De Luxemburgse SICAV's staan regelmatig centraal in fiscale debatten in België, met name wat betreft hun onderwerping aan de jaarlijkse belasting op de instellingen voor collectieve belegging (ICB) en hun geschiktheid voor de verlaagde roerende voorheffing.
Twee belangrijke vragen hebben recentelijk geleid tot tegenstrijdige uitspraken, die de complexiteit van de toepassing van de Belgisch-Luxemburgse belastingverdrag belichten.
De Luxemburgse SICAV's die hun aandelen in België verhandelen, zijn onderworpen aan de Belgische jaarlijkse belasting op de ICB (art. 201/20, 3°, CDTD). Is deze belasting echter compatibel met het Belgisch-Luxemburgse belastingverdrag, dat de belastingheffing tussen de twee staten regelt?
Deze tegenstrijdige beslissingen creëren een aanzienlijke juridische onzekerheid. De vraag of deze belasting in overeenstemming is met het belastingverdrag blijft dus in de lucht hangen, tot nadeel van de betrokken belastingplichtigen.
Verlaagde roerende voorheffing op dividenden
Wanneer een Belgische vennootschap een dividend uitkeert aan een Luxemburgse SICAV, kan deze dan profiteren van de verlaagde roerende voorheffing van 15% die is voorzien door het belastingverdrag (artikel 10)?
Om van dit voordeel te genieten, moet de SICAV worden erkend als een "resident" volgens artikel 4 van het belastingverdrag. Deze status is omstreden, omdat Luxemburgse SICAV's zijn vrijgesteld van belasting op de inkomsten (IRC).
Ondanks hun vrijstelling hebben verschillende Belgische gerechtelijke beslissingen deze status erkend voor Luxemburgse SICAV's:
Recente arresten ondersteunen deze interpretatie :
Deze arresten, niet betwist door het Hof van Cassatie, legitimeren de aanvraag van de Luxemburgse SICAV's voor de terugbetaling van een roerende voorheffing van 30 %.
De fiscaliteit van de Luxemburgse SICAV's in België blijft een complex en evoluerend onderwerp. Als de belasting op de OPC blijft leiden tot uiteenlopende interpretaties, lijkt de kwestie van de roerende voorheffing te profiteren van een gunstige jurisprudentie. De betrokken SICAV's zouden er dus belang bij hebben om de buitensporige heffingen aan te vechten en terugbetalingen te vragen waar de jurisprudentie hen steunt. In afwachting van een harmonisatie van de gerechtelijke beslissingen, herinnert deze juridische onzekerheid aan de noodzaak van een verduidelijking op nationaal en internationaal niveau.