Totale inflatie in België gelijk aan nul
In België daalden de consumptieprijzen van energieproducten in het tweede kwartaal van 2020 met gemiddeld 16,3 % op jaarbasis (tegenover -6,0 % in het eerste kwartaal). De prijzen van motorbrandstoffen, vloeibare brandstoffen, aardgas en elektriciteit tekenden een zeer sterke daling op jaarbasis op in het tweede kwartaal.
Die daling vertraagde in juni echter (-13,1 %), onder meer door de eerste exitmaatregelen die sinds mei in Europa van kracht zijn.
In de buurlanden zakten de energieprijzen op jaarbasis gemiddeld met 8,1 %, terwijl de prijzen in België met 16,3 % afnamen.
Die meer uitgesproken prijsdaling op jaarbasis in ons land is vooral toe te schrijven aan de elektriciteitsprijzen in België die daalden op jaarbasis en een sterkere negatieve inflatie voor vloeibare brandstoffen en gas in vergelijking met het gemiddelde niveau in de voornaamste buurlanden. De elektriciteitsprijzen evolueerden op een verschillende manier: in stijgende lijn in de buurlanden (gemiddeld +2,7 %) en in dalende lijn in België (-7,7 % in België).
Peter Van Herreweghe, directeur van het Prijzenobservatorium
Het Prijzenobservatorium onderzocht het afwijkende verloop van de Belgische elektriciteitsfactuur ten opzichte van die van de buurlanden en het kostenverschil van die factuur.
In het eerste kwartaal van 2020 was de totale elektriciteitsfactuur dus hoger in België (912,6 euro per jaar) dan in Nederland (571,9 euro) en Frankrijk (657,5 euro). Dat verschil was vooral te wijten aan taksen en nettarieven. Belgische consumenten betaalden daarentegen minder voor hun elektriciteit dan Duitse verbruikers (1.134,9 euro), als gevolg van de hoge taksen en heffingen in Duitsland.
In vergelijking met het tweede kwartaal van 2019 stegen de consumptieprijzen van levensmiddelen op jaarbasis in België met 3,2 %. Dat komt overeen met een stijging van de inflatie ten opzichte van het voorgaande kwartaal (2,1 %).
De prijzen van niet-bewerkte levensmiddelen kenden een sterk positieve inflatie (6,1 %), de meest uitgesproken inflatie sinds het tweede kwartaal van 2013.
De prijzen van bewerkte levensmiddelen gingen ook opnieuw de hoogte in (2,4 %, onder andere door alcoholische dranken en de categorie suiker en confituur).
Voor onbewerkte voedingsmiddelen werd de inflatie vooral gedreven door de evolutie van de prijzen voor vlees (vooral varkensvlees met een inflatie van 5,6 %), groenten (5,2 %), fruit (11,6 %) en vis (3,7 %). De weersomstandigheden en de evolutie in de exportstromen kunnen die stijgingen deels verklaren. Logistieke problemen in verband met de gezondheidscrisis speelden eveneens een rol.
Hoewel de inflatie voor levensmiddelen in België in het tweede kwartaal aanzienlijk toenam, bleef ze lager dan in de buurlanden (gemiddeld 4,1 %), zowel voor bewerkte als voor niet-bewerkte voedingsmiddelen.
Net als in België was de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen het hoogst in de drie betrokken landen (gemiddeld 9,1 %), met een bijzonder sterke prijsstijging in Frankrijk (10,9 %).
Ondanks de prijsstijging voor levensmiddelen daalde de totale inflatie in België, gemeten op basis van de geharmoniseerde consumptieprijsindex, tot 0,0 % (1,0 % in het eerste kwartaal van 2020). Die inkrimping was voornamelijk het gevolg van een sterke prijsdaling voor energieproducten in het tweede kwartaal, zoals hierboven gezegd.
De gemiddelde totale inflatie van onze voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) nam ook af in het tweede kwartaal van 2020 van 1,5 % tot 0,6 %.
In het tweede kwartaal van 2020 was de totale inflatie in België voor het vierde opeenvolgende kwartaal lager dan de gemiddelde totale inflatie in de voornaamste buurlanden. Zoals eerder vermeld, was dat verschil vooral toe te schrijven aan de lagere inflatie in België van energieproducten, maar ook van voedingsproducten (3,2 % tegenover 4,1 % in de buurlanden).
Peter Van Herreweghe, directeur van het Prijzenobservatorium
Bron: FOD Economie