Zoals u reeds eerder heeft kunnen lezen, werden recent diverse verplichtingen ingevoerd voor de maatschap (16 mei 2018, 25 september 2018, 3 januari 2019, 13 februari 2019). Opnieuw kan er een episode toegevoegd worden aan de Maatschap-saga.
Zoals reeds eerder toegelicht moeten maatschappen voortaan principieel een volledige dubbele boekhouding te voeren. Echter, indien de maatschap in het laatste boekjaar een omzet, exclusief btw, heeft van minder dan 500.000 euro kan de maatschap ervoor opteren een vereenvoudigde boekhouding op te stellen. Indien het laatste boekjaar een duur heeft van meer of minder dan 12 maand dient het grensbedrag van 500.000 euro pro rata aangepast te worden.
Wat er onder het begrip ‘omzet’ wordt begrepen, wordt vanaf 1 mei 2019 gewijzigd. Naar aanleiding van de recente goedkeuring van de wet tot invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en houdende diverse bepalingen (WVV) werden ook enkele bepalingen toegevoegd aan het Wetboek Economisch Recht (WER). Een van deze bepalingen voegt een nieuwe invulling betreffende het omzetbegrip toe voor ondernemingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren. Het begrip ‘omzet’ van ondernemingen stemt voortaan overeen met “het bedrag van de andere dan niet-recurrente ontvangsten”. In de memorie van toelichting gaat men niet nader in op hoe deze bepaling geïnterpreteerd dient te worden.
Gelet op deze nieuwe definitie ontstaan er o.i. twee typen van maatschappen; maatschappen als controlevehikel boven een vennootschapsstructuur en maatschappen die beleggingsportefeuilles e.a. houden. De ‘recurrente’ ontvangsten van het eerste type maatschap zullen o.i. beperkt zijn tot dividenden. Voor het tweede type maatschap zal de invulling van ‘recurrente’ ontvangsten ruimer zijn met daarin o.a. interesten, dividenden en meerwaarden waardoor de grens van 500.000 euro veel sneller zal worden overschreden voor dit type maatschap.
De wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, voorziet een voor de maatschap belangrijke verduidelijking middels wijziging van artikel 2003 BW.
Dit artikel voorziet dat gewone volmachten vervallen wanneer de lastgever feitelijk onbekwaam wordt of wanneer sprake is van verkwisting in diens hoofde. Merk op dat een zorgvolmacht een specifieke uitzondering vormt op dit principe.
Voormeld artikel is ook voor maatschappen relevant omdat het mandaat van de zaakvoerder doorgaans als een lastgeving van de maten (lastgevers) aan de zaakvoerder (lasthebber) gekwalificeerd wordt. Dit wordt overigens uitdrukkelijk bevestigd in het nieuwe vennootschapsrecht.
De wetgever heeft nu recent artikel 2003 BW op dit punt aangepast en verduidelijkt dat gewone volmachten verleend in het kader van een maatschap kunnen blijven bestaan indien één van de maten onbekwaam wordt of zich in een staat van verkwisting bevindt, voor zover dit uitdrukkelijk in het maatschapscontract (lees: de oprichtingsakte) werd bedongen. M.a.w. indien de oprichtingsakte niets voorziet, neemt het zaakvoerderschap mogelijks een einde indien één van de maten onbekwaam zou worden. Voor de meeste bestaande maatschappen betekent dit dat de statuten op dit best punt punctueel gewijzigd worden ten einde alle discussie te vermijden.
Gelet op deze nieuwe wijzigingen blijkt het weerom aangewezen om uw maatschap aan een grondige check-up te onderwerpen. Wij helpen u graag indien u vragen zou hebben betreffende uw maatschap.
Voor meer informatie over dit artikel kan u terecht bij:
Pieter Souffriau - Counsel (pieter.souffriau@tiberghien.com)
Louise De Pauw - Associate (louise.depauw@tiberghien.com)
Matthieu Janssens de Bisthoven - Associate (matthieu.janssens@tiberghien.com)
Bron: Tiberghien