De ministerraad van 19 november 2021 keurt op voorstel van minister van Zelfstandigen David Clarinval een ontwerp van koninklijk besluit goed houdende de wijziging, wat de voorlopige bijdragen betreft, van het koninklijk besluit over de inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
David Clarinval, minister van Zelfstandigen en KMO’s, is blij dat deze fundamentele hervorming voor de zelfstandigen, hun sociale zekerheid en hun economische realiteit, rond is. Hij benadrukt dat “deze maatregel voor administratieve vereenvoudiging, ter ondersteuning van de zelfstandigen en voor meer autonomie voor de zelfstandigen, het resultaat is van een omvangrijke, structurele hervorming om elke zelfstandige de mogelijkheid te geven het bedrag van zijn bijdragen zo goed mogelijk te laten overeenkomen met zijn inkomsten. Het is een absoluut noodzakelijke maatregel om hen toe laten hun beroepsinkomsten efficiënter te beheren, vooral in een context van steun en economische relance. De zelfstandigen zullen worden begeleid door hun sociaal verzekeringsfonds, dat het goede verloop van deze belangrijke maatregel zal verzekeren.”
Deze hervorming, gestart door Sabine Laruelle, was erop gericht de sociale bijdragen van de zelfstandigen te berekenen op basis van de inkomsten van het jaar zelf van de betaling en niet meer op die van drie jaar eerder. Het doel was duidelijk om het verschuldigde bedrag beter te laten overeenkomen met de economische realiteit van de zelfstandige. Concreet stelt de hervorming de zelfstandige in staat voorlopige sociale bijdragen te betalen op basis van de geraamde inkomsten van het jaar zelf, en binnen het strikte kader van wettelijk vastgelegde drempels. Vervolgens wordt, zodra de inkomsten definitief gekend zijn (vaak in het jaar N+2), een regularisatie doorgevoerd, ofwel in de vorm van een bijdragecomplement, ofwel, in het omgekeerde geval, een terugbetaling van de teveel betaalde bijdragen.
Er bleven echter nog bepaalde belemmeringen bestaan voor de liberalisering van de berekening van de sociale bijdragen omdat de zelfstandigen enkel een vermindering kunnen genieten van hun sociale bijdragen binnen het strikte kader van de vastgelegde drempels en volgens geraamde inkomsten :
> geraamde beroepsinkomsten van het bijdragejaar die 14.042,57 euro niet overschrijden;
> hoger dan 14.042,57 euro zonder 17.692,54 euro te overschrijden;
> hoger dan 17.692,54 euro zonder 22.291,20 euro te overschrijden;
> hoger dan 22.291,20 euro zonder 28.085,15 euro te overschrijden;
> hoger dan 28.085,15 euro zonder 39.718,41 euro te overschrijden;
> hoger dan 39.718,41 euro zonder 56.170,30 euro te overschrijden.
Het koninklijk besluit dat werd goedgekeurd door de Ministerraad, wijzigt de manier waarop de zelfstandigen verminderde sociale bijdragen kunnen betalen
Het ontwerp geeft uitvoering aan de begrotingsnotificatie van 20 oktober 2021 en wijzigt de manier waarop zelfstandigen verminderde sociale bijdragen kunnen betalen als volgt:
> De tussendrempels waarop een zelfstandige verminderde bijdragen kan betalen, met behoud van de wettelijk opgelegde drempels voor de minimumbijdrage, worden afgeschaft
> De zelfstandige kiest vrij de te betalen bijdrage op basis van het geschatte inkomen, mits motivatie door middel van objectieve elementen bij aanvraag vermindering bij het sociale verzekeringsfonds, De minimumbijdrage blijft natuurlijk behouden.
> De sociale verzekeringsfondsen zullen een belangrijke rol spelen in deze hervorming, in de zin dat zij de zelfstandigen zullen bijstaan in hun aanvragen tot betaling van verminderde sociale bijdragen en het aanreiken van objectieve elementen. De fondsen hebben ervaring met deze begeleiding in het kader van het huidige systeem.
> een systeem van verhogingen op onterecht verminderde sociale bijdragen wordt behouden. In geval van een onterechte vermindering, blijft het systeem van de verhoging van de sociale bijdragen behouden, maar beperkt tot het strikte minimum. De verhoging bedraagt 3 % van het deel van de definitieve bijdrage dat het bedrag overschrijdt van de verminderde voorlopige bijdrage en dat onbetaald blijft op 31 december van het bijdragejaar. Als het bedrag van de definitieve bijdrage hoger is dan het bedrag voorgesteld op basis van N-3, wordt daar rekening mee gehouden voor de berekening van de hier bedoelde verhogingen. Een eenmalige verhoging van 7% per jaar zal worden aangerekend, in geval van niet-betaling op 31 december van het bijdragejaar.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Bronen
> Ministerraad van 19 november 2021
> David Clarinval, minister van Zelfstandigen en KMO’s, persbericht, 23 november 2021