Het is geen geheim dat de vergrijzing van de bevolking ook op de arbeidsmarkt voor uitdagingen zorgt. De onderhandelaars voor een nieuwe federale regering kijken dan ook naar een verdere hervorming van de pensioenen om de begroting op orde te krijgen. Tegelijk blijkt dat de nieuwe Vlaamse regering de doelgroepenkorting voor werkgevers die oudere werknemers aan de slag houden, drie jaar vroeger dan gepland schrapt. Uit cijfers van sociaal secretariaat Partena Professional blijkt dat bijna 1 op de 10 Belgische werknemers 60 jaar of ouder is. Opmerkelijk: er zijn meer 60-plussers onder arbeiders dan onder bedienden aan de slag.
Uit de gegevens van zo’n 150.000 werknemers bij 20.600 bedrijven in de private sector blijkt dat 9,28% van de Belgische werknemers 60 jaar of ouder is. Concreet betekent dit dat de komende jaren 1 op de 10 Belgische werknemers met pensioen gaat. In Vlaanderen ligt het aandeel werkende 60-plussers op 9,07%, in Wallonië op 9,29% en voor het Brussels Hoofstedelijk Gewest gaat het om 9,73%.
Op vlak van de statuten blijkt dat er verhoudingsgewijs meer arbeiders van 60 jaar of ouder (10,3%) aan de slag zijn dan bedienden van die leeftijdscategorie (8,83%). Dat is opvallend. Arbeiders zijn vaak actief in fysiek zwaardere beroepen waardoor een snellere uittrede net logisch is.
Stijn Baert, professor arbeidseconomie (UGent): "De regering Michel heeft de pensioenleeftijd opgetrokken naar 66 jaar (in 2025) en 67 jaar (in 2030). Het beoogde sluitstuk van deze hervorming, namelijk het opstellen van een lijst van zware beroepen die een uitzondering zouden krijgen op deze leeftijden is er nooit gekomen. De effectief gewerkte jaren in levensduurverkortende of levenskwaliteitsverminderende functies meer laten doorwegen in de pensioenopbouw is nochtans de logica zelve. Idealiter zou dit kaderen in een veel grotere hervorming van de pensioenen, bijvoorbeeld richting het pensioenplan op punten dat de pensioencommissie onder leiding van toenmalig professor en huidig vicepremier Frank Vandenbroucke in 2014 uitwerkte."
Wanneer we de grootte van de bedrijven onder de loep nemen, valt op dat het aandeel 60-plussers het grootst is bij de twee uitersten van het spectrum: de micro-ondernemingen met minder dan 10 werknemers (11,11%) en bij grote ondernemingen met 250 of meer medewerkers (9,24%).
“Dat net die twee uitersten hoog scoren kan te maken hebben met de verschillende vormen van motivatie: enerzijds intern en anderzijds extern”, duidt Yves Stox, Partena Professional. “Micro-ondernemingen scoren goed op vlak van persoonlijk contact. Medewerkers staan dicht bij de werkgever en bij het bedrijf in kwestie. Die betrokkenheid kan een interne motivator zijn voor 60-plussers. Grote ondernemingen zijn dan weer eerder gekend voor externe motivaties zoals de aantrekkelijke financiële voorwaarden, denk bijvoorbeeld aan anciënniteitsverlof. Met een goede work-life balance en de nodige flexibiliteit maak je het voor oudere werknemers dan ook gemakkelijker en aantrekkelijker om aan de slag te blijven.”
Ook over de sectoren heen vallen er verschillen vast te stellen. Met stip op één staat de onderwijssector (16,31%), gevolgd door de gezondheids- en sociale sector (10,37%). “Zogenaamde passiesectoren scoren het hoogst op vlak van het aandeel werknemers ouders dan 60 jaar”, benadrukt Yves Stox, Partena Professional. “Sectoren zoals horeca en logistiek, waar flexibiliteit en work-life balance moeilijk te garanderen is, hebben het moeilijker om 60-plussers aan zich te binden. Dat zien we ook bij fysiek zwaardere sectoren zoals de bouw”.