Één op vijf verplaatsingen in België dient om naar het werk te gaan. Sinds een aantal jaren zien we algemeen een bijzondere aantrekkingskracht voor actieve modi zoals fietsen. Geldt dit ook voor de verplaatsingen naar het werk? Gebruiken de Belgen één vervoerswijze of verschillende vervoerswijzen voor een enkel traject? Welke factoren spelen een rol bij de keuze van de ene vervoerswijze boven de andere?
Deze enquête is een aanvulling op de federale enquête over woon-werkverplaatsingen bij ondernemingen met meer dan 100 werknemers en zoomt in op de verschillen in resultaten tussen de grootteordes van bedrijven.
Algemeen verplaatst ongeveer twee derde van de werknemers zich een met een wagen of moto, 17% met het openbaar vervoer en 18% met een actieve modus zoals fietsen of wandelen.
Werknemers van grote ondernemingen overbruggen over het algemeen een langere afstand tijdens de woon-werkverplaatsing dan werknemers van kleinere ondernemingen, respectievelijke gemiddeld 25 km ten opzichte van 18 km. Daarom geven zij vaker de voorkeur aan de trein, die vanaf een afstand van 30 km concurrentieel wordt ten opzichte van de wagen. Langs de andere kant zien we dat het wagengebruik het hoogst is bij werknemers van kleine bedrijven.
Onder de occasionele hoofdvervoermiddelen, dit zijn de alternatieve vervoermiddelen die eveneens gebruikt worden om de langste afstand van het woon-werktraject af te leggen, zien we dat de fiets en carpool proportioneel sterker naar voor komen. Voor veel respondenten vormen ze, bijvoorbeeld als gevolg van de weersomstandigheden, een goed alternatief voor hun gebruikelijke hoofdvervoermiddel. Ze zijn beide goed voor 12% van de respondenten.
Resten ons nog de korte afstanden van het voor- en natraject, bijvoorbeeld om van en naar een halte van het openbaar vervoer te gaan. In dat geval kiezen de respondenten het vaakst voor actieve vervoerswijzen zoals fietsen en wandelen. De wagen blijft populair als vervoerswijze voor het voortraject naar de trein, maar fietsen en wandelen nemen het overgrote deel in van zowel voor- als natraject: 21% en 23% fiets als voortraject bij trein en metro/tram/bus, 28% en 25% wandelen (meer dan 10 minuten) tijdens het natraject.
Alle verschillende modes opgeteld, dus zowel gebruikelijk als occasioneel hoofdvervoermiddel als voor- en natraject, komen we zo uit op bijna 1 op 3 werknemers (32%) die doorheen het jaar de fiets gebruikt tijdens de woon-werkverplaatsing. Dit cijfer is gelijk voor mannen als vrouwen.
De elektrische fiets geeft vrouwen een duwtje in de rug tijdens de woon-werkverplaatsingen en komt ook duidelijk naar voor bij het gekozen type bedrijfsfiets of leasefiets.
De resultaten van dit rapport omvatten de gegevens van zeven analysegolven, uitgevoerd tussen januari 2022 en augustus 2023 bij een panel van 8.750 respondenten dat representatief is voor de Belgische bevolking.
Het volledige verslag is beschikbaar op onze website.