderd met de werkelijke waarde van de handelsschulden (200.000 euro).
- 22Met naleving van de voorwaarden gesteld in artikelen 3:23 e.v. KB WVV.
- 23Art. 3:27 KB WVV. Deze terugneming kan worden uitgevoerd via de boeking van een nieuwe herwaarderingsmeerwaarde (art. 3:89, § 2, II KB WVV).
- 24Art. 3:35, § 3, 2° KB WVV. Deze terugneming kan evenwel niet in de balans gebeuren door tegenboeking van de rubriek Herwaarderingsmeerwaarde op het passief, aangezien deze latente meerwaarde zich op een subrekening van de rubriek Onbeschikbare reserve bevindt. Dit voorbeeld is een uitzondelijk geval waarbij de terugneming kan worden voltrokken via de resultatenrekening (CBN-advies 2011/14 – Herwaarderingsmeerwaarden, 6 juli 2011). Deze niet-recurrente kost kan fiscaal geneutraliseerd worden via een overdracht tussen de subrekeningen van de onbeschikbare reserve, van de subrekening herwaarderingsmeerwaarde (belastingvrije reserve) naar de algemene subrekening (belaste reserve).
- 25Het bedrag aan liquide middelen (110) verminderd met de onbeschikbare reserves, waarop de vermogensklem rust (100).
- 26Het bedrag aan liquide middelen (110) verminderd met wat rest van de onbeschikbare reserve na compensatie met de verliezen (60).
- 27Het bedrag van de liquide middelen (80) verminderd met wat rest van de onbeschikbare reserve na compensatie met de verliezen (30).