Op 18 juli 2024 publiceren het Federaal Planbureau, het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA), Statistiek Vlaanderen en het Institut wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique (IWEPS) economische vooruitzichten voor de drie gewesten.
Net als in 2023 zou de economische groei in België in 2024 uitkomen op 1,4%, vooral onder impuls van de particuliere consumptie en de bedrijfsinvesteringen, terwijl de uitvoer krimpt. Tegen die achtergrond zou de Brusselse bbp-groei aantrekken van 0,7% in 2023 tot 1,4% in 2024. De Vlaamse bbp-groei zou licht vertragen van 1,6% tot 1,4%, terwijl de Waalse bbp-groei zich stabiliseert op 1,3% in beide jaren.
In de periode 2025-2029 zou de Belgische economie blijven groeien met 1,3% tot 1,4% per jaar. De particuliere consumptie blijft de sterkhouder, terwijl het tempo van de bedrijfsinvesteringen wat wordt teruggeschroefd en de uitvoer profiteert van het herstel van de buitenlandse handel. De regionale bbp-groei zou in die periode ook stabiel blijven en in Vlaanderen gemiddeld 1,5% per jaar bedragen, wat hoger blijft dan in Wallonië (1,3%) en Brussel (1,0%). De extra groei in Vlaanderen is in belangrijke mate toe te schrijven aan een grotere bijdrage van de marktdiensten.
In de jaren 2023-2024 verzwakt de binnenlandse werkgelegenheidsgroei in de drie gewesten in vergelijking met het recente verleden. De werkgelegenheidsgroei zou in 2025 weer aantrekken en zich vanaf 2026 in elk gewest stabiliseren, waarbij hij het hoogst zou blijven in Vlaanderen (gemiddeld 1,0% per jaar in de periode 2026-2029, tegenover 0,7% in Wallonië en 0,4% in Brussel). Tegelijkertijd komt de verdere toename van de pendel vanuit Brussel (vooral naar Vlaanderen) grotendeels ten goede aan de werkgelegenheid van de inwoners van Brussel. Daardoor zou de Brusselse werkende bevolking met 1,1% per jaar in de periode 2026-2029 sterker blijven groeien dan die van Vlaanderen en Wallonië (respectievelijk 0,8% en 0,7%).
De groei van de bevolking op arbeidsleeftijd zou in elk gewest vertragen. Daardoor zou de werkgelegenheidsgraad aanzienlijk blijven stijgen: in Vlaanderen van 76,8% in 2023 tot 78,7% in 2029, in Brussel van 66,5% tot 68,8%, en in Wallonië van 65,5% tot 67,7% (volgens de EU2020-definitie voor personen tussen 20 en 64 jaar).
In 2023 overtrof de indexering van de lonen en de sociale uitkeringen ruimschoots de inflatie, wat de koopkracht van de gezinnen (gedefinieerd als het reëel beschikbaar inkomen per inwoner) ondersteunde in de drie gewesten (3,1% in Brussel, 2,9% in Vlaanderen en 2,4% in Wallonië). Voor dit en volgend jaar wordt een minder uitgesproken koopkrachttoename verwacht (gemiddeld 1,4% per jaar in Vlaanderen, 1,6% in Wallonië en 1,8% in Brussel).
In de periode 2026-2029 zou de inflatie zich normaliseren en behouden de verschillende componenten van het beschikbaar inkomen hun specifieke regionale kenmerken. De inkomensgroei in Brussel wordt ondersteund door de toename van de werkgelegenheid van zijn inwoners. In Vlaanderen en Wallonië wordt de inkomensstijging meer aangedreven door de pensioenen, als gevolg van de sterkere vergrijzing van de bevolking. Al bij al zou de koopkracht van de gezinnen in ongeveer dezelfde mate toenemen in Vlaanderen (gemiddeld 1,0% per jaar over de periode 2026-2029) en Wallonië (1,1%), en iets sneller in Brussel (1,4%).
De regionale vooruitzichten zijn het resultaat van een opsplitsing van de ‘Economische vooruitzichten 2024-2029’ voor de Belgische economie die het Federaal Planbureau in juni 2024 publiceerde. Ze bevatten ook regionale projecties voor de lonen, de investeringen, de broeikasgasemissies en de overheidsfinanciën. Zoals gebruikelijk worden deze vooruitzichten opgesteld bij ongewijzigd beleid. Ze houden rekening met de belangrijkste informatie inzake overheidsontvangsten en -uitgaven die op 6 juni beschikbaar was.