De hoge inflatie leidt tot bezorgdheid over de invloed ervan op de lonen en kosten. De snelle aanpassing van de lonen in België, als gevolg van de automatische indexering, staat in contrast met het geleidelijker proces in het eurogebied. In beide gevallen was de productiviteitsgroei echter ontoereikend om de kosten te beperken, waardoor de prijzen onder druk zijn komen te staan.
Loon-prijsdynamiek en monetair beleid
Knelpunten
De ECB liet de rente in april 2024 ongewijzigd en benadrukt dat “de binnenlandse prijsdruk sterk is en de stijging van de dienstenprijzen hoog houdt”. Toekomstige rentebeslissingen zullen afhangen van de beoordeling van de loon- en prijsdynamiek en de sterkte van de monetairbeleidstransmissie, naast een beoordeling van de inflatievooruitzichten op basis van nieuwe economische en financiële gegevens. In dit artikel worden de wederzijdse afhankelijkheid tussen de lonen en de (kern)inflatie en de daaruit voortvloeiende uitdagingen voor de monetairbeleidsbeslissingen onderzocht. De ontwikkelingen in België worden vergeleken met de gemiddelde ontwikkelingen in het eurogebied.
De inhaalbeweging van de lonen was snel in België, maar geleidelijker in het eurogebied. De inhaalbeweging van de lonen kwam in België snel op gang, omdat ze automatisch worden geïndexeerd op basis van de consumptieprijzen. In het eurogebied duurt het proces op basis van periodieke onderhandelingen langer. Zo keerden de reële lonen (dit zijn de lonen gecorrigeerd voor inflatie) in België vanaf begin 2023 terug naar het niveau van eind 2020, wat eind 2023 nog niet het geval was in het eurogebied. Het effect van de loononderhandelingen op de bezoldigingen zal in sommige landen van het eurogebied in de loop van 2024 (of later) nog zichtbaar zijn, vooral omdat er niet altijd een duidelijk tijdschema voor de onderhandelingen is.
De productiviteitsgroei was beperkt. Voor ondernemingen kunnen de werkelijke kosten van de loonsverhogingen worden gedrukt door een productiviteitstoename per werknemer. De afgelopen vijf jaar (2019-2023) was de productiviteitsgroei in België echter ontoereikend om de stijging van de reële lonen volledig te compenseren (vooral in 2023). Hierdoor stegen de zogenoemde reële ‘loonkosten per eenheid product’. In het eurogebied hielp de gemiddelde daling van de reële lonen de loonkosten per eenheid product te drukken. Dit was het geval ondanks productiviteitsverliezen, die onder andere werden veroorzaakt door ’labour hoarding’ (namelijk het aanhouden van werknemers, ondanks een zwakke activiteit, wegens de krapte op de arbeidsmarkt).
Het risico op een loon-prijsspiraal is ingeperkt. De binnenlandse inflatie werd afgeremd omdat de kostendruk deels werd gecompenseerd door de lagere winstmarges van de bedrijven. Ook dit was in België eerder het geval (2022) dan in het eurogebied (2023). Daarnaast wijst een aantal vooruitlopende indicatoren, zoals de nieuwe ‘wage tracker’ van de ECB, die recente loonakkoorden monitort, niet op het risico van een loon-prijsspiraal. Bovendien blijven de inflatieverwachtingen op lange termijn van op enquête gebaseerde subjecten verankerd aan de inflatiedoelstelling (2 %), terwijl de inflatieverwachtingen op korte termijn sterk daalden. Dit wijst erop dat de ECB een betrouwbare en effectieve reactie gaf op de inflatieschok door haar voornaamste rentetarieven te verhogen.