Vlabel is nog steeds niet duidelijk! Een levensverzekeringscontract afsluiten met een maatschap: wat betekent dit voor de erfbelasting?

Maatschappen en levensverzekeringen zijn niet weg te denken uit de wereld van de familiale vermogensplanning, maar werken deze populaire technieken ook als ze samen worden gebruikt? In de voorafgaande beslissing nr. 23012 wordt aan Vlabel de vraag gesteld of de uitkering van een levensverzekeringscontract aan een maatschap (afgesloten door de maatschap en ten behoeve van zichzelf) al dan niet ontsnapt aan erfbelasting. Maar geeft deze beslissing wel een duidelijk antwoord?

ERFBELASTING OP DE UITKERING?

In casu beoogden de aanvragers met het vermogen van de maatschap een verzekeringsovereenkomst af te sluiten. Het contract zou worden afgesloten door de onderliggende vennoten van de maatschap naar verhouding tot hun deelgerechtigdheden in de maatschap, op het hoofd van de langstlevende van de ouders (beiden ook vennoten van de maatschap), met als begunstigden de vennoten van de maatschap in verhouding tot hun deelgerechtigdheden.

Vlabel oordeelt dat er erfbelasting verschuldigd zal zijn - overeenkomstig artikel 2.7.1.0.6 VCF (het artikel dat bedingen ten behoeve van een derde viseert) - in de mate dat de begunstiging uitging van de overledene(n).

In casu zal er bij het overlijden van de eerste ouder (nog) geen uitkering plaatsvinden. Dit betekent dat Vlabel op dat ogenblik geen erfbelasting zal heffen. Dit houdt niet in dat er geen heffing meer zal plaatsvinden. De taxatie in de erfbelasting wordt uitgesteld tot het ogenblik waarop de betrokken partij effectief tot het het geldelijk voordeel komt (en niet louter tot het geldelijk voordeel gerechtigd is), conform het zogenaamde wait-and-see-principe.

WAIT AND SEE

Bij het overlijden van de langstlevende ouder zal de polis tot uitkering komen en zal Vlabel - in de mate waarin de begunstiging uitging van de vooroverleden ouders - artikel 2.7.1.0.6 VCF toepassen. In de mate waarin de begunstiging uitging van de kinderen (i.e. de overlevenden) zal er geen toepassing worden gemaakt van artikel 2.7.1.0.6 VCF bij gebrek aan derdenbeding.

Ondanks het feit dat er een voorafgaande beslissing door Vlabel werd genomen, blijft het hoogst onduidelijk wat dit concreet betekent voor de erfbelasting op de uitkering van de levensverzekering. Het antwoord van Vlabel is louter theoretisch, maar wat betekent dit voor de praktijk? Hoe moet de mate van begunstiging uitgaande van de ouders worden geïnterpreteerd? Hierop geeft Vlabel geen antwoord.

RECHTSZEKERHEID VOOR DE BURGER

Nochtans bestaat de rulingdienst net om rechtszekerheid te bekomen voor de burger, maar deze doelstelling kan maar worden vervuld wanneer de beslissingen duidelijk zijn. Wanneer er nadien nog mogelijkheid bestaat tot discussie over de concrete beslissing, dan schort er toch iets aan de helderheid van het antwoord van Vlabel.

Samengevat, lijkt de boodschap van Vlabel er op vandaag in te bestaan dat een levensverzekeringscontract afgesloten door een (reeds geplande) maatschap ervoor zorgt dat de reeds gedane successieplanning (minstens gedeeltelijk) wordt teruggedraaid. In de mate waarin de begunstiging uitging van de ouders, ligt er een derdenbeding voor, onderworpen aan erfbelasting op basis van artikel 2.7.1.0.6 VCF. Vlabel laat na om de concrete invulling te maken van het begiftigingsinzicht van de verschillende vennoten, zodanig dat het aan de burger zelf is om de effectieve impact van deze beslissing te proberen invullen.

Welke interpretaties er aan de beslissing van Vlabel kunnen worden gegeven, kan u uitgebreid raadplegen in: E. JANSSENS, “Een beding ten behoeve van zichzelf afgesloten door een maatschap: is deze techniek vrij van erfbelasting? (Vlabel VB 23012)”, Successierechten 2023, afl. 6, 5-10.

Lees meer over dit onderwerp op deze link

Bron: Cazimir

Mots clés