Twee keer per jaar bevraagt het VBO zijn sectorfederaties om de economische temperatuur op te meten. Samen staan ze voor 80% van de export, 75% van de tewerkstelling in de private sector en meer dan twee derde van de gecreëerde toegevoegde waarde in ons land. Op basis van die enquête wordt de balans opgemaakt van de Belgische economische situatie en van de vooruitzichten voor het komende halfjaar.
De Belgische industrie kampt al ruim anderhalf jaar met een recessie. Dat komt omdat de structurele competitiviteitsproblemen van onze bedrijven in 2022-2023 aanzienlijk zijn verergerd en nog lang niet verholpen zijn. Zo blijft de energiecrisis in de energie-intensieve activiteiten nazinderen doordat de energieprijzen in Europa nog ettelijke malen hoger blijven dan in andere economische blokken, zoals de VS of China.
Voor België komt daar nog een fors toegenomen loonkostenhandicap (13%) bovenop. Een uur arbeid in de privésector kostte daardoor in ons land in 2023 gemiddeld 47,1 euro ten opzichte van 41,7 euro in de drie buurlanden of een gemiddeld verschil in loonkosten van ongeveer 750 euro per maand.
De verzwakte kostencompetitiviteit van onze industriële bedrijven vertaalt zich dan ook in tanende marktaandelen in binnen- en buitenland, in een internationale markt die sowieso al wordt gekenmerkt door een relatief zwakke vraag.
Daarnaast schommelt de bezettingsgraad van de productiecapaciteit al een jaar onder 75%, een niveau dat enkel in crisisperiodes bereikt wordt en ver onder het historische gemiddelde ligt.
Verder zien we dat de verslechterende economische situatie geleidelijk aan ook uitdijt naar andere belangrijke steunpilaren van onze economie, met name de handel en de bouw- en immobiliënsector.
De in- en uitvoervolumes zijn in 2024 allebei verder gekrompen. Door de verslechtering van de kostencompetitiviteit van de Belgische bedrijven is de uitvoergroei echter sterker teruggevallen dan de invoergroei, die nog kon steunen op een relatief dynamische binnenlandse vraag. De netto-uitvoer zou in 2025 nog meer terugvallen. De marktaandelen van de Belgische bedrijven op de binnen- en buitenlandse markt lijden immers nog steeds onder de sterke verslechtering van de kostencompetitiviteit. Aangezien dergelijk fenomeen enkele jaren kan aanslepen, verwachten we ten vroegste in 2026 een verbetering.
In november gaf 55% van onze sectoren aan dat de tewerkstelling er in hun sector in de afgelopen zes maanden op achteruit ging, tegenover 30% in mei. Bijna een verdubbeling dus. Zelfs de traditioneel goed draaiende ICT-sector rapporteerde een achteruitgang van de werkgelegenheid.
Steeds meer bedrijven sluiten niet-rendabele afdelingen of productielijnen, delokaliseren productie naar het nabije en verre buitenland of gaan simpelweg failliet. Dat gaat in toenemende mate gepaard met een verlies aan arbeidsplaatsen: -12.000 in de industrie sinds midden 2023, waarvan -7.000 in de eerste drie kwartalen van 2024. Ook in de gehele privésector daalde het aantal jobs daardoor met 4.600 eenheden in de eerste negen maanden van 2024.
Globaal gezien houden de werkgelegenheidscijfers wel stand, onder meer door de jobcreatie bij de overheid. De werkloosheidsgraad is tot nu toe maar in beperkte mate gestegen o.a. omdat de vergrijzing ook zorgt voor een daling van het arbeidsaanbod. Verschillende sectoren blijven dan ook tekorten aan arbeidskrachten aanstippen als uitdaging.
1. Concurrentievermogen bedrijven herstellen
Om terug te keren naar een hoger groeiritme in de privésector is de eerste ‘conditio sine qua non’ het herstel van het concurrentievermogen van onze bedrijven. En dat door onder andere:
– de loonkosten te beheersen, in lijn met onze belangrijkste handelspartners;
– de energiekosten voor bedrijven te verlagen;
– de administratieve lasten te verminderen.
2. Overheidsfinanciën saneren
Om het begrotingstekort van naar raming 4,6% van het bbp in 2024 structureel te doen dalen volgens het nieuwe Europese kader zal het niet alleen nodig zijn om meer mensen aan de slag te krijgen, maar ook om meer ingrijpende maatregelen te treffen. Een efficiëntiepact tussen alle Belgische overheidsniveaus, gebaseerd op een diepgaand kerntakendebat, dringt zich dan ook op. Daarbij kunnen vereenvoudiging en digitalisering cruciale hefbomen vormen.
3. Hervormen, hervormen, hervormen
Door de vergrijzing blijft de arbeidsmarkt kampen met een structureel hoge vacaturegraad van 4,2%. Dat zo’n hoge vacaturegraden zich kunnen voordoen bij een werkgelegenheidsgraad van nog altijd maar 72 à 73%, duidt er trouwens ook op dat onze arbeidsmarkt- en socialezekerheidssystemen nog altijd veel te weinig activerend zijn: te veel hangmat en te weinig trampoline. Daarom is het een van de belangrijkste opdrachten van een toekomstige regering om ervoor te zorgen dat potentiële arbeidskrachten zoveel mogelijk terug naar werk worden begeleid.
De toestand van de Belgische economie is zorgwekkend, we dansen op een slappe koord. De problemen waar onze bedrijven voor staan zijn kristalhelder, en de oplossingen om het tij te doen keren zijn bij iedereen bekend. Het valt dan ook te hopen dat de nieuwe regering de problemen terdege aanpakt. Zo kunnen we hopelijk, na zes maanden van stilstand, de hervormingsregering krijgen waarvoor ons land zowel in het noorden als het zuiden heeft gestemd. Pieter Timmermans, CEO van het VBO