Circulaire 2019/C/130 betreffende het K.B. van 18 juli 2019 tot wijziging van de K.B. van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het W.Reg. en van 14 september 2016...

De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie publiceerde op 12/12/2019 de circulaire 2019/C/130.

Circulaire 2019/C/130 betreffende het K.B. van 18 juli 2019 tot wijziging van de K.B. van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het W.Reg. en van 14 september 2016 tot vaststelling van de retributies voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften

Administratieve commentaar betreffende het K.B. van 18 juli 2019 dat de betaling in speciën afschaft, de toegelaten wijzen van betaling verduidelijkt en bepaalde aanpassingen invoert - successie- en registratierecht.

Inhoud
  1. Doelstellingen van de federale wetgever
  2. Wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1936
  3. Wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1940
  4. Wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 2016
  5. Inwerkingtreding


In het Belgisch Staatsblad van 13 augustus 2019 is het koninklijk besluit van 18 juli 2019 verschenen (hierna: KB) dat drie koninklijke besluiten heeft gewijzigd:

- het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten;

- het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten (W.Reg.);

- het koninklijk besluit van 14 september 2016 tot vaststelling van de retributies voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften.

I. Doelstellingen van de federale wetgever

Het KB heeft meerdere doelstellingen.

Het gaat hoofdzakelijk om de afschaffing, en dit omwille van veiligheids- en efficiëntieredenen, van de betalingen in speciën in de kantoren van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD). Er wordt opgemerkt dat deze afschaffing geen betrekking heeft op de inning van het recht op geschriften, noch op de inning van de griffierechten.

Bijkomend gaat het ook om hoofdzakelijk louter vormelijke wijzigingen van de drie voormelde koninklijke besluiten door bijwerkingen (meer bepaald betreffende de bevoegde ambtenaar van de AAPD) en opheffingen (artikelen en/of bijlagen).


II. Wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1936

Vooreerst heft het KB meerdere bepalingen en bijlagen op van het koninklijk besluit van 31 maart 1936, houdende algemeen reglement van de successierechten, met name:


- artikel 1 (want de dienst van de belasting inzake de in het Wetboek der Successierechten opgenomen belastingen wordt geregeld bij koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de FOD Financiën en meer gedetailleerd door de besluiten van de voorzitter van het directiecomité van de FOD Financiën);

- de artikelen 4 en 5 (want artikel 104 van het Wetboek der Successierechten (W.Succ.) dat de informatie door de gemeenten regelde, is opgeheven door de wet van 11 juli 2018 (BS 23 juli 2018), met uitwerking op 2 augustus 2018);

- artikel 6 (want de prijscourant is uiteindelijk opgeheven voor de schenkingen in het Waals Gewest bij decreet van 6 mei 2019 (BS 27 mei 2019, ed. 1), met uitwerking op 6 juni 2019). Dit artikel regelde inderdaad de door de federale Staat opgemaakte prijscourant, die indertijd werd gebruikt voor de successie- en de schenkingsrechten. Welnu, deze prijscourant die nog als schattingsmiddel werd gebruikt voor de financiële instrumenten in het kader van schenkingen in het Waals Gewest, is op die datum afgeschaft;

- artikel 8bis (gelet op de integratie van het tijdstip waarop een betaling uitwerking heeft in artikel 8);

- artikel 8ter (gelet op de opheffing van de jaarlijkse taks op de coördinatiecentra);

- artikel 13, rubriek A, VII en rubriek B van bijlage 1 betreffende de boeten inzake de jaarlijkse taks op de coördinatiecentra (gelet op de opheffing van de artikelen 162sexies en 162septies W.Succ. betreffende de voormalige taks);

- rubriek A, V van bijlage 1 betreffende de boete in geval van betaling van de successierechten door middel van titels van de geünificeerde 4% schuld die niet van de nalatenschap afhangen (sedert 1 februari 2002 zijn de titels van de lening “Geünificeerde schuld 4%, eerste reeks” gedematerialiseerd krachtens het koninklijk besluit van 18 december 2001 (BS 16 januari 2002, p. 1384), zodat het niet meer mogelijk is de rechten te betalen door inbetalinggeving van titels aan toonder of nominatieve inschrijvingen van de geünificeerde 4% schuld);

- bijlage 3 (gelet op de overdracht van de jaarlijkse taks op de kredietinstellingen naar het Wetboek Diverse Rechten en Taksen).


De aflevering van een ontvangstbewijs van de aangifte van nalatenschap moet niet noodzakelijk gebeuren door de ontvanger. Bijgevolg vermeldt het KB niet meer de specifieke functie. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 wordt dus voortaan als volgt geformuleerd: “Een bewijs van de datum van indiening van de aangifte wordt, op aanvraag, aan de betrokken partijen afgeleverd.”

Het is overigens de bevoegde adviseur-generaal van het Centrum Rechtszekerheid van de AAPD die de informatie bedoeld in de artikelen 96 tot 99, 101 en 103 W.Succ. ontvangt, aangezien de functie van gewestelijk directeur niet meer bestaat (art. 7 KB van 31 maart 1936 = art. 6 KB).

De vijf toegelaten wijzen van betaling (art. 8, § 1) en het tijdstip waarop ze uitwerking hebben (art. 8, § 2) betreffende de successierechten, de rechten van overgang bij overlijden, de jaarlijkse taks ter vergoeding van de successierechten, de boeten, de intresten en de retributies voor opzoekingen, kunnen als volgt worden samengevat:




Er dient opgemerkt te worden dat het sedert 27 maart 1993 niet meer mogelijk is de successierechten te betalen in speciën (zie art. 4 koninklijk besluit van 15 maart 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, BS 27 maart 1993).

De mogelijkheid tot betaling met een postwissel wordt opgeheven.

De afgifte van een gecertificeerde cheque wordt behouden.

Een nieuwe wijze van betaling wordt ingevoerd: de betaling met een debetkaart aan de betaalterminal van het met de inning en de invordering belaste kantoor.

Ten slotte kan de minister van Financiën of zijn gedelegeerde andere wijzen van betaling toestaan en de datum bepalen waarop deze betaling uitwerking heeft (art. 7 KB).


III. Wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1940

Voor de registratie- en de hypotheekrechten, de boeten, de intresten en de retributies voor opzoekingen worden de toegelaten wijzen van betaling en de datum waarop die betaling uitwerking heeft in artikel 14 van het KB (wijziging van art. 2 van het KB van 11 januari 1940) als volgt bepaald:



De mogelijkheid tot betaling met een postwissel wordt opgeheven.

De afgifte van een gecertificeerde of gewaarborgde cheque wordt behouden, hoewel deze betalingswijze nog slechts door een beperkt aantal professionelen (vb. vastgoedmakelaars, notarissen) wordt gebruikt.

Zoals voor de successierechten (zie hierboven II):

1° wordt de betaling met een debetkaart aan de betaalterminal van het met de inning en de invordering belaste kantoor mogelijk gemaakt;

2° kan de minister van Financiën – of zijn gedelegeerde – andere wijzen van betaling toestaan en de datum bepalen waarop deze uitwerking hebben (art. 14 KB).

Inzake registratierechten wordt nog een laatste wijze van betaling voorzien, met name de betaalmodule geïntegreerd in een internettoepassing van de FOD Financiën voor de gedematerialiseerde aanbieding tot de hypothecaire- en registratieformaliteiten.


IV. Wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 2016

De hiervoor vermelde (z. III, supra) toegelaten wijzen van betaling en de datum waarop deze betaling uitwerking heeft zijn eveneens geldig voor de betaling van het bedrag dat door de ontvanger voldoende geacht wordt om de verschuldigde rechten en retributies te dekken voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften (art. 18 KB).


V. Inwerkingtreding

Artikel 19 van het KB voorziet een retroactieve inwerkingtreding op 6 juni 2019 voor de bepaling aangaande de betalingswijzen inzake successierechten (art. 7 KB).

Nochtans blijkt uit het verslag aan de Koning dat deze retroactieve inwerkingtreding slaat op een bepaling betreffende de publicatie van de prijscourant (art. 5 KB). Dat stemt overeen met de datum van opheffing van de verwijzing naar de prijscourant bij toepassing van het Waals decreet van 6 mei 2019 (zie circulaire 2019/C/66 van 9 juli 2019, www.fisconetplus.be).

De andere bepalingen van het KB zijn in werking getreden op 23 augustus 2019, zodat ze van toepassing zijn op de betalingen uitgevoerd vanaf die datum. De Administratie zal, wat de betaalmiddelen betreft, in de praktijk de bepalingen van het KB toepassen voor de betalingen vanaf 23 augustus 2019:

- van registratie- en hypotheekrechten, boeten, intresten en retributies voor opzoekingen;

- van verschuldigde rechten en retributies voor uitgevoerde hypothecaire formaliteiten en afgeleverde hypothecaire inlichtingen;

- van successierechten, rechten van overgang bij overlijden (er wordt geen rekening gehouden met de datum van het openvallen van de nalatenschap), de jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten, de boeten, intresten en retributies voor opzoekingen (er wordt een administratieve tolerantie toegepast voor betalingen die gebeurlijk werden uitgevoerd door middel van een postwissel tot en met 22 augustus 2019 en voor de betalingen die zouden uitgevoerd zijn door middel van een debetkaart van 13 augustus tot en met 22 augustus 2019).


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Fiscaal woonplaatsattest (276conv) - indienen van gegroepeerde aanvragen via MyMinfin

Opgelet voor valse SMS'en in naam van de Fod Financiën

Nieuw rekeningnummer voor betalingen van de personenbelasting (aanslagjaar 2021) buiten MyMinFin.