Trusts en stichtingen, vaak opgericht in het buitenland, roepen veel fiscale vragen op wanneer ze uitkeringen doen aan Belgische begunstigden. Deze vragen zijn vooral van belang met betrekking tot successierechten en de personenbelasting (PB).
Dit artikel bespreekt de recente rechtspraak over uitkeringen door trusts en stichtingen en hun fiscale behandeling in België.
Uitkeringen door een trust of stichting (juridische constructies die doorgaans onder de kaaimantaks vallen) aan een Belgische inwoner, natuurlijke persoon, zijn in principe belastbaar in de personenbelasting als “dividend”, overeenkomstig artikel 18, lid 1, 3° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (WIB).
Dit betekent dat deze uitkeringen worden behandeld als inkomsten uit roerende goederen en als zodanig worden belast.
Het Hof van Beroep in Gent bevestigde dat uitkeringen door een discretionaire stichting onderworpen kunnen worden aan de successierechten. In deze zaak beschikte de stichting weliswaar in theorie over discretionaire bevoegdheid, maar het Hof oordeelde op basis van de feiten dat de oprichter de stichting zo had gestructureerd dat de bijdragen terug naar zijn kinderen gingen, die dus een direct schuldvorderingsrecht hadden.
Dit vonnis toont aan dat, zelfs wanneer de statuten een discretionaire bevoegdheid voorzien, de feiten en de bedoeling van de oprichter doorslaggevend kunnen zijn. Het Hof hechtte belang aan de instructies van de oprichter aan het bestuursorgaan, waarmee hij zijn intentie om zijn activa aan zijn erfgenamen over te dragen aantoonde.
In februari 2024 breidde de rechtbank van eerste aanleg in Gent de bovengenoemde rechtspraak uit naar een trust in de Bahama’s. Op basis van de zaak met betrekking tot een stichting in Liechtenstein besliste de rechtbank de uitkeringen van de trust te onderwerpen aan de Vlaamse successierechten, op grond van artikel 2.7.0.1.6 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF).
De toepassing van deze bepalingen op discretionaire trusts en stichtingen is controversieel; deze rechtspraak toont echter aan dat het belangrijk is om de feitelijke omstandigheden grondig te analyseren, zonder enkel te kijken naar de statuten of de oprichtingsakte.
De fiscale behandeling van uitkeringen door een trust of stichting kan zwaar doorwegen voor begunstigden, omdat deze onderworpen kunnen zijn aan zowel de successierechten als de personenbelasting.
Deze dubbele belasting vormt een aanzienlijke en vaak onverwachte fiscale last voor begunstigden. Dit onderstreept het belang van een zorgvuldige vermogensplanning om dergelijke gevolgen te vermijden.
De recente beslissingen van Belgische rechtbanken over trusts en stichtingen tonen een bereidheid om verder te kijken dan de louter statutaire bepalingen en de onderliggende economische realiteit en de intenties van de oprichters te analyseren. Belgische belastingplichtigen die betrokken zijn bij structuren met buitenlandse trusts of stichtingen moeten zich bewust zijn van de mogelijke fiscale gevolgen, met name met betrekking tot successierechten en personenbelasting. Vermogensadviseurs moeten deze ontwikkelingen meenemen in hun advies aan cliënten op het gebied van successieplanning en internationaal vermogensbeheer.