Woon-werkverplaatsingen vertegenwoordigen in België bijna een vijfde van alle gemaakte verplaatsingen. Tijdens de ochtendspits is ruim de helft van de Belgen die zich verplaatsen onderweg naar het werk. In 2019 en 2020 heeft de FOD Mobiliteit en Vervoer een online enquête gelanceerd bij 2.000 Belgische werknemers. Naast de gangbare vragen over de hoofdvervoermiddelen voor het woon-werkverkeer werd in deze enquêtes ook aandacht besteed aan de vervoermiddelen die doorheen het hele jaar minder worden gebruikt, alsook aan de vervoerswijzen die voor het voortraject en natraject worden gebruikt. Deze enquêtes vormen een aanvulling op de gegevens van de driejaarlijkse federale enquête die momenteel wordt uitgevoerd.
Eenzelfde persoon verplaatst zich niet telkens op dezelfde manier naar het werk. Een derde van de werknemers wisselt af en toe van hoofdvervoermiddel. Van de 2.000 bevraagde werknemers gaf 40% aan regelmatig van vervoersketen te veranderen (hoofdvervoerswijze en eventueel voor- en natraject). Automobilisten zijn het meest standvastig in hun keuze: 78% van de gebruikers geeft aan steeds met de wagen naar het werk te gaan.
Het hoofdvervoermiddel is een belangrijke indicator, maar geeft geen representatief beeld van de mobiliteit. Zo gebruikt 13% van de werknemers de fiets als hun hoofdvervoermiddel gedurende het jaar, maar velen gebruiken de fiets ook om zich naar het station te begeven of als occasioneel vervoermiddel wanneer het mooier weer is. Globaal gezien gebruikt meer dan 30% van de werknemers ten minste af en toe de fiets voor het geheel of een deel van hun woon-werkverplaatsingen
Over alle vervoersmodi heen zijn de weersomstandigheden van de dag de voornaamste reden om van vervoerswijze te veranderen, en dit geldt zeker voor fietsers. Voor automobilisten, motorrijders en fietsers is de tweede belangrijkste reden de herstelling of het onderhoud van een vervoermiddel. Bij gebruikers van het openbaar vervoer zijn stakingen en andere verstoringen van het openbaar vervoer de meest aangehaalde redenen.
Als gevolg van de lockdownmaatregelen en de telewerkverplichting is het aantal woon-werkverplaatsingen tussen december 2019 en december 2020 aanzienlijk gedaald. Het autogebruik is toegenomen ten koste van het openbaar vervoer, zowel voor de hoofdvervoerswijze als voor het voor- en natraject. De actieve vervoerswijzen zijn vooral in gebruik toegenomen als alternatief voor de gebruikelijke vervoerswijze en als aanvulling op de auto en het openbaar vervoer.
Om een globaal beeld te krijgen van de woon-werkverplaatsingen in België en van de evolutie ervan, organiseert de FOD Mobiliteit en Vervoer om de drie jaar een federale enquête, die verplicht is voor alle Belgische bedrijven en overheidsdiensten met gemiddeld meer dan 100 werknemers, en waarbij de werkgevers worden ondervraagd over het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze enquête laat toe om de verplaatsingen van de Belgen te analyseren teneinde de mobiliteitsactoren referentiekaders aan te reiken en bedrijven aan te moedigen maatregelen te nemen voor een duurzamere mobiliteit.
Omwille van de COVID-19-gezondheidscrisis werd de editie van 2020 met een jaar uitgesteld en deze loopt momenteel tot eind januari 2022.
Het bedrijf iVOX nam de BeMob-enquêtes online af tussen 16 en 27 december 2019 en tussen 28 december 2020 en 1 januari 2021 bij een panel van 2000 respondenten die representatief zijn voor de Belgische bevolking (gender, leeftijd, gewest van de woonplaats en opleidingsniveau).
Een eerste BeMob-enquête over de woon-werkverplaatsingen werd eind december 2019 uitgevoerd, enkele maanden voor het begin van de COVID-19-gezondheidscrisis. Een tweede enquête werd uitgevoerd eind december 2020, toen de pandemie al ruim 8 maanden woedde en België een tweede coronagolf en bijgevolg strenge lockdownmaatregelen kende. Deze maatschappelijke context had een aanzienlijke impact op de resultaten van de woon-werkverplaatsingen op het tijdstip van de enquête en dient dus zeker mee in rekening genomen te worden.
>>> Lees het volledige verslag van beide BeMob-enquêtes op deze website.
Bron :FOD Mobiliteit, september 2021