Het lijkt erop dat de Nationale Bank van België (NBB) het vuur aan de schenen legt van de financiële instellingen en verzekeringsmaatschappijen (met vergunning voor levensverzekerings-activiteiten) om interne controles te verrichten teneinde de rechtmatigheid van de oorsprong van eerder gerepatriëerde tegoeden voldoende te kunnen staven, alsook om na te gaan of zij als belastingschuldigen de nodige taksen inhouden en de uitwisseling van informatie correct toepassen op risico van zich schuldig te maken aan een bijzonder mechanisme, dat strafrechtelijk beteugeld kan worden en waardoor zij eventueel hun licentie kunnen verliezen.
Deze circulaires richten zich tot:
Beleggingsondernemingen die beleggingsdiensten mogen verrichten in België en de Belgische vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies staan echter onder het prudentieel toezicht van de FSMA. Zij worden dus in principe niet gevat door de circulaires van de NBB. Niettemin ligt het in de lijn der verwachtingen dat de FSMA ook voor deze ondernemingen analoge circulaires zal uitvaardigen.
Het gaat meer in het bijzonder om de volgende circulaires:
Deze circulaire legt aan Belgische financiële instellingen en verzekeringsmaatschappijen nieuwe verplichtingen op inzake de controle van de oorsprong van tegoeden, en meer in het bijzonder van repatriëringen van buitenlandse tegoeden voor zover zij vermogensbeheer-activiteiten uitoefenen of levensverzekeringsovereenkomsten met een eenmalige premie uitgeven.
Dit initiatief van de NBB, dat pas zoveel jaren na de praktijk van repatriëringen van kapitalen uit het buitenland komt, dient wellicht gesitueerd te worden in het kader van een rapport van het Rekenhof eerder dit jaar waaruit blijkt dat er tijdens de vorige regularisatierondes voor 44,6 miljard euro aan kapitaal werd gerepatrieerd naar Belgische rekeningen en deze volgens het Rekenhof onvolledig waren omdat op slechts 2,59 miljard euroheffingen betaald werden. Heel uitzonderlijk werd immers een heffing betaald op het onderliggende fiscaal verjaarde kapitaal.
Het feit dat niet-geregulariseerde kapitalen beheerd en wederbelegd worden kan ertoe leiden dat de financiële instelling of verzekeringsmaatschappij een witwasmisdrijf pleegt.
Elke financiële instelling en verzekeringsmaatschappij moet aan hun interne audit departement opdragen hun huidige en vroegere interne procedures voor de waakzaamheid ten aanzien van de repatriëring van geldmiddelen en de daadwerkelijke tenuitvoerlegging daarvan te beoordelen. De procedures uit het verleden en de toepassing ervan dienen beoordeeld te worden in het licht van de verplichtingen en verwachtingen die op dat ogenblik van toepassing waren. Deze beoordeling moet gebaseerd zijn op steekproeven en moet erop gericht zijn vast te stellen of en in hoeverre de fiscale rechtmatigheid van de geldmiddelen die eerder door hun cliënten zijn gerepatrieerd en die zij momenteel nog aanhouden, opnieuw moet worden onderzocht.
De NBB verzoekt de financiële instellingen tevens om op basis daarvan een actieplan op te stellen om de betrokken repatriëringen zo spoedig mogelijk aan een nieuw onderzoek te onderwerpen, indien dit vereist zou zijn.
Tegen 31 oktober 2021 moet elke financiële instelling en verzekeringsmaatschappij aan de NBB een planning bezorgen voor de uitvoering en afronding van het onderzoek van de interne audit, met dien verstande dat de uiterste datum voor deze afronding is vastgelegd op 30 juni 2022.
Indien het onderzoek van de interne audit aanzienlijke tekortkomingen aan het licht brengt, dient de financiële instelling een proportioneel actieplan op te stellen, waarbij de betrokken repatriëringen worden onderworpen aan een nieuw onderzoek. Dit actieplan dient te worden opgemaakt binnen de drie maanden na de afronding van de interne audit opdracht.
Het interne auditverslag en het actieplan dienen aan de NBB bezorgd te worden.
Krachtens de verschillende toezichtwetten is het verboden voor financiële instellingen en verzekeringsmaatschappijen om een bijzonder mechanisme in te stellen met als doel of gevolg fiscale fraude door derden mogelijk te maken of te bevorderen. Het verbod tot het instellen van een bijzonder mechanisme werd thans geëxpliciteerd in de toezichtwetten door de wet van 2 juni 2021 houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding.
Ook voor deze wet van 2 juni 2021 hadden financiële entiteiten reeds de plicht om ‘bijzondere mechanismen’ te melden aan hun toezichthouders. Maar zolang er geen effectief strafbaar feit plaatsvond (zoals fraude), was er geen sprake van een misdrijf en hoefde de toezichthouder niets te melden aan het parket. Nieuw is nu dat het instellen van ‘bijzondere mechanismen’ expliciet verboden wordt en strafrechtelijk beteugeld kan worden. ‘Bijzondere mechanismen’ worden dus autonome misdrijven.
Deze circulaire geeft toelichting bij het verbod tot instellen van bijzondere mechanismen. In bijlage bij de circulaire werd een geactualiseerde lijst gevoegd van praktijken die beschouwd worden als verboden bijzondere mechanismen. Deze lijst is evenwel niet-limitatief.
Naast administratieve sancties zoals de aanstelling van een speciaal commissaris, de vervanging van leden van het bestuursorgaan, de gehele of gedeeltelijke schorsing of verbod van de uitoefening van het bedrijf van de instelling of de herroeping van de vergunning van de instelling of verzekeringsmaatschappij, wordt er ook op gewezen dat de toezichtwetten voortaan ook voorzien in strafrechtelijke sancties voor wie met opzet een bijzonder mechanisme instelt. Wat de strafrechtelijke sancties betreft is het aan het parket, dat beslist of er al dan niet vervolgd wordt.
De Belgische financiële en verzekeringssector wordt gevraagd om in overstemming met de voorschriften van de verschillende toezichtwetten een doelgericht voorkomingsbeleid in het fiscale domein te bepalen en op te volgen.
Het betreft hier een actualisatie van een reeds in 1997 en 2001 ingevoerde verplichting die zeker in het laatste decennium in praktijk verwaarloosd werd. De NBB verwacht van de financiële instellingen en verzekeringsmaatschappijen dat ze hun fiscaal voorkomingsbeleid kritisch onderzoeken en waar nodig bijsturen en actualiseren.
Voor velen, zeker voor de financiële instellingen en verzekeringsmaatschappijen die zich vanaf 2003 in België hebben gevestigd, zal deze oefening eerder nieuw zijn.
Het voorkomingsbeleid dient ten minste zes actiepunten te omvatten:
Deze verplichting om een fiscaal voorkomingsbeleid te bepalen en op te volgen geldt ook voor betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld, alsook voor centrale effecten bewaarinstellingen, instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effecten bewaarinstellingen naar Belgisch recht en de Belgische bijkantoren van zulke instellingen, waar deze laatste ook gevestigd zijn.
Aangezien het gaat om een actualisering van een circulaire die reeds sinds 1997 bestaat, is zij onmiddellijk van toepassing.
Wij blijven ter beschikking voor verdere informatie, mocht u die nodig hebben.
Dirk Coveliers - Counsel (dirk.coveliers@tiberghien.com)
Stéphanie Gabriël - Senior associate (stephanie.gabriel@tiberghien.com)
Maryll Callari - Associate (maryll.callari@tiberghien.com)
Yannick Cools - Associate (yannick.cools@tiberghien.com)
Bron: Tiberghien