Circulaire 2018/C/103 over over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal

Op 02/08/2018 publiceerde de Algemene Administratie van de Fiscaliteit een omzendbrief inzake de fiscale behandeling van een terugbetaling van maatschappelijk kapitaal bij toepassing van artikel 18, tweede tot zesde lid, WIB 92, zoals ingevoerd door art. 4, 1° en 2°, 16 en 86C van de wet van 25.12.2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting.



I. Inleiding

Deze circulaire heeft betrekking op de wijzigingen die aan de art. 18, 184 en 264, WIB 92, zijn aangebracht door de art. 4, 16, 68 en 86C van de wet van 25.12.2017 (1).


(1) W 25.12.2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting (BS 29.12.2017), hierna W 25.12.2017.


De wijziging aan deze bepalingen is gebeurd in het kader van de hervorming van de VenB die erop gericht is het nominaal tarief van die belasting te verlagen en die verlaging te financieren door de belastbare grondslag te verbreden (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 3 en 4).


Een van de compenserende maatregelen heeft betrekking op het fiscaal regime dat van toepassing is op de verrichtingen van terugbetaling van maatschappelijk kapitaal.


Tot aan de goedkeuring van die wijzigingen was de terugbetaling aan de aandeelhouders van hun inbreng, in principe, vrijgesteld van belasting. Het uitkeren van belaste reserves onder de vorm van een dividend daarentegen was onderworpen aan RV. Omwille van dit verschil was het in veel vennootschappen met behoorlijk wat gestort kapitaal een courante praktijk om eerder het maatschappelijk kapitaal te verminderen dan dividenden uit te keren (zie in die zin de Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/003, blz. 157, eerste lid).


Voortaan leidt een terugbetaling van maatschappelijk kapitaal tot de toekenning van een belastbaar dividend in verhouding van het aandeel van de in het maatschappelijk kapitaal geïncorporeerde belaste reserves verhoogd met de andere niet in het kapitaal geïncorporeerde belaste reserves en met de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves (pro rata opdeling) (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 13, eerste lid).


De aangebrachte wijzigingen hebben niet tot doel om het gestort kapitaal geheel of gedeeltelijk te belasten, maar om te voorzien dat, in het geval van een terugbetaling van gestort kapitaal of van bedragen gelijkgesteld met gestort kapitaal, - terwijl er belaste reserves, al dan niet geïncorporeerd in kapitaal, of vrijgestelde reserves geïncorporeerd in kapitaal bestaan op het moment van de terugbetaling van kapitaal - , er rekening zal moeten worden gehouden met een pro rata, zodat een proportionele taxatie van deze reserves wordt toegepast in verhouding tot de som van deze reserves, het gestort kapitaal en de ermee gelijkgestelde bedragen.


Deze anticipatie doet in fine geen afbreuk aan de integrale terugbetaling van gestort kapitaal zonder belastingheffing (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 13 en 14 en DOC 54 2864/003, blz. 157, vierde lid).


II. Wetteksten

Hierna zijn de art. 4, 1° en 2°, 16, 68 en 86C, eerste lid, W 25.12.2017, opgenomen die het WIB 92 wijzigen voor de terugbetaling van het gestort kapitaal.


Art. 4, 1° en 2°, W 25.12.2017


In artikel 18 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 25 juli 1992 en 20 maart 1996, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en van de wetten van 22 december 1998, 10 maart 1999, 24 december 2002, 15 december 2004, 27 december 2005, 31 januari 2006, 22 december 2009, 28 juli 2011, 10 augustus 2015, 26 december 2015 en 25 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:


1° in het eerste lid worden de bepalingen onder 2° en 2°bis vervangen als volgt:


' 2° gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van maatschappelijk kapitaal, met uitzondering van het gedeelte van de terugbetaling dat overeenkomstig het tweede lid is aangerekend op het gestort kapitaal of op de in 2°bis bedoelde bedragen die met gestort kapitaal zijn gelijkgesteld, naar aanleiding van een terugbetaling van kapitaal verkregen ter uitvoering van een regelmatige beslissing tot vermindering van het maatschappelijk kapitaal, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen of overeenkomstig bepalingen van het vennootschapsrecht van toepassing op de buitenlandse vennootschap;


2°bis gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van uitgiftepremies en van bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen is ingeschreven, met uitzondering van terugbetalingen van bedragen die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld ter uitvoering van een regelmatige beslissing van de algemene vergadering genomen overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen die van toepassing zijn op statutenwijzigingen of overeenkomstig de bepalingen van het vennootschapsrecht dat van toepassing is op de buitenlandse vennootschap, in de mate dat deze terugbetalingen overeenkomstig het tweede lid zijn aangerekend op het gestort kapitaal of op de voormelde bedragen die met gestort kapitaal zijn gelijkgesteld;’;


2° tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het achtste lid wordt, worden zes leden ingevoegd, luidende:

' Onverminderd de toepassing van artikel 537, en voor de toepassing van het eerste lid, 2° en 2°bis, worden de terugbetalingen van gestort kapitaal en de terugbetalingen van met gestort kapitaal gelijkgestelde uitgiftepremies en bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen is ingeschreven, geacht verhoudingsgewijs voort te komen:


- uit het totaalbedrag gevormd door het gestort kapitaal en, naargelang het geval, door de voormelde ermee gelijkgestelde bedragen en,


- uit het totaal van de belaste reserves en van de vrijgestelde reserves,


waarbij de aanrekening op de reserves geacht wordt uitsluitend plaats te vinden, eerst op de in het kapitaal geïncorporeerde belaste reserves, dan op de niet in het kapitaal geïncorporeerde belaste reserves en tenslotte op de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves. Wanneer het bedrag van het gestort kapitaal, of van de met gestort kapitaal gelijkgestelde uitgiftepremies of winstbewijzen, die het onderwerp uitmaken van een terugbetaling, ontoereikend is om het deel dat verhoudingsgewijs betrekking heeft op ieder van deze categorieën aan te rekenen, wordt het saldo eerst aangerekend op de met gestort kapitaal gelijkgestelde uitgiftepremies, daarna op de met gestort kapitaal gelijkgestelde winstbewijzen in het geval van onvoldoende gestort kapitaal, vervolgens op het gestort kapitaal in geval van onvoldoende met gestort kapitaal gelijkgestelde uitgiftepremies of winstbewijzen en tenslotte van een van deze laatste categorieën op de overige categorie voor het eventuele saldo.


Onverminderd de toepassing van het vijfde lid wordt de in het tweede lid bedoelde pro rata verkregen overeenkomstig een percentage dat de verhouding uitdrukt tussen:


- enerzijds, in de teller, de som van het gestort kapitaal, de uitgiftepremies en de winstbewijzen, die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld, en,


- anderzijds, in de noemer, de som van de belaste reserves, de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves en het bedrag bepaald in de teller.


Voor de toepassing van het derde lid wordt het bedrag van de reserves bepaald op het einde van het belastbare tijdperk dat voorafgaat aan datgene waarin de terugbetaling van de in het eerste lid, 2° en 2°bis, bedoelde bedragen is verricht, verminderd met het bedrag van de tijdens het belastbare tijdperk en ten laatste op de datum waarop deze terugbetaling is verricht, uitgekeerde tussentijdse dividenden.


Om de pro rata bedoeld in het tweede en derde lid te bepalen, wordt geen rekening gehouden met:


- de negatieve belaste reserves, andere dan het overgedragen verlies en andere dan deze die naar aanleiding van een terugbetaling van kapitaal of van hierboven bedoelde met gestort kapitaal gelijkgestelde bedragen, zijn aangelegd;


- de vrijgestelde reserves bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, en andere vrijgestelde reserves die niet in het kapitaal zijn geïncorporeerd;


- de vrijgestelde reserves bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, die in het kapitaal zijn geïncorporeerd, in de mate dat ze niet uitgekeerd kunnen worden;


- de vrijgestelde reserves, die in geval van fusie, splitsing, met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting of met splitsing gelijkgestelde verrichting als vermeld in artikel 211, § 1, in kapitaal worden heraangelegd wanneer de inbreng niet volledig wordt vergoed met nieuwe aandelen als bedoeld in artikel 211, § 2, derde lid, omdat de overnemende of verkrijgende vennootschappen in bezit zijn van aandelen van de overgenomen of gesplitste vennootschap;


- de reserves bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, 4°, 184quater en 541;


- de wettelijke reserve ten belope van het wettelijk minimum;


- de onbeschikbare reserves voor eigen aandelen en voor eigen winstbewijzen binnen de grenzen als bepaald in artikel 620, § 1, 2°, van het Wetboek van vennootschappen;


- de voorzieningen voor risico’s en kosten en waardeverminderingen, al dan niet vrijgesteld overeenkomstig de artikelen 48, 194 en 194bis;


of voor buitenlandse vennootschappen, de in gelijkaardige bepalingen naar buitenlands recht bedoelde reserves of voorzieningen.


De onaantastbaarheidsvoorwaarde bedoeld in artikel 190, wordt niet langer als voldaan geacht in de mate dat de vermindering op de vrijgestelde reserves is aangerekend.


Niettegenstaande het bepaalde in het tweede tot zesde lid wordt, wanneer de in het eerste lid, 2° en 2°bis, bedoelde beslissing van de algemene vergadering een wijze van aanrekening van vermindering van het eigen vermogen voorziet die zowel op het gestort kapitaal als, naargelang het geval, op de ermee gelijkgestelde bedragen, alsook op andere dan in het vierde lid bedoelde reserves betrekking heeft, die als zodanig wordt geboekt en die leidt tot de bepaling van een bedrag aan dividenden gelijk aan of hoger dan het bedrag aan dividenden dat zou voortvloeien uit een vermindering van gestort kapitaal of van ermee gelijkgestelde bedragen voor eenzelfde totaal bedrag, waarop de in het tweede tot zesde lid bedoelde regels zouden zijn toegepast het bedrag van de dividenden op basis van de voormelde beslissing bepaald.';


Art. 16, W 25.12.2017


In artikel 184 van hetzelfde Wetboek, wordt het vijfde lid, opgeheven bij de wet van 11 december 2008 hersteld, als volgt:

'Voor de toepassing van deze titel, wordt het bedrag van het in het eerste lid bedoelde gestorte kapitaal, van de uitgiftepremies en van de sommen waarop is ingeschreven ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen die overeenkomstig het tweede lid met kapitaal worden gelijkgesteld, geacht niet verminderd te zijn ten belope van de vermindering van het maatschappelijk kapitaal, van de uitgiftepremies of van de bovenvermelde sommen die ten gevolge van de toepassing van artikel 18, tweede tot vijfde lid, als dividenden op de belaste reserves en op de vrijgestelde reserves zijn aangerekend.'.


Art. 68, W 25.12.2017


In artikel 264 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1994, 24 december 2002, 27 december 2004 en 22 december 2009 en bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:


1° het eerste lid, 3°, wordt aangevuld met een bepaling onder c, luidende:


'c) aan de winst die voorheen werd belast ten belope van de in artikel 18, § 1, eerste lid, 2° en 2°bis, bedoelde bedragen, die overeenkomstig het tweede tot zesde lid van hetzelfde artikel op de gereserveerde winst werden aangerekend. '.


2° tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden twee leden ingevoegd, luidende:


'Het eerste lid, 3°, c, is niet van toepassing op de in artikel 18, eerste lid, 2°ter, bedoelde bedragen.

Voor de toepassing van de in het eerste lid, 3°, c, bedoelde vrijstelling worden de opnemingen van gereserveerde winsten geacht bij voorrang voort te komen uit de gereserveerde winsten die niet het onderwerp hebben uitgemaakt van zulke aanrekening.'.



Art. 86C, eerste lid, W 25.12.2017


C. De artikelen 4, 1° en 2°, 16 en 68 treden in werking op 1 januari 2018 en zijn van toepassing op verrichtingen van kapitaalverminderingen en terugbetalingen van met kapitaal gelijkgestelde uitgiftepremies of winstbewijzen die worden beslist door de algemene vergadering vanaf 1 januari 2018.


III. Bedoelde verrichtingen

Het nieuwe regime heeft betrekking op de terugbetalingen van maatschappelijk kapitaal en de terugbetalingen van uitgiftepremies of van bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen is ingeschreven die tot nu toe geen belastbaar dividend vormden door de uitzondering die voorzien was in art. 18, eerste lid, 2° en 2°bis, WIB 92.


Het gaat om:


  • de terugbetalingen van gestort kapitaal verricht ter uitvoering van een regelmatige beslissing tot vermindering van het maatschappelijk kapitaal genomen overeenkomstig de bepalingen van het W.Venn of overeenkomstig de bepalingen van het vennootschapsrecht dat van toepassing is op de buitenlandse vennootschap voor het gedeelte van die terugbetalingen dat wordt aangerekend op het gestort kapitaal;


  • de terugbetalingen van bedragen die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld in uitvoering van een regelmatige beslissing van de algemene vergadering genomen overeenkomstig de bepalingen van het W.Venn die van toepassing zijn op statutenwijzigingen of overeenkomstig de bepalingen van het vennootschapsrecht dat van toepassing is op de buitenlandse vennootschap, in de mate dat die terugbetalingen zijn aangerekend op het gestort kapitaal of op de bedragen die met gestort kapitaal zijn gelijkgesteld.


Het begrip 'gestort kapitaal' wordt gedefinieerd in art. 184, WIB 92. Ingeval van verrichtingen gedaan door een buitenlandse vennootschap dient het begrip gestort kapitaal eveneens begrepen te worden in de zin van die bepalingen (zie art. 18, tiende lid, en 2, § 1, 6°, WIB 92).


Er wordt opgemerkt dat de nieuwe maatregelen geen afbreuk doen aan de toepassing van art. 537, WIB 92 (zie nr. 20 hierna).


IV. Wijze van fiscale aanrekening van terugbetaling van gestort kapitaal en ermee gelijkgestelde bedragen

Door art. 18, tweede lid, in limine, WIB 92, worden de terugbetalingen van gestort kapitaal en de terugbetalingen van met gestort kapitaal gelijkgestelde bedragen (2) geacht verhoudingsgewijs voort te komen:


  • uit het totaalbedrag gevormd door het gestort kapitaal en, naargelang het geval, door de voormelde ermee gelijkgestelde bedragen en


  • uit het totaal van de belaste reserves en van de vrijgestelde reserves (zie evenwel nr. 12 tot 14 hierna).



(2) Het gaat om (1) uitgiftepremies en (2) bedragen waarop is ingeschreven ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen, die worden gelijkgesteld met gestort kapitaal overeenkomstig art. 184, tweede lid, WIB 92.


Door art. 18, derde lid, WIB 92, wordt de voorziene pro rata verkregen volgens een percentage dat de verhouding uitdrukt tussen:


  • in de teller: de som van het gestort kapitaal, de uitgiftepremies en de winstbewijzen die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld en


  • in de noemer: de som van de belaste reserves (3), de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves en het bedrag bepaald in de teller.



(3) Met uitzondering van de belaste en de vrijgestelde reserves die zijn uitgesloten uit de pro rata berekening (zie nr. 12 tot 14 hierna).


Bijgevolg wordt de fiscale aanrekening van een gedeelte van de terugbetaling van gestort kapitaal (en de ermee gelijkgestelde bedragen) uitgevoerd op de reserves rekening houdende met de volgende principes.


1. Volgorde van de aanrekening op de verschillende in aanmerking te nemen bestanddelen

Door art. 18, tweede lid, WIB 92, wordt de aanrekening op de reserves geacht uitsluitend plaats te vinden op de volgende, achtereenvolgens in aanmerking te nemen bestanddelen:


1. de in het kapitaal geïncorporeerde belaste reserves

2. de niet in het kapitaal geïncorporeerde belaste reserves

3. de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves.


Art. 18, tweede lid, WIB 92, regelt eveneens de volgorde van aanrekening van de pro rata die wordt aangerekend op het gestort kapitaal en op de uitgiftepremies en de winstbewijzen die worden gelijkgesteld met gestort kapitaal eenmaal indien het bedrag van het gestort kapitaal of de ermee gelijkgestelde bedragen, die het voorwerp uitmaken van een terugbetaling, onvoldoende is om de totaliteit van de proportionele vermindering aan te rekenen op elk van die categorieën (zie in die zin de Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 20 en 21).


In het geval het bedrag van de ene of van de andere categorie ontoereikend is, is voorzien dat het saldo als volgt en in deze volgorde wordt aangerekend:


  1. als het gestort kapitaal ontoereikend is: op de uitgiftepremies en vervolgens op de winstbewijzen die zijn gelijkgesteld met gestort kapitaal;
  2. als de uitgiftepremies of winstbewijzen die zijn gelijkgesteld met kapitaal, ontoereikend zijn: op het gestort kapitaal;
  3. voor het eventuele saldo: van een van deze laatste twee categorieën op de overige categorie.


2. Reserves uitgesloten uit de pro rata berekening

a. De niet in het maatschappelijk kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves

De niet in het maatschappelijk kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves blijven buiten het toepassingsgebied van art. 18, tweede tot zesde lid, WIB 92 (zie de bewoordingen van art. 18, tweede en derde lid, WIB 92 en Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 15).


Het gaat om de vrijgestelde reserves bedoeld in art. 44, § 1, 1°, WIB 92 en de voorzieningen voor risico’s en kosten en waardeverminderingen vrijgesteld volgens de art. 48, 194 en 194bis, WIB 92.


Een kapitaalvermindering mag er niet toe leiden dat men hiervoor verplicht de niet-geïncorporeerde vrijgestelde reserves in het kapitaal moet laten belasten in de VenB. Zij worden dus niet in aanmerking genomen om de pro rata te bepalen van de aanrekening van de terugbetaalde bedragen op het gestort kapitaal of op de ermee gelijkgestelde bedragen enerzijds en op de reserves anderzijds (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 15).


Om een juiste toepassing van de bepaling te garanderen, moet met de in het maatschappelijk kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves rekening worden gehouden in de berekening van de pro rata (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 15 tot 20).


Zij zullen slechts getroffen worden indien een terugbetaling van het gestort kapitaal of de ermee gelijkgestelde bedragen het totaal aan gestort kapitaal en belaste reserves die in aanmerking komen voor de berekening, overstijgt (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 15).


b. Andere uitgesloten (belaste of vrijgestelde) reserves

Bovendien worden een aantal reserves niet in aanmerking genomen voor de berekening van de pro rata (zie art. 18, vijfde lid, WIB 92) met name (4):


(4) De niet in het maatschappelijk kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves die principieel zijn uitgesloten (zie nr. 12), worden niet hernomen in deze lijst.


  1. de negatieve belaste reserves, andere dan het overgedragen verlies en andere dan deze die naar aanleiding van een terugbetaling van kapitaal of van met gestort kapitaal gelijkgestelde bedragen zijn aangelegd
  2. de vrijgestelde reserves bedoeld in art. 44, § 1, 1°, WIB 92 (herwaarderingsmeerwaarden), die in het kapitaal zijn geïncorporeerd, in de mate dat ze niet uitgekeerd kunnen worden. In principe is enkel het afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde vatbaar voor uitkering (zie art. 57, KB 30.01.2001 tot uitvoering van het W.Venn)
  3. de vrijgestelde reserves, die in het geval van fusie, splitsing, met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting of met splitsing gelijkgestelde verrichting als vermeld in art. 211, § 1, WIB 92, in kapitaal worden heraangelegd wanneer de inbreng niet volledig wordt vergoed met nieuwe aandelen als bedoeld in art. 211, § 2, derde lid, WIB 92, omdat de overnemende of verkrijgende vennootschappen in bezit zijn van aandelen van de overgenomen of gesplitste vennootschap. Bij een verrichting als bedoeld in art. 211, § 1, WIB 92, waarbij de overnemende of verkrijgende vennootschap in het bezit is van aandelen van de overgenomen of vennootschap, bestaan twee methoden om de boekhoudkundig verdwenen vrijgestelde reserves terug aan te leggen. Enerzijds kunnen de vrijgestelde reserves worden heraangelegd via de resultatenrekening, en anderzijds kunnen de vrijgestelde reserves worden heraangelegd via subrekeningen van de rekening ꞌKapitaalꞌ. De uitsluiting bedoeld in art. 18, vijfde lid, vierde streepje, WIB 92, strekt ertoe deze vrijgestelde reserves in kapitaal (waarvan eenzelfde bedrag is terug te vinden onder de negatieve belaste reserves in kapitaal) op dezelfde manier te behandelen als deze die via de resultatenrekening werden heraangelegd. Deze situatie wordt waargenomen in het geval van een ꞌgeruislozeꞌ fusie (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 22 en DOC 54 2864/003, blz. 33 en 34)
  4. de reserves bedoeld in de art. 24, eerste lid, 4°, 184quater (liquidatiereserve) en 541 (bijzondere liquidatiereserve), WIB 92
  5. de wettelijke reserve ten belope van het wettelijk minimum
  6. de onbeschikbare reserves voor eigen aandelen en voor eigen winstbewijzen binnen de grenzen als bepaald in art. 620, § 1, 2°, W.Venn
  7. de belaste voorzieningen voor risico’s en kosten en de belaste waardeverminderingen.


Voor buitenlandse vennootschappen, worden de reserves of voorzieningen bedoeld die zijn voorzien in gelijkaardige bepalingen naar buitenlands recht.


3. In aanmerking te nemen bedrag van de reserves

Art. 18, vierde lid, WIB 92, bepaalt dat voor de berekening van het pro rata het bedrag van de reserves wordt bepaald op het einde van het belastbare tijdperk dat voorafgaat aan datgene waarin de terugbetaling van de in het art. 18, eerste lid, 2° en 2°bis, WIB 92, bedoelde bedragen is verricht.

Hier wordt geen rekening gehouden met de datum van de beslissing van de AV.


Dat bedrag moet evenwel worden verminderd met het bedrag van de tijdens het belastbare tijdperk en ten laatste op de datum waarop deze terugbetaling is verricht, uitgekeerde tussentijdse dividenden (zie art. 18, vierde lid, WIB 92).

Er wordt opgemerkt dat deze vermindering niet van toepassing is in het geval van een betaling van een voorschot op dividenden tijdens het belastbaar tijdperk die bedoeld is om de winst van het lopende boekjaar uit te keren (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 21, 3°, vijfde lid) (5).


(5) Zie ook het advies van de CBN nr. 133-5 van 14.01.2009, 'Interimdividend versus tussentijds dividend'.


4. Het niet naleven van de onaantastbaarheidsvoorwaarde voor de vrijgestelde reserves

De vennootschappen kunnen voor bepaalde reserves van een vrijstelling in de VenB genieten, voor zover aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde zoals voorzien in art. 190, tweede lid, WIB 92, wordt voldaan.


Art. 18, zesde lid, WIB 92, voorziet dat de onaantastbaarheidsvoorwaarde bedoeld in dat art. 190, WIB 92, niet langer wordt geacht voldaan te zijn in de mate dat de terugbetaling van gestort kapitaal (of ermee gelijkgestelde bedragen) op de vrijgestelde reserves wordt aangerekend. Deze worden dus in deze mate belastbaar (zie in die zin de Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 21, 3°, tweede lid).


V. Toepassing van de beslissing tot aanrekening van de vennootschap

De wetgever heeft voorzien in de mogelijkheid van een ꞌvrijwilligeꞌ toepassing van de nieuwe maatregelen bedoeld in art. 18, tweede tot zesde lid, WIB 92, voor zover dat (zie art. 18, zevende lid, WIB 92):


  1. de algemene vergadering die tot de terugbetaling van gestort kapitaal (of van ermee gelijkgestelde bedragen) beslist, voorziet, - in dezelfde beslissing -, in een wijze van aanrekening van de vermindering van het eigen vermogen die zowel op het gestort kapitaal (en, in voorkomend geval, op de ermee gelijkgestelde bedragen) als op de reserves die in aanmerking komen voor de toepassing van het nieuw regime betrekking heeft;
  2. die wijze van aanrekening als zodanig wordt geboekt en
  3. die leidt tot de bepaling van een bedrag aan dividenden gelijk aan of hoger dan het bedrag aan dividenden dat zou voortvloeien uit een vermindering van gestort kapitaal (of van ermee gelijkgestelde bedragen) voor eenzelfde totaal bedrag, waarop de nieuwe regels zouden zijn toegepast.


Het bedrag van de dividenden wordt in dit geval op basis van deze beslissing bepaald. Een dergelijke situatie heeft het voordeel dat de fiscale – en de boekhoudkundige toestand blijft overeenstemmen zonder dat correcties hoeven aangebracht te worden. Hierdoor ontstaan er geen discrepanties tussen beide bestanddelen (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 23).

Voorbeeld (6) (bedragen in euro)


(6) Zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 23.


De algemene vergadering beslist naar aanleiding van een vermindering van het eigen vermogen zoals het bestaat bij het begin van het belastbaar tijdperk, een bedrag van 1.000 uit te keren aan de aandeelhouders of vennoten.


Zij beslist zelf om dit bedrag op een dusdanige manier aan te rekenen dat zij op grond van art. 18, tweede tot zesde lid, WIB 92, een correcte pro rata aanrekent.


Voor de verrichting is het boekhoudkundig eigen vermogen van de vennootschap het volgende:


  • Maatschappelijk kapitaal (gestort): 5.000
  • Wettelijke reserve:500
  • Beschikbare reserve: 20.000


Het gedeelte dat wordt aangerekend zoals bedoeld in art. 18, derde lid, WIB 92, bedraagt 20 %, hetzij (5.000/20.000 + 5.000).

Bijgevolg bedraagt het gedeelte van de kapitaalvermindering dat fiscaal wordt aangerekend op het gestort kapitaal (en de ermee gelijkgestelde bedragen) 20 % van 1.000, hetzij 200.


Een gedeelte van 80 % van 1.000, hetzij 800, wordt fiscaal aangerekend op de belaste reserves.


De vennootschap boekt en rekent daadwerkelijk de vermindering van het eigen vermogen op die manier aan.


Bijgevolg zal het bedrag van het dividend ten belope van 800 als dusdanig aanvaard worden en zal het niet nodig zijn het afgezonderde bedrag van vermindering van gestort kapitaal ten belope van 200 verder op te delen.


19. In het geval dat de vennootschap het bedrag van de door de algemene vergadering besliste vermindering van het eigen vermogen niet correct heeft aangerekend, wordt de vermindering van het maatschappelijk kapitaal (of van de ermee gelijkgestelde bedragen) afzonderlijk aan art. 18, tweede tot zesde lid, WIB 92, onderworpen; in dat geval worden de door de algemene vergadering besliste en op de reserves aangerekende uitgekeerde dividenden als tussentijdse dividenden beschouwd voor de toepassing van die bepalingen (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 23 laatste lid en 24 en nr. 16 hiervoor).


VI. Prioritaire toepassing van art. 537, WIB 92

De wijzigingen die door de W 25.12.2017 zijn aangebracht aan de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal doen geen afbreuk aan de toepassing van art. 537, WIB 92, zoals uitdrukkelijk vermeld in het nieuwe art. 18, tweede lid, WIB 92 (7).


(7) Zie ook Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 21 en het antwoord op de parlementaire vraag nr. 1968 van 06.12.2017 van mevrouw de volksvertegenwoordiger Caroline Cassart-Mailleux (Kamer, zitting 2017-2018, QRVA 54 143, 29.01.2018, blz. 382-383).


De terugbetalingen van maatschappelijk kapitaal die worden uitgevoerd na een inbreng zoals bedoeld in art. 537, eerste lid, WIB 92, worden bijgevolg, overeenkomstig het vijfde lid van die bepaling, in eerste instantie aangerekend op het kapitaal ꞌ537ꞌ.


Een terugbetaling van maatschappelijk kapitaal die enkel is aangerekend op kapitaal ꞌ537ꞌ wordt niet bedoeld door de maatregelen die voorzien zijn in art. 18, tweede en derde lid, WIB 92.


Een aanvullende RV zal, in voorkomend geval, verschuldigd zijn naargelang het moment waarop de verrichting plaatsvindt (8).


(8) Zie circ. AAFisc nr. 4/2014 (Ci.RH.233/630.825) van 23.01.2014, titel III.3.


Indien een dergelijke terugbetaling voorkomt na het verstrijken van de onaantastbaarheidsperiode (van 4 of 8 jaar), kan deze terugbetaling worden gedaan zonder inhouding van RV, voor zover deze wordt uitgevoerd onder de toepassingsvoorwaarden van de uitzondering voorzien in art. 18, eerste lid, 2°, WIB 92 (zie de modaliteiten van de beslissing van de algemene vergadering en aanrekening op het gestort kapitaal).


VII. Toepassing van de RV

Het gedeelte van de terugbetaling van het gestort kapitaal (of ermee gelijkgestelde bedragen) dat fiscaal wordt aangerekend op de reserves, vormt een dividend waarop in principe een RV verschuldigd is.


Het gedeelte van de terugbetaling dat fiscaal wordt aangerekend op het gestort kapitaal (of op de ermee gelijkgestelde bedragen) is niet belastbaar.


Vrijstelling van RV


Art. 264, WIB 92, werd vervolledigd om de RV geen tweede keer te heffen op dividenden die voortvloeien uit reserves die zowel werden onderworpen aan hun eigen fiscaal regime in hoofde van de uitkerende vennootschap als in hoofde van de aandeelhouders (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 32).


Bijgevolg is de RV niet verschuldigd op het gedeelte van de dividenden dat is opgenomen uit de gereserveerde winst en dat voorheen werd belast als dividend volgens art. 18, tweede tot zesde lid, WIB 92 (zie art. 264, eerste lid, 3°, c), WIB 92).


Deze vrijstelling van RV is beperkt tot de uitkeringen in het kader van gewone dividenden en geldt niet in geval van een verrichting van verkrijging van eigen aandelen en in geval van vereffening van de vennootschap. In deze gevallen komt het gestorte kapitaal waarop de vermindering van het maatschappelijk kapitaal niet werd toegerekend, in mindering van het uitgekeerde bedrag, met inbegrip van het bedrag van de betreffende reserves, hetgeen een vermindering inhoudt van het bedrag van het belastbaar dividend (zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 32).


Er is ook voorzien dat de vrijstelling niet van toepassing is op de dividenden zoals bedoeld in art. 18, eerste lid, 2°ter, WIB 92 (zie art. 264, tweede lid, WIB 92).


Voor de toepassing van deze vrijstelling worden de opnemingen van de gereserveerde winsten geacht bij voorrang voort te komen uit de gereserveerde winsten die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een aanrekening voorzien in het geval van een vermindering van het gestort kapitaal (of van ermee gelijkgestelde bedragen) zoals bedoeld in art. 18, tweede tot zesde lid, WIB 92 (zie art. 264, derde lid, WIB 92).


VIII. Weerslag op het bedrag van het gestort kapitaal en de ermee gelijkgestelde bedragen

Voor de toepassing van de VenB (9), wordt het bedrag van het gestorte kapitaal, van de uitgiftepremies en van de sommen waarop is ingeschreven ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen die met kapitaal worden gelijkgesteld, geacht niet verminderd te zijn ten belope van de vermindering van het maatschappelijk kapitaal, van de uitgiftepremies of van de voormelde bedragen die ten gevolge van de toepassing van art. 18, tweede tot vijfde lid, WIB 92, als dividenden op de belaste reserves en op de vrijgestelde reserves zijn aangerekend (zie art. 184, vijfde lid, WIB 92, zoals hersteld door art. 16, W 25.12.2017).


(9) En dus voor het WIB 92, door de toepassing van art. 2, § 1, 6°, WIB 92.


Dankzij deze precisering stemmen het in de art. 2, § 1, 6° en 184, eerste lid, WIB 92, gestorte kapitaal en de in art. 184, tweede lid, WIB 92, ermee gelijkgestelde bedragen overeen met het resterend verminderd kapitaal na aanrekening van de terugbetaalde bedragen op de reserves in toepassing van het art. 18, tweede tot zesde lid, WIB 92 (zie in die zin de Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 31 en 32).


IX. Voorbeelden

1. Geval 1

Een vennootschap met een oorspronkelijk maatschappelijk kapitaal van 1.000 (10) gaat over tot de terugbetaling van kapitaal voor 400 gedurende het boekjaar N. In het boekjaar N+1 gaat de vennootschap over tot een uitkering van dividenden voor 700 door opneming op de beschikbare reserves (11).


(10) Alle bedragen zijn in euro.
(11) Zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 24 e.v.


1. Vermindering van het kapitaal voor 400 tijdens het boekjaar N


Op boekhoudkundig vlak komt de terugbetaling van kapitaal in mindering van het maatschappelijk kapitaal en blijven de reserves ongewijzigd.


Op fiscaal vlak:


  • het gestort kapitaal wordt slechts pro rata verminderd zoals bepaald in art. 18, derde lid, WIB 92
  • het overige deel van de terugbetaling wordt aangerekend op de reserves en is belastbaar als dividend; parallel wordt dat gedeelte als negatieve reserve opgenomen in het gestort kapitaal. Die reserve wordt fiscaal beschouwd als te zijn uitgekeerd, alhoewel zij op boekhoudkundig vlak niet is uitgekeerd.

In de praktijk is de situatie als volgt:


Het boekhoudkundig eigen vermogen van de vennootschap is:




Het gedeelte dat fiscaal wordt aangerekend zoals bedoeld in art. 18, derde lid, WIB 92, bedraagt

1.00012 + 400

--------------------------------

80013 + (1.000 + 400)

= 63,60%


(12) Het gestort kapitaal stemt per hypothese overeen met het maatschappelijk kapitaal.
(13) Met uitzondering van de wettelijke reserve van 50 ten belope van het wettelijk minimum, hetzij 1.000 x 10 % = 100 (zie art. 18, vijfde lid, zesde streepje, WIB 92 en het nr. 14 hiervoor).


Bijgevolg:


  • het gedeelte van de kapitaalvermindering dat wordt aangerekend op het gestort kapitaal (en ermee gelijkgestelde bedragen) bedraagt 63,60 % van 400, hetzij 255
  • een gedeelte van 36,40 % van 400, hetzij 145, wordt aangerekend op de belaste reserves en zal worden beschouwd als een uitgekeerd dividend.

De toestand van het maatschappelijk kapitaal (opgave 328 D) is als volgt:




De toestand van de belaste reserves (opgave 328 R) is als volgt:




In hoofde van de uitkerende vennootschap heeft die aanrekening geen invloed op de belastbare grondslag in de VenB:


  • beweging van de belaste reserves -145
  • uitgekeerde dividenden 145


Belastbare grondslag in de VenB 0


Een RV is, in principe, verschuldigd op een bedrag van 145 (behoudens vrijstelling of verzaking aan de inning).

In hoofde van de vennootschap-aandeelhouder zal een bedrag van 145 worden opgenomen onder de belastbare winst als een onderschatting van de aandelen. Aangezien dit inkomen overeenstemt met een ontvangen dividend zal, in voorkomend geval,

kunnen genoten worden van de DBI-aftrek als de betreffende voorwaarden worden nageleefd (zie art. 202 e.v., WIB 92).


2. Uitkering van dividenden voor 700 door opneming uit de beschikbare reserves tijdens het boekjaar N+1


Het boekhoudkundig eigen vermogen van de vennootschap is:




Voor die uitkering bedragen de beschikbare reserves op fiscaal vlak 655 (hetzij 800 – 145). Dit bedrag volstaat niet om de volledige uitkering van dividenden voor 700 hierop aan te rekenen.


Bijgevolg wordt het saldo van 45 (hetzij 700 – 655) aangerekend op de reserves die reeds voordien als uitgekeerde dividenden werden behandeld als gevolg van de vroegere kapitaalvermindering; dit verklaart de beweging van de negatieve reserve van een bedrag van (-145) naar (-100), samen met een vermindering van het gestort kapitaal van 745 naar 700.


De toestand van het maatschappelijk kapitaal (opgave 328 D) is als volgt:




De toestand van de belaste reserves (opgave 328 R) is als volgt:




(14) Zie art. 74, tweede lid, 1°, vierde streepje, KB/WIB 92.


Overeenkomstig art. 74, tweede lid, 1°, vierde streepje, KB/WIB 92, wordt de aanrekening van 45 op de negatieve reserve (verhoging) geneutraliseerd door een aanpassing in meer van de begintoestand van de reserves, zodat de dividenduitkering ten name van de uitkerende vennootschap geen aanleiding geeft tot een belastbaar resultaat in de VenB:


  • uitgekeerde dividenden: 700
  • beweging van de belaste reserves -700

Belastbare grondslag in de VenB 0


Bovendien wordt voor de toepassing van de RV de uitkering van dividenden voor 700 in twee opgesplitst:


  • het gedeelte van de dividenden voor een bedrag van 655 dat fiscaal is aangerekend op de reserves, is onderworpen aan de inhouding van de RV (bij gebrek aan de verzaking aan de inning)
  • overeenkomstig art. 264, eerste lid, 3°, c), WIB 92 (zie nr. 23 hiervoor), is het saldo van 45 (hetzij 700 - 655) dat is aangerekend op de negatieve reserve in kapitaal vrijgesteld van RV.


2. Geval 2

Een vennootschap met een oorspronkelijk maatschappelijk kapitaal van 1.000 (15) gaat achtereenvolgens over tot twee terugbetalingen van maatschappelijk kapitaal, ten belope van 400 gedurende het boekjaar N en 200 gedurende het boekjaar N+1 (16).


(15) Alle bedragen zijn in euro.

(16) Zie Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 28 e.v.


1. Vermindering van het kapitaal voor 400 tijdens het boekjaar N


Het boekhoudkundig eigen vermogen van de vennootschap is:




Het gedeelte dat fiscaal wordt aangerekend zoals bedoeld in art. 18, derde lid, WIB 92, bedraagt

1.00017

-----------------------

60018 + (1.000)

= 62,50%


(17) Het gestort kapitaal stemt per hypothese overeen met het maatschappelijk kapitaal.

(18) Met uitzondering van de wettelijke reserve van 50 ten belope van het wettelijk minimum, hetzij 1.000 x 10 % = 100 (zie art. 18, vijfde lid, zesde streepje, WIB 92 en nr. 14 hiervoor).


Bijgevolg:


  • het gedeelte van de kapitaalvermindering dat wordt aangerekend op het gestort kapitaal (en ermee gelijkgestelde bedragen) bedraagt 62,50 % van 400, hetzij 250
  • een gedeelte van 37,50 % van 400, hetzij 150, wordt aangerekend op de belaste reserves en zal worden beschouwd als een uitgekeerd dividend.


De toestand van het maatschappelijk kapitaal (opgave 328 D) is als volgt:




De toestand van de belaste reserves (opgave 328 R) is als volgt:




In hoofde van de uitkerende vennootschap heeft die aanrekening geen invloed op de belastbare grondslag in de VenB:


  • beweging van de belaste reserves -150
  • uitgekeerde dividenden 150


Belastbare grondslag in de VenB 0


Een RV is, in principe, verschuldigd op een bedrag van 150 (behoudens vrijstelling of verzaking aan de inning).

In hoofde van de vennootschap-aandeelhouder zal een bedrag van 150 worden opgenomen onder de belastbare winst als een onderschatting van de aandelen. Aangezien dit inkomen overeenstemt met een ontvangen dividend zal, in voorkomend geval, kunnen genoten worden van de DBI-aftrek als de betreffende voorwaarden worden nageleefd (zie art. 202 e.v., WIB 92).


2. Vermindering van het kapitaal voor 200 tijdens het boekjaar N+1


Het boekhoudkundig eigen vermogen van de vennootschap is:




Voor de berekening van het gedeelte dat fiscaal wordt aangerekend zoals bedoeld in art. 18, derde lid, WIB 92, wordt rekening gehouden met het gestort kapitaal (en ermee gelijkgestelde bedragen) in de zin van art. 184, WIB 92; bijgevolg bedraagt de teller 750 (zie opgave 328 D).


Het gedeelte dat fiscaal wordt aangerekend bedraagt dus


750

------------------------------

(600-150)19 + (750)

= 62,50%


(19) Met uitzondering van de wettelijke reserve van 50 ten belope van het wettelijk minimum, hetzij 600 x 10 % = 60 (zie art. 18, vijfde lid, zesde streepje, WIB 92 en nr. 14 hiervoor).


Met de negatieve reserve die is gevormd ter gelegenheid van de eerste terugbetaling en die voorkomt in het maatschappelijk kapitaal wordt rekening gehouden voor de berekening (zie art. 18, vijfde lid, eerste streepje, WIB 92 en nr. 14 hiervoor).


Bijgevolg:


  • het gedeelte van de kapitaalvermindering dat wordt aangerekend op het gestort kapitaal (en ermee gelijkgestelde bedragen) bedraagt 62,50 % van 200, hetzij 125
  • een gedeelte van 37,50 % van 200, hetzij 75, wordt aangerekend op de belaste reserves en zal worden beschouwd als een uitgekeerd dividend.


De toestand van het maatschappelijk kapitaal (opgave 328 D) is als volgt:




De toestand van de belaste reserves (opgave 328 R) is als volgt:




De gedeeltelijke aanrekening van de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal op de belaste reserves geeft in hoofde van de uitkerende vennootschap geen aanleiding tot een belastbaar resultaat in de VenB.


  • beweging van de belaste reserves -75
  • uitgekeerde dividenden 75


Belastbare grondslag in de VenB 0


Bovendien is het dividend van 75 onderworpen aan een inhouding van de RV (behoudens vrijstelling of verzaking aan de inning).


X. Inwerkingtreding

De bepalingen van de art. 4, 1° en 2°, 16 en 68 van de W 25.12.2017 treden in werking op 01.01.2018 en zijn van toepassing op verrichtingen van kapitaalverminderingen en terugbetalingen van met kapitaal gelijkgestelde uitgiftepremies of winstbewijzen die worden beslist door de algemene vergadering vanaf 01.01.2018 (zie art. 86, C, eerste lid, W 25.12.2017).


De bewoording van de inwerkingtreding is zodanig dat de nieuwe aanrekening van de vermindering van het maatschappelijk kapitaal in principe niet van toepassing is in het geval de beslissing van de AV plaatsvond vóór 1 januari 2018, zelfs wanneer de werkelijke terugbetaling van het kapitaal na 1 januari 2018 zal plaatsvinden.


NAMENS DE MINISTER:
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,

Danny DELVAUX,
Adviseur-generaal


Bron: Fisconet plus

Mots clés

Articles recommandés

Fiscale behandeling van roerende inkomsten: een onrechtvaardige belasting? Analyse en oplossingen

VVPRbis: vanaf wanneer kan ik mijn fiscaal voordeel verzilveren?

MyMinfin, meer mogelijkheden dan u denkt !