Taxificatie. Van fiscaal conflictmodel naar fiscaal samenwerkingsmodel.

Op 26 maart 2024 heeft de juridische opleidingsverstrekker Juriwise in Gent het Taxificatie-congres georganiseerd, onder voorzitterschap van Professor Michel Maus ( VUB ) en Philippe Vanclooster (ITAA). De bedoeling van het congres was om met alle fiscale stakeholders te brainstormen over voorstellen die het fiscaal proces, en in het bijzonder de relatie tussen de belastingplichtige en de fiscale administratie, zouden kunnen verbeteren. Aan het congres namen zowel ambtenaren, cijferberoepers, academici en kabinetmedewerkers deel. Er werd rond een vijftal thema’s gewerkt, waarbij telkenmale een inleidende spreker de voorstellen kwam toelichten en twee reflecteurs de voorstellen konden becommentariëren. Het congres werd afgesloten met een paneldebat in aanwezigheid van de Minister van Financiën.


Thema 1: De creatie van fiscale wetgeving

Voorzitter: Prof. Luc Maes ( FHS ) – Reflecteurs: Peter Van Velthoven ( VUB ) en Loïc Van Staey ( Kabinet Justitie )

In het eerste thema werd stilgestaan bij de problematiek van de creatie van fiscale wetgeving. Hierbij werd voornamelijk de focus gelegd op het probleem van de fiscale complexiteit en de timing van nieuwe fiscale wetgeving.

Een eerste voorstel dat hier werd besproken is de oprichting van een Commissie voor Fiscale Normen met adviserende bevoegdheid voor de fiscale wetgever en de regering. Deze commissie wordt bevolkt door fiscale ambtenaren en experten uit het fiscale middenveld, die de fiscale wetgever en de regering kunnen adviseren over de juridische, praktische en economische effecten van voorgestelde fiscale maatregelen. Hier wordt voorgesteld om tijdens het parlementair proces van fiscale wetgeving ook standaard een advies te vragen de Commissie voor Fiscale Normen. Daarnaast kan deze Commissie ook bevraagd worden bij de uitvoering van fiscale wetgeving, oa bij de opmaak van fiscale circulaires.

Een tweede voorstel hield verband met de timing van nieuwe fiscale wetgeving. Hier wordt gevraagd aan de politiek om voldoende tijd te laten tussen de stemming van fiscale wetgeving en de datum van invoering ervan. Ook werd gevraagd om reeds op datum van de invoering van fiscale wetgeving te voorzien in circulaires en administratieve standpunten om de praktische implementering van nieuwe fiscale regelgeving te vergemakkelijken.


Thema 2: Fiscale administratieve dienstverlening & ruling praktijk

Voorzitter: Prof. Dr. Jean Philippe Van West ( VUB ) – Reflecteurs: Steven Van den Berghe ( Dienst Voorafgaande Beslissingen FOD Financiën ) en Philippe Van Clooster ( ITAA )

In het tweede thema werd gefocust op de fiscaal administratieve dienstverlening en de rulingpraktijk.

Allereerst werd nagegaan in hoeverre het een goed idee zou zijn om de toegankelijkheid van de rulingprocedure te versterken door regionale afdelingen van de Dienst Voorafgaande Beslissingen te installeren in elke provincie, in het bijzonder voor wat betreft KMO’s en particulieren. Hierover bleken de meningen verdeeld te zijn.

Wel bleek er eenstemmigheid over het voorstel om naast de Dienst Voorafgaande Beslissingen ook te voorzien in een unieke helpdesk om belastingplichtigen ( KMO’s en particulieren ) bij te staan. Teneinde de nodige duidelijkheid en rechtszekerheid te verschaffen aan de belastingplichtigen lijkt het aangewezen dat er op het regionale niveau een fiscale helpdesk wordt georganiseerd waar KMO’s en particulieren met hun praktische vragen terecht kunnen en op zeer korte termijn antwoorden kunnen krijgen op hun vragen.


Thema 3: Fiscale rapportering & fiscale controle

Voorzitter: Prof. Dr. Michel Maus ( VUB ) – Reflecteurs: Albert Bouwen ( Zaakcoördinator BBI FOD Financiën ) – Johan Lemmens ( Aternio )

In het derde thema werd stilgestaan bij de fiscale rapportering en de fiscale controle. Ook hier werden verschillende voorstellen besproken.

Een eerste voorstel betrof het invoeren van een correctieve controle voor eenmanszaken en KMO’s. Hierbij is het de bedoeling om nieuw opgestarte eenmanszaken en KMO’s binnen de twee jaar na de opstart te onderwerpen aan een (para)fiscale controle met als enkel doel de onderneming preventief door te lichten en waar nodig louter bijsturende aanbevelingen te geven oa op het vlak van de boekhouding en de administratieve modus operandi. Behoudens het geval van fraude, wordt hier niet sanctionerend, doch enkel bijsturend opgetreden.

Een tweede voorstel omvat het invoeren van een systeem van automatische acceptatie van waarderingsverslagen. Hierbij kan onder andere worden gewezen op het Vlabel systeem mbt de waardering onroerende goederen. In het Vlaams Gewest kan men waarderingen van onroerende goederen laten uitvoeren door expert-schatters die zich bij het Vlabel protocol hebben aangesloten en waarvan de waardering sowieso worden aanvaard door Vlabel. Het voorstel is hier om dit systeem ook op federaal vlak in te voeren voor allerlei fiscale waarderingsproblematieken zoals vruchtgebruik, aandelen, quasi-inbreng etc.

Tot slot werd ook voorgesteld een data-tap bij een fiscale controle te laten screenen door een paritaire commissie van ambtenaren en experten uit het fiscale middenveld, zodat enerzijds het recht op privacy en het beroepsgeheim maximaal gevrijwaard kan worden en anderzijds de fiscale administratie zonder verdere juridische discussies de verkregen informatie kan analyseren en fiscaal verwerken.


Thema 4: Fiscale invordering

Voorzitter: Filip Smet ( Deloitte Legal ) – Reflecteurs: Dr. Julie Leroy (UNIZO) - Pascal Lombardi (Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders België)

In het 4de thema werd stilgestaan bij de problematiek van de fiscale invordering en werd in het bijzonder de nadruk gelegd op de fiscale privileges van de fiscale administratie.

In het eerste voorstel bij dit thema werd gewezen op de invorderingsregeling bij fiscale schulden. Debiteuren die in financiële moeilijkheden zitten, zien een aanbetaling op hun openstaande fiscale schulden eerst aangerekend op de fiscale sancties, dan op de nalatigheidsinteresten en dan pas op de hoofdsom. Dit zorgt voor een vicieuze cirkel voor de belastingplichtige. Hier wordt voorgesteld om deze regeling om te draaien zodat een aanbetaling eerst op de fiscale hoofdsom wordt aangerekend. Minstens moet hier aansluiting worden gezocht met de gemeenrechtelijke regeling waarbij in overleg kan worden beslist om een aanbetaling eerst op de hoofdsom aan te rekenen.

Een tweede voorstel betreft de gelijkschakeling van de fiscale nalatigheidsinteresten ( te betalen door de belastingplichtige op openstaande fiscale schulden ) en de fiscale moratoriuminteresten ( te betalen door de fiscale administratie bij terug te betalen belastingen ). De fiscale wetgever heeft zowel op het vlak van Inkomstenbelastingen als op het vlak van BTW voorzien in een afwijkende regeling voor nalatigheids- en moratoriuminteresten. Bij nalatigheidsinteresten bedraagt het interestpercentage 4%, bij moratoriuminteresten 2%. Op die manier ontstaat er een ongelijke situatie tussen de belastingplichtige en de administratie. Het voorstel is om deze interesten gelijk te trekken.


Thema 5: Fiscale bemiddeling en geschillenbeslechting

Voorzitter: Jan Tuerlinckx ( Tuerlinckx Advocaten ) – Reflecteurs: Prof. Jan Verhoeye ( UGent ) – Prof. Dr. Michel Maus ( VUB )

In het laatste thema werd ingezoomd op de fiscale geschillenbeslechting.

Vooreerst werd hier voorgesteld om meer aandacht te besteden aan de alternatieve fiscale geschillenbeslechting. De fiscale bemiddelingsdienst heeft een belangrijke rol in geschillenbeslechting, maar kan ook pas tussenkomen als er reeds een taxatie is gevestigd en bezwaar werd aangetekend ( in Inkomstenbelasting ) of als er reeds een proces-verbaal werd opgesteld ( inzake BTW ). Meestal impliceert dit dat er reeds een escalerend conflict is ontstaan tussen de fiscus en de belastingplichtige, zodat het aangewezen is om fiscale bemiddelaars, reeds bij de fiscale controle, te laten tussenkomen in de fiscale procedure en zo potentiële geschillen te ontmijnen.

Verder zorgt het feit dat de Fiscale bemiddelingsdienst enkel wordt bemand door fiscale ambtenaren nog steeds voor wantrouwen. Het is immers een basisbeginsel dat een bemiddelaar onafhankelijk en onpartijdig moet zijn. Vandaar dat een paritaire samenstelling van de Fiscale bemiddelingsdienst een noodzaak is om de geloofwaardigheid van deze dienst te versterken en het succes van de fiscale bemiddeling te vergroten.

Verder werd ook voorgesteld om de geschillenprocedure te externaliseren. Dit kan bijvoorbeeld door bij discussies over waarderingen, een extern expert aan te stellen. Dit is momenteel niet voorzien in de fiscale procedure.

Tot slot werd ook voorgesteld om een oplossing te voorzien voor onrechtmatig verkregen bewijs. Met het cassatie-arrest van 22 mei 2015 werd de Antigoon-doctrine ook ingevoerd in het fiscaal recht. Onrechtmatig verkregen bewijs wordt dan ook nog slechts uitzonderlijk geweerd van de fiscale bewijsvoering. Het principe van de rechtstaat impliceert nochtans dat ook de overheid zich aan de wetgeving moet houden. Indien dit niet gebeurd, dan vereist het principe van de rechtstaat dat de overtreding toch op de een of andere manier wordt gesanctioneerd. Indien de bewijsuitsluiting een te zware sanctie is, dan moet in alternatieve sancties worden voorzien. Dit kan bijvoorbeeld door de fiscale sanctionering te remediëren. ( kwijtschelding of vermindering van sancties bij onrechtmatig verkregen bewijs )

Mots clés