Circulaire 2022/C/69 over de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor de opleiding van werknemers

FAQ over de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor de opleiding van werknemers'.

bedrijfsvoorheffing ; vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing ; opleiding van werknemers

FOD Financiën, 15.07.2022
Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting

Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Programmawet van 20.12.2020 (BS 30.12.2020)

III. Wet van 27.06.2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (BS 30.06.2021 – Ed. 3)

IV. Wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 28.01.2022)

V. Gecoördineerde wettekst

VI. Koninklijk besluit van 14.03.2021 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van artikel 27512 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (BS 18.03.2021)

VII. FAQ

1. Welke werkgevers komen in aanmerking voor deze steunmaatregel?

2. Voor welke werknemers kan de werkgever deze steunmaatregel toepassen?

3. De werknemer moet sinds ten minste 6 maanden bij de werkgever tewerkgesteld zijn. Wat houdt deze voorwaarde in?

4. De werknemer is geen in artikel 2756, WIB 92 bedoelde sportbeoefenaar. Wat houdt deze voorwaarde in?

5. Welke opleidingen komen in aanmerking?

6. Komen zowel formele als informele opleidingen in aanmerking?

7. Wat houdt de voorwaarde dat 'de opleiding niet verplicht is gesteld door een wettelijke of reglementaire bepaling of door een collectieve arbeidsovereenkomst' in?

8. Wat is de minimale duurtijd van een opleiding?

9. Mag men de duurtijd van meerdere opleidingen tezamen nemen om te komen tot een minimale duurtijd van 76 (of 38) uren?

10. Komen opleidingen die 's avonds plaats vinden of die slechts enkele uren duren ook in aanmerking?

11. Wat gebeurt er als een werknemer een opleidingsdag niet kan bijwonen?

12. Komt een opleiding gevolgd op een verlofdag in aanmerking?

13. Wat houdt de voorwaarde dat 'de volledige kost van de opleiding en de volledige loonkost die verschuldigd is in geval de opleiding tijdens werktijd gevolgd wordt, gedragen moet worden door de werkgever' in?

14. Komen opleidingen gevolgd in het kader van een cafetariaplan in aanmerking?

15. Hoe wordt de minimumduur van de opleidingen berekend bij wijziging van de arbeidsregeling?

16. Wat verstaat men onder 'een onderneming waarin ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht'?

17. Wat verstaat men onder 'een werknemer die begunstigde is van een ploegenpremie tijdens de voormelde periode van 60 dagen'?

18. Kan een feitelijke vereniging of vzw gebruik maken van de uitzonderingsbepaling voor kmo's?

19. Wat verstaat men onder de notie 'schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst'?

20. Hoeveel keer mag de werkgever de steunmaatregel toepassen?

21. Een uitzendkracht wordt gedurende zes maanden ter beschikking gesteld van een werkgever. Na deze periode beslist de werkgever om deze uitzendkracht in dienst te nemen. Vanaf wanneer kan de werkgever deze steunmaatregel toepassen?

22. Hoe wordt het van doorstorting vrijgesteld bedrag berekend?

23. Worden de door een buitenlandse verbonden vennootschap toegekende of betaalde bezoldigingen opgenomen in de berekeningsbasis?

24. Komt de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de door een buitenlandse verbonden vennootschap toegekende of betaalde bezoldigingen in aanmerking?

25. Kan deze steunmaatregel gecombineerd worden met andere vrijstellingsregelingen van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing?

26. Hoe moet deze vrijstelling van doorstorting worden verwerkt in de aangifte bedrijfsvoorheffing?

27. Welke bewijsstukken moet de werkgever kunnen voorleggen?

28. Vanaf wanneer kan deze steunmaatregel worden toegepast?

I. Inleiding

Artikel 13 van de programmawet van 20.12.2020 heeft een nieuwe steunmaatregel voor bedrijven ingevoerd, met name de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor de opleiding van werknemers.

Deze maatregel heeft tot doel de werkgevers uit de privésector aan te moedigen om meer te investeren in de opleiding van hun werknemers dan reeds reglementair verplicht is.

Er wordt in deze steunmaatregel verwezen naar de werkgevers onderworpen aan de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

Aangezien Proximus, bpost en HR Rail, als vennootschappen van publiek recht principieel niet vallen onder bovenstaande wet van 05.12.1968, zouden deze uitgesloten worden van deze gunstmaatregel.

Dit was echter niet de bedoeling. Daarom heeft artikel 85 van de wet van 27.06.2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, het toepassingsgebied van deze steunmaatregel uitgebreid naar de betrokken bedrijven.

De wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen heeft nog enkele aanpassingen aan deze steunmaatregel aangebracht om het toepassingsgebied van deze maatregel te verduidelijken.

II. Programmawet van 20.12.2020 (BS 30.12.2020)

Afdeling 4. - Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de opleiding van werknemers

Artikel 13

In titel VI, hoofdstuk 1, afdeling IV, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 27512 ingevoegd, dat luidt als volgt:

"§ 1. De in het tweede lid bedoelde werkgevers die bij toepassing van artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing, worden ervan vrijgesteld een deel van de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de in paragraaf 4 bedoelde belastbare bezoldigingen van de in paragraaf 2 bedoelde werknemers in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.

De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op werkgevers onderworpen aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

§ 2. Voor de toepassing van de in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling, komen enkel de werknemers in aanmerking die ten minste 6 maanden bij de werkgever zijn tewerkgesteld en die een opleiding hebben gevolgd zoals in omschreven in paragraaf 3, met een minimale duurtijd van 10 dagen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen.

De in het eerste lid bedoelde minimale duurtijd van 10 dagen is van toepassing op de werknemer die voltijds wordt tewerkgesteld volgens de op de betrokken onderneming toepasselijke wetgeving. Deze minimale duurtijd wordt verminderd naar verhouding tot de op de betrokken werknemer van toepassing zijnde arbeidsregeling.

Wanneer de werkgever een onderneming is waarin ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht, die een ploegenpremie betaalt of toekent en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, WIB 92 schuldenaar is van de bedrijfsvoorheffing op die premie, wordt de minimale duurtijd van 10 dagen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen bedoeld in het eerste en het tweede lid vervangen door een minimale duurtijd van 10 dagen gedurende een ononderbroken periode van 60 kalenderdagen voor de werknemer die begunstigde is van de voormelde premie tijdens de voormelde ononderbroken periode van 60 dagen.

Wanneer de werkgever wordt aangemerkt als kleine vennootschap op grond van artikel 1:24, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of een natuurlijke persoon is die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria van het voormelde artikel 1:24, §§ 1 tot 6, wordt de minimale duurtijd van 10 dagen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen bedoeld in het eerste en het tweede lid vervangen door een minimale duurtijd van 5 dagen gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen.

Het aantal ononderbroken periodes van 30 kalenderdagen, 60 kalenderdagen of 75 kalenderdagen bedoeld in deze paragraaf waarin een in aanmerking komende opleiding is gevolgd, wordt beperkt tot tien periodes voor eenzelfde werknemer bij eenzelfde werkgever.

De periode van 30 kalenderdagen, de periode van 60 kalenderdagen of de periode van 75 kalenderdagen wordt niet onderbroken door de gebeurtenissen die de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schorsen. Ze wordt verlengd met zoveel dagen als de schorsing duurt.

§ 3. Om in aanmerking te komen, moet de in paragraaf 2 bedoelde opleiding:

- beantwoorden aan de in artikel 9 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, vermelde definities;
- niet verplicht zijn gesteld door een wettelijke of reglementaire bepaling of door een collectieve arbeidsovereenkomst;
- een beroepskost zijn in hoofde van de werkgever.

Voor de berekening van de duurtijd van de opleiding, wordt één dag opleiding geacht overeen te komen met 7,6 uren opleiding.

De informele opleidingen in de zin van artikel 9 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk mogen niet meer dan 10 % van de minimale duur van 10 dagen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen of 60 kalenderdagen uitmaken, of 20 % van de minimale duur van 5 dagen gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen.

§ 4. De in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling wordt berekend met inachtneming van al de belastbare bezoldigingen van de kalendermaand waarin de opleiding is beëindigd.

De in het eerste lid bedoelde belastbare bezoldigingen zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers, met uitsluiting van het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de achterstallige bezoldigingen en van de inkomsten die niet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen of bij verdrag zijn vrijgesteld. Voor de toepassing van deze paragraaf, worden deze bezoldigingen slechts in aanmerking genomen ten belope van 3.500 euro belastbaar per werknemer. Dit bedrag is van toepassing op de werknemer die voltijds wordt tewerkgesteld volgens de op de betrokken onderneming toepasselijke wetgeving. Het wordt verminderd naar verhouding tot de op de betrokken werknemer van toepassing zijnde arbeidsregeling. Het wordt niet geïndexeerd overeenkomstig artikel 178.

Voor de toepassing van dit artikel wordt de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de in artikel 2 bedoelde grens geacht een evenredig deel uit te maken van de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de totale bezoldiging van de betrokken werknemer.

§ 5. De niet te storten bedrijfsvoorheffing bedraagt 11,75 % van het totaal van de in paragraaf 4 bedoelde bezoldigingen van alle in paragraaf 2 bedoelde werknemers samen.

§ 6. De Koning bepaalt de nadere regels en modaliteiten in verband met de wijze waarop bij de indiening van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing het bewijs wordt geleverd dat aan de in paragrafen 2 tot 4 vermelden voorwaarden voldaan is."

Artikel 14

Deze afdeling treedt in werking op 1 januari 2021.

III. Wet van 27.06.2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (BS 30.06.2021 – Ed. 3)

Artikel 85

Artikel 27512, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 20 december 2020, wordt vervangen als volgt:

"De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op:

- werkgevers onderworpen aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

- de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;

- de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van het door haar ter beschikking gesteld personeel aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.".

Artikel 96

Artikel 85 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021.

IV. Wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 28.01.2022)

Artikel 56

In artikel 27512 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 20 december 2020 en gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a) in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "die ten minste 6 maanden" vervangen door de woorden "die sinds ten minste 6 maanden";

b) in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "en die een opleiding hebben gevolgd zoals in omschreven in paragraaf 3, met een minimale duurtijd van 10 dagen" vervangen door de woorden "die geen in artikel 2756 bedoelde sportbeoefenaars zijn en die één of meerdere opleidingen hebben gevolgd zoals omschreven in paragraaf 3, die in hun geheel een minimale duurtijd hebben van 76 uren";

c) in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "10 dagen" vervangen door de woorden "76 uren" en wordt de zin "Deze minimale duurtijd wordt verminderd naar verhouding tot de op de betrokken werknemer van toepassing zijnde arbeidsregeling. " vervangen door de zin "Deze minimale duurtijd wordt verminderd naar verhouding tot de arbeidsregeling die van toepassing is op de betrokken werknemer, op de dag waarop de laatste van deze opleidingen werd beëindigd.";

d) in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "10 dagen" telkens vervangen door de woorden "76 uren";

e) in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "10 dagen" vervangen door de woorden "76 uren" en worden de woorden "5 dagen" vervangen door de woorden "38 uren";

f) paragraaf 2, vijfde lid, wordt vervangen als volgt:

"Een bezoldiging van een werknemer komt niet in aanmerking voor de toepassing van dit artikel wanneer eerdere bezoldigingen van deze werknemer reeds tien keer eerder door dezelfde werkgever in toepassing van paragrafen 4 en 5 in de vrijstellingsgrondslag werd opgenomen. ";

g) in paragraaf 3, eerste lid, wordt het derde streepje opgeheven;

h) in paragraaf 3 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

"Om in aanmerking te komen moet de volledige kost van de in paragraaf 2 bedoelde opleiding evenals de volledige loonkost die verschuldigd is in geval de opleiding tijdens werktijd gevolgd wordt, door de werkgever worden gedragen.";

i) in paragraaf 3, tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "één dag" vervangen door de woorden "één volledige werkdag";

j) in paragraaf 3, derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "10 dagen" vervangen door de woorden "76 uren" en worden de woorden "5 dagen" vervangen door de woorden "38 uren ;

k) in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden "in artikel 2" vervangen door de woorden "in het tweede lid";

l) in paragraaf 6, enig lid, wordt het woord "vermelden" vervangen door het woord "vermelde".

Artikel 60

Artikel 56 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022 en is van toepassing op de bezoldigingen die vanaf die datum worden betaald of toegekend.

V. Gecoördineerde wettekst

Artikel 27512 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92)

"§ 1. De in het tweede lid bedoelde werkgevers die bij toepassing van artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing, worden ervan vrijgesteld een deel van de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de in paragraaf 4 bedoelde belastbare bezoldigingen van de in paragraaf 2 bedoelde werknemers in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.

De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op:

- werkgevers onderworpen aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

- de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;

- de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van het door haar ter beschikking gesteld personeel aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.

§ 2. Voor de toepassing van de in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling, komen enkel de werknemers in aanmerking die sinds ten minste 6 maanden bij de werkgever zijn tewerkgesteld, die geen in artikel 2756bedoelde sportbeoefenaars zijn en die één of meerdere opleidingen hebben gevolgd zoals omschreven in paragraaf 3, die in hun geheel een minimale duurtijd hebben van 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen.

De in het eerste lid bedoelde minimale duurtijd van 76 uren is van toepassing op de werknemer die voltijds wordt tewerkgesteld volgens de op de betrokken onderneming toepasselijke wetgeving. Deze minimale duurtijd wordt verminderd naar verhouding tot de arbeidsregeling die van toepassing is op de betrokken werknemer, op de dag waarop de laatste van deze opleidingen werd beëindigd.

Wanneer de werkgever een onderneming is waarin ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht, die een ploegenpremie betaalt of toekent en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, WIB 92 schuldenaar is van de bedrijfsvoorheffing op die premie, wordt de minimale duurtijd van 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen bedoeld in het eerste en het tweede lid vervangen door een minimale duurtijd van 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 60 kalenderdagen voor de werknemer die begunstigde is van de voormelde premie tijdens de voormelde ononderbroken periode van 60 dagen.

Wanneer de werkgever wordt aangemerkt als kleine vennootschap op grond van artikel 1:24, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of een natuurlijke persoon is die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria van het voormelde artikel 1:24, §§ 1 tot 6, wordt de minimale duurtijd van 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen bedoeld in het eerste en het tweede lid vervangen door een minimale duurtijd van 38 uren gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen.

Een bezoldiging van een werknemer komt niet in aanmerking voor de toepassing van dit artikel wanneer eerdere bezoldigingen van deze werknemer reeds tien keer eerder door dezelfde werkgever in toepassing van paragrafen 4 en 5 in de vrijstellingsgrondslag werd opgenomen.

De periode van 30 kalenderdagen, de periode van 60 kalenderdagen of de periode van 75 kalenderdagen wordt niet onderbroken door de gebeurtenissen die de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schorsen. Ze wordt verlengd met zoveel dagen als de schorsing duurt.

§ 3. Om in aanmerking te komen, moet de in paragraaf 2 bedoelde opleiding:

- beantwoorden aan de in artikel 9 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, vermelde definities;

- niet verplicht zijn gesteld door een wettelijke of reglementaire bepaling of door een collectieve arbeidsovereenkomst;

- (…)

Om in aanmerking te komen moet de volledige kost van de in paragraaf 2 bedoelde opleiding evenals de volledige loonkost die verschuldigd is in geval de opleiding tijdens werktijd gevolgd wordt, door de werkgever worden gedragen.

Voor de berekening van de duurtijd van de opleiding, wordt één volledige werkdag opleiding geacht overeen te komen met 7,6 uren opleiding.

De informele opleidingen in de zin van artikel 9 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk mogen niet meer dan 10 % van de minimale duur van 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen of 60 kalenderdagen uitmaken, of 20 % van de minimale duur van 38 uren gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen.

§ 4. De in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling wordt berekend met inachtneming van al de belastbare bezoldigingen van de kalendermaand waarin de opleiding is beëindigd.

De in het eerste lid bedoelde belastbare bezoldigingen zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers, met uitsluiting van het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de achterstallige bezoldigingen en van de inkomsten die niet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen of bij verdrag zijn vrijgesteld. Voor de toepassing van deze paragraaf, worden deze bezoldigingen slechts in aanmerking genomen ten belope van 3.500 euro belastbaar per werknemer. Dit bedrag is van toepassing op de werknemer die voltijds wordt tewerkgesteld volgens de op de betrokken onderneming toepasselijke wetgeving. Het wordt verminderd naar verhouding tot de op de betrokken werknemer van toepassing zijnde arbeidsregeling. Het wordt niet geïndexeerd overeenkomstig artikel 178.

Voor de toepassing van dit artikel wordt de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de in het tweede lid bedoelde grens geacht een evenredig deel uit te maken van de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de totale bezoldiging van de betrokken werknemer.

§ 5. De niet te storten bedrijfsvoorheffing bedraagt 11,75 % van het totaal van de in paragraaf 4 bedoelde bezoldigingen van alle in paragraaf 2 bedoelde werknemers samen.

§ 6. De Koning bepaalt de nadere regels en modaliteiten in verband met de wijze waarop bij de indiening van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing het bewijs wordt geleverd dat aan de in paragrafen 2 tot 4 vermelde voorwaarden voldaan is.".

VI. Koninklijk besluit van 14.03.2021 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van artikel 27512 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (BS 18.03.2021)

Artikel 1

In artikel 952 , van het KB/WIB 92, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2006 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 december 2006, 21 december 2006, 12 maart 2007, 8 juni 2007, 27 januari 2009, 31 juli 2009, 5 december 2011, 21 februari 2014 28 april 2015, 23 augustus 2015, 19 juli 2018, 13 april 2019 en 29 augustus 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° paragraaf 1, derde lid wordt aangevuld met een 12°, luidende:

"12° de werkgevers beoogd in artikel 27512, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, die bezoldigingen betalen of toekennen";

2° paragraaf 3, b, wordt aangevuld met een 6°, luidend als volgt:

"6° voor de in § 1, derde lid, 12°, bedoelde schuldenaars: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 27512, § 4, van hetzelfde Wetboek;".

3° paragraaf 3, c, wordt aangevuld met een bepaling onder 13°, luidende:

"13° voor de in § 1, derde lid, 12°, bedoelde schuldenaars: een negatief bedrag gelijk aan 11,75 % van het totaal van de in artikel 27512, § 4, van hetzelfde Wetboek, bedoelde bezoldigingen van alle in artikel 27512, § 2, van hetzelfde Wetboek, bedoelde werknemers.".

Artikel 2

In bijlage IIIbis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2006, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 juli 2009 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 februari 2014, 28 april 2015, 23 augustus 2015, 19 juli 2018, 13 april 2019 en 29 augustus 2019, wordt tussen de code "62 startersjobs voor jongeren (Art. 27511, WIB 92)" en de code "80 steunzone (Art. 2758 , § 1, vijfde lid, WIB 92)" een code ingevoegd, luidende:

"64 opleiding van werknemers (art. 27512, § 1, WIB 92)".

Artikel 3

Bijlage IIIter, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2006 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 december 2006, 12 maart 2007, 8 juni 2007, 31 juli 2009, 23 maart 2014, 28 april 2015, 23 augustus 2015, 19 juli 2018, 13 april 2019 en 29 augustus 2019, wordt aangevuld met een punt XI, luidende:

"XI De in artikel 952 , § 1, derde lid, 12°, bedoelde schuldenaars:

Deze schuldenaars moeten een nominatieve lijst ter beschikking van de administratie houden met daarin voor elke betrokken werknemer:

- de volledige identiteit;
- het nationaal nummer;
- de gevolgde opleiding;
- de data waarop de opleiding werd gevolgd;
- het bedrag van de betaalde of toegekende bruto belastbare bezoldigingen van de kalendermaand als vermeld in artikel 27512, § 4;
-het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en een gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing.

Artikel 4

Dit besluit is van toepassing op de vanaf 1 januari 2021 betaalde of toegekende bezoldigingen.

Artikel 5

De minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

VII. FAQ

1. WELKE WERKGEVERS KOMEN IN AANMERKING VOOR DEZE STEUNMAATREGEL?

De werkgevers moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

- de werkgever is overeenkomstig artikel 270, eerste lid, 1°, WIB 92 schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing op de betrokken bezoldigingen

- de werkgever houdt de volledige bedrijfsvoorheffing op de betrokken bezoldigingen in

- de werkgever is:

* hetzij onderworpen aan de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités
* hetzij een van de volgende naamloze vennootschappen van publiek recht:

Proximus
bpost
HR Rail, met uitzondering van het door haar ter beschikking gesteld personeel aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.

2. VOOR WELKE WERKNEMERS KAN DE WERKGEVER DEZE STEUNMAATREGEL TOEPASSEN?

De werknemers voor wie deze steunmaatregel wordt toegepast, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

- de werknemer is sinds ten minste 6 maanden bij de werkgever tewerkgesteld (zie FAQ 3)

- de werknemer is geen in artikel 2756, WIB 92 bedoelde sportbeoefenaar (zie FAQ 4)

- de werknemer heeft één of meerdere opleidingen gevolgd die aan bepaalde voorwaarden voldoen (zie FAQ 5).

3. DE WERKNEMER MOET SINDS TEN MINSTE 6 MAANDEN BIJ DE WERKGEVER TEWERKGESTELD ZIJN. WAT HOUDT DEZE VOORWAARDE IN?

Deze voorwaarde houdt in dat deze werknemer gedurende een aaneensluitende periode van ten minste 6 maanden bij de werkgever tewerkgesteld moet zijn.

Wanneer een opleiding start en de werknemer is nog niet sinds 6 maanden bij de werkgever tewerkgesteld, dan komen enkel die opleidingsdagen in aanmerking voor deze steunmaatregel die plaats vinden vanaf het ogenblik dat de werknemer 6 maanden bij deze werkgever is tewerkgesteld.

Deze voorwaarde voorkomt dat routinematige opleidingen om een nieuwe functie te ontdekken in aanmerking komen voor deze maatregel.

Voorbeeld 1

Persoon X verricht gedurende 4 opeenvolgende jaren telkens in de maand juli een vakantiejob bij werkgever A. Nadat persoon X zijn diploma heeft behaald, krijgt hij een job aangeboden door werkgever A. De 4 maanden waarin persoon X een vakantiejob uitoefent bij werkgever A, tellen niet mee voor de beoordeling of persoon X reeds 6 maanden tewerkgesteld is bij werkgever A.

Voorbeeld 2

Werknemer X werkt sinds 01.02.2022 voltijds bij werkgever A die voldoet aan de definitie van een kleine vennootschap. Werknemer X volgt een in aanmerking komende opleiding die plaatsvindt van 27.07.2022 tot 29.07.2022 en van 04.08.2022 tot 05.08.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 38 opleidingsuren in totaal). In de daaropvolgende maanden van 2022 volgt werknemer X geen opleidingen meer.

De werkgever kan de steunmaatregel niet toepassen, omdat werknemer X slechts 15,2 uren opleiding gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen (zie FAQ 8) heeft gevolgd te rekenen vanaf 01.08.2022, het ogenblik waarop hij 6 maanden bij werkgever A tewerkgesteld is.

Voorbeeld 3

Werknemer X werkt sinds 01.02.2022 voltijds bij werkgever A die voldoet aan de definitie van een kleine vennootschap. Werknemer X volgt een in aanmerking komende opleiding die plaatsvindt van 27.07.2022 tot 29.07.2022, van 04.08.2022 tot 05.08.2022 en van 09.08.2022 tot 11.08.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 60,8 opleidingsuren in totaal).

De werkgever kan de steunmaatregel toepassen, omdat werknemer X 38 uren opleiding gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen (zie FAQ 8) heeft gevolgd te rekenen vanaf 01.08.2022, het ogenblik waarop hij 6 maanden bij werkgever A in dienst is.

4. DE WERKNEMER IS GEEN IN ARTIKEL 2756, WIB 92 BEDOELDE SPORTBEOEFENAAR. WAT HOUDT DEZE VOORWAARDE IN?

Deze voorwaarde houdt in dat deze steunmaatregel niet gecombineerd kan worden met de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor sportbeoefenaars bedoeld in artikel 2756, WIB 92.

Deze voorwaarde is van toepassing op de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 01.01.2022.

5. WELKE OPLEIDINGEN KOMEN IN AANMERKING?

De opleiding moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

- De opleiding beantwoordt aan de definities vermeld in artikel 9 van de wet van 05.03.2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk.

- De opleiding is niet verplicht gesteld door een wettelijke of reglementaire bepaling of door een collectieve arbeidsovereenkomst (zie FAQ 7).

- De volledige kost van de opleiding evenals de volledige loonkost die verschuldigd is in geval de opleiding tijdens werktijd gevolgd wordt, wordt door de werkgever gedragen (zie FAQ 13).

Tenslotte moeten de in aanmerking komende opleidingen in hun geheel een minimale duurtijd hebben (zie FAQ 8).

6. KOMEN ZOWEL FORMELE ALS INFORMELE OPLEIDINGEN IN AANMERKING?

Zowel de formele als informele opleidingen in de zin van artikel 9 van de wet van 05.03.2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, kunnen in aanmerking komen voor deze steunmaatregel.

De informele opleidingen in de zin van artikel 9 van de wet van 05.03.2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, mogen echter niet meer uitmaken dan:

- 10 % van de minimale duur van 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 of 60 (1) kalenderdagen, of

(1) Wanneer de werkgever een onderneming is waarin ploegen- of nachtarbeid wordt verricht, een ploegenpremie betaalt of toekent en krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, WIB 92 schuldenaar is van de bedrijfsvoorheffing op die premie, bedraagt de minimale duurtijd 76 uren gedurende ononderbroken periode van 60 kalenderdagen voor de werknemer die begunstigde is van de voormelde premie tijdens de ononderbroken periode van 60 dagen (zie FAQ 8).

- 20 % van de minimale duur van 38 uren gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen (2).

(2) Wanneer de werkgever een kmo is, bedraagt de minimale duurtijd 38 uren gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen (zie FAQ 8).

7. WAT HOUDT DE VOORWAARDE DAT 'DE OPLEIDING NIET VERPLICHT IS GESTELD DOOR EEN WETTELIJKE OF REGLEMENTAIRE BEPALING OF DOOR EEN COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST' IN?

Aangezien de maatregel tot doel heeft de werkgevers aan te moedigen om hun werknemers meer opleiding te verstrekken, worden opleidingen die reeds verplicht zijn gesteld door een wettelijke of reglementaire bepaling of door een collectieve arbeidsovereenkomst of enige andere gelijkaardige bepaling, niet beschouwd als in aanmerking komende opleidingen voor de toepassing van deze steunmaatregel.

Hiermee worden onder meer bedoeld:

- de verplichte opleidingen voor de toegang tot of het behoud van een beroep (bijvoorbeeld de verplichte voortgezette opleiding voor een stagiair notaris) of de verplichte opleidingen inzake veiligheid (bijvoorbeeld de verplichting tot opleiding inzake asbest, zoals bedoeld in artikel VI.3-37 van de Codex over het welzijn op het werk)

- de opleidingen die in aanmerking komen voor de berekening van de naleving van een wettelijke opleidingsverplichting. Zo kunnen voor de betrokken werkgevers de opleidingen die in aanmerking komen voor de berekening van de interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 dagen opleiding per voltijds equivalent per jaar, zoals bedoeld in artikel 11 van de wet van 05.03.2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van deze steunmaatregel.

8. WAT IS DE MINIMALE DUURTIJD VAN EEN OPLEIDING?

De opleidingen moeten in hun geheel een minimale duurtijd hebben van 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen.

Wanneer de werkgever een onderneming is waarin ploegen- of nachtarbeid wordt verricht, een ploegenpremie betaalt of toekent en krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, WIB 92 schuldenaar is van de bedrijfsvoorheffing op die premie, bedraagt de minimale duurtijd 76 uren gedurende ononderbroken periode van 60 kalenderdagen voor de werknemer die begunstigde is van de voormelde premie tijdens de ononderbroken periode van 60 dagen.

Wanneer de werkgever een kmo (3) is, bedraagt de minimale duurtijd 38 uren gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen.

(3) De werkgever wordt aangemerkt als een kleine vennootschap op grond van artikel 1:24, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of is een natuurlijke persoon die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria van het voormelde artikel 1:24, §§ 1 tot 6.

De periode van 30, 60 of 75 kalenderdagen wordt niet onderbroken door de gebeurtenissen die de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schorsen. Ze wordt verlengd met zoveel dagen als de schorsing duurt (zie FAQ 19). Opgelet, de feestdagen, zaterdagen en zondagen schorsen de uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet.

De minimale duurtijd is van toepassing op de werknemer die voltijds wordt tewerkgesteld volgens de op de betrokken onderneming toepasselijke wetgeving. Deze minimale duurtijd wordt verminderd naar verhouding tot de arbeidsregeling die van toepassing is op de betrokken werknemer, op de dag waarop de laatste van de in aanmerking komende opleidingen werd beëindigd.

Voor de berekening van de duurtijd van de opleiding, komt één volledige werkdag opleiding overeen met 7,6 uren opleiding. Onder een volledige werkdag opleiding moet een werkdag worden begrepen waarop geen andere prestaties worden verricht en die volledig op de opleiding is gericht.

Vanaf wanneer voldaan is aan de voorwaarde dat de opleidingen in hun geheel minimaal 76 (of 38) uren duren gedurende een ononderbroken periode van 30 (of 60 of 75) kalenderdagen, en mits naleving uiteraard van alle andere voorwaarden, mag de vrijstelling worden toegepast in de maand waarin de laatste van de in aanmerking komende opleidingen wordt beëindigd en dit ongeacht of er buiten die ononderbroken periode van 30 (of 60 of 75) kalenderdagen, nog opleidingsdagen zijn.

De programmawet van 20.12.2020 drukte de duurtijd van de opleidingen uit in dagen i.p.v. uren: 10 of 5 dagen i.p.v. 76 of 38 uren in een ononderbroken periode van 30 (of 60 of 75) kalenderdagen. Voor de berekening van de duurtijd van de opleiding, werd één dag opleiding geacht overeen te komen met 7,6 uren opleiding. Omdat de overige principes inzake de berekening van de duurtijd van de opleiding dezelfde zijn gebleven, mag de werkgever voor de bezoldigingen betaald of toegekend in de periode van 01.01.2021 tot 31.12.2021 de duurtijd van de opleiding naar keuze uitdrukken in dagen of uren.

Voorbeeld 1

Werknemer X die reeds 15 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A volgt een in aanmerking komende opleiding. Deze opleiding wordt gespreid over zes maanden en start op 01.02.2022. Elke maand volgt werknemer X twee volledige weken opleiding (7,6 opleidingsuren per dag gedurende twee weken of 76 opleidingsuren per maand).

De werkgever kan de steunmaatregel één maal toepassen, met name na het beëindigen van de in aanmerking komende opleiding met een minimale duurtijd van 76 uren in een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen: de werkgever kan deze steunmaatregel voor werknemer X toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de maand juli 2022.

Voorbeeld 2

Werknemer X die reeds 15 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A volgt een in aanmerking komende opleiding. Deze opleiding wordt gespreid over zes maanden en start op 01.02.2022. Elke maand volgt werknemer X twee dagen opleiding (7,6 opleidingsuren per dag en dit twee keer in de maand, of 15,2 opleidingsuren per maand).

De werkgever kan de steunmaatregel niet toepassen, omdat de opleiding van werknemer X niet voldoet aan de voorwaarde van 'een minimale duurtijd van 76 uren in een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen'.

Voorbeeld 3

Werknemer X die reeds 10 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A volgt een in aanmerking komende opleiding gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen:

- de opleiding loopt van 07.03.2022 tot 11.03.2022 en van 14.03.2022 tot 18.03.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 76 opleidingsuren in totaal);

- de opleiding wordt afgesloten met een test op 05.04.2022 (4 opleidingsuren).

De totale opleidingsduur bedraagt 80 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen (ononderbroken periode lopende van 07.03.2022 tot 05.04.2022). De werkgever kan de steunmaatregel één maal toepassen, met name na het beëindigen van de in aanmerking komende opleiding: de werkgever kan deze steunmaatregel voor werknemer X toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de maand april 2022.

9. MAG MEN DE DUURTIJD VAN MEERDERE OPLEIDINGEN TEZAMEN NEMEN OM TE KOMEN TOT EEN MINIMALE DUURTIJD VAN 76 (OF 38) UREN?

Ja, de in aanmerking komende opleidingen moeten in hun geheel een minimale duurtijd hebben van 76 (of 38) uren gedurende een ononderbroken periode van 30 (of 60 of 75) kalenderdagen.

Voorbeeld 1

Werknemer X die reeds 5 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A volgt twee in aanmerking komende opleidingen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen:

- opleiding 1 loopt van 22.03.2022 tot 25.03.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 30,4 opleidingsuren in totaal);

- opleiding 2 loopt van 04.04.2022 tot 07.04.2022 en van 12.04.2022 tot 13.04.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 45,6 opleidingsuren in totaal).

De totale opleidingsduur bedraagt 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De werkgever kan de steunmaatregel één maal toepassen, met name na het beëindigen van de laatste in aanmerking komende opleiding: de werkgever kan deze steunmaatregel voor werknemer X toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de maand april 2022.

Voorbeeld 2

Werknemer X die reeds 10 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A volgt twee in aanmerking komende opleidingen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen:

- opleiding 1 loopt van 19.04.2022 tot 22.04.2022, van 27.04.2022 tot 29.04.2022 en van 05.05.2022 tot 06.05.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 68,4 opleidingsuren in totaal);

- opleiding 2 is een informele opleiding die plaats vindt op 17.05.2022 (7,6 opleidingsuren).

De totale opleidingsduur bedraagt 76 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De werkgever kan de steunmaatregel één maal toepassen, met name na het beëindigen van de laatste in aanmerking komende opleiding: de werkgever kan deze steunmaatregel voor werknemer X toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de maand mei 2022.

Voorbeeld 3

Werknemer X die reeds 7 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A volgt twee in aanmerking komende opleidingen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen:

- opleiding 1 loopt van 19.04.2022 tot 22.04.2022 en eindigt op 03.05.2022 (5 opleidingsuren per dag of 25 opleidingsuren);

- opleiding 2 loopt van 25.04.2022 tot 29.04.2022 en van 04.05.2022 tot 05.05.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 53,2 opleidingsuren).

De totale opleidingsduur bedraagt 78,2 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De werkgever kan de steunmaatregel één maal toepassen, met name na het beëindigen van de laatste in aanmerking komende opleiding: de werkgever kan deze steunmaatregel voor werknemer X toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de maand mei 2022.

Voorbeeld 4

Werknemer X die reeds 7 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A volgt twee in aanmerking komende opleidingen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen:

- opleiding 1 loopt van 19.04.2022 tot 22.04.2022 en eindigt op 09.05.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 38 opleidingsuren in totaal);

- opleiding 2 loopt van 25.04.2022 tot 29.04.2022 en wordt op 05.05.2022 afgesloten met een test (7,6 opleidingsuren per dag of 45,6 opleidingsuren in totaal).

De totale opleidingsduur bedraagt 83,6 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De werkgever kan de steunmaatregel één maal toepassen, met name na het beëindigen van de laatste in aanmerking komende opleiding: de werkgever kan deze steunmaatregel voor werknemer X toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de maand mei 2022.

Voorbeeld 5

Werknemer X die reeds 10 jaar deeltijds (80 %) tewerkgesteld is bij werkgever A die voldoet aan de definitie van een kleine vennootschap, volgt vier in aanmerking komende opleidingen gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen:

- opleiding 1 vindt plaats op 25.03.2022 (7,6 opleidingsuren);

- opleiding 2 vindt plaats op 14.04.2022 (7,6 opleidingsuren);

- opleiding 3 vindt plaats op 05.05.2022 (7,6 opleidingsuren);

- opleiding 4 vindt plaats op 02.06.2022 (7,6 opleidingsuren).

De totale opleidingsduur bedraagt 30,4 uren gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen (4). De werkgever kan de steunmaatregel één maal toepassen, met name na het beëindigen van de laatste in aanmerking komende opleiding: de werkgever kan deze steunmaatregel voor werknemer X toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de maand juni 2022.

(4) De minimumduur van 38 opleidingsuren voor een voltijdse tewerkstelling is herleid naar 30,4 opleidingsuren voor een deeltijdse tewerkstelling van 80 %

10. KOMEN OPLEIDINGEN DIE 'S AVONDS PLAATS VINDEN OF DIE SLECHTS ENKELE UREN DUREN OOK IN AANMERKING?

Ja. Eén volledige werkdag opleiding wordt geacht overeen te komen met 7u36, zijnde 7,6 opleidingsuren.

Deze omrekening zorgt ervoor dat ook opleidingen die 's avonds plaatsvinden of die slechts enkele uren duren, in aanmerking kunnen komen.

Voorbeeld

Werknemer X die reeds 10 jaar tewerkgesteld is bij werkgever A die voldoet aan de definitie van een kleine vennootschap, volgt vier in aanmerking komende opleidingen gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen:

- opleiding 1 vindt plaats op:

* 03.05.2022 van 9u tot 13u (4 opleidingsuren)

* 04.05.2022 van 9u tot 13u (4 opleidingsuren)

* 05.05.2022 van 9u tot 13u (4 opleidingsuren) en

* 06.05.2022 van 9u tot 13u (4 opleidingsuren)

- opleiding 2 vindt plaats op:

* 20.05.2022 (7,6 opleidingsuren)

- opleiding 3 vindt plaats op:

* 23.05.2022 van 18u tot 20u (2 opleidingsuren)

* 24.05.2022 van 18u tot 20u (2 opleidingsuren)

* 01.06.2022 van 18u tot 20u (2 opleidingsuren) en

* 13.06.2022 van 18u tot 20u (2 opleidingsuren)

- opleiding 4 vindt plaats op:

* 07.06.2022 van 13u tot 17u (4 opleidingsuren)

* 14.06.2022 van 13u tot 17u (4 opleidingsuren)

* 21.06.2022 van 13u tot 17u (4 opleidingsuren) en

* 28.06.2022 van 13u tot 17u (4 opleidingsuren)

De totale opleidingsduur bedraagt 47,6 uren gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen. De werkgever kan de steunmaatregel één maal toepassen, met name na het beëindigen van de laatste in aanmerking komende opleiding: de werkgever kan deze steunmaatregel voor werknemer X toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de maand juni 2022.

11. WAT GEBEURT ER ALS EEN WERKNEMER EEN OPLEIDINGSDAG NIET KAN BIJWONEN?

De in aanmerking komende opleidingsdagen moeten effectieve opleidingsdagen zijn.

Als een werknemer ingeschreven is voor een opleidingsdag, maar deze niet kan bijwonen (bijvoorbeeld om gezondheidsredenen of enige andere reden), zal deze dag niet in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de minimale opleidingsduur van 76 (of 38) uren over een ononderbroken periode van 30 (of 60 of 75) kalenderdagen (5).

(5) Zie FAQ 8

12. KOMT EEN OPLEIDING GEVOLGD OP EEN VERLOFDAG IN AANMERKING?

Ja. De dagen waarop de opleiding wordt gevolgd, zijn niet relevant: het kan zowel gaan om werkdagen als om verlofdagen.

13. WAT HOUDT DE VOORWAARDE DAT 'DE VOLLEDIGE KOST VAN DE OPLEIDING EN DE VOLLEDIGE LOONKOST DIE VERSCHULDIGD IS IN GEVAL DE OPLEIDING TIJDENS WERKTIJD GEVOLGD WORDT, GEDRAGEN MOET WORDEN DOOR DE WERKGEVER' IN?

Deze voorwaarde houdt in dat de werkgever de volledige kost van de opleiding moet gedragen hebben. Dit betekent dat de werkgever zowel de kost van de opleiding zelf moet dragen, als de loonkost die correspondeert met de opleidingsduur in geval de opleiding tijdens werktijd gevolgd wordt.

Als de werkgever niet finaal de kosten van de opleiding en de loonkost draagt, mag hij deze maatregel niet toepassen.

Voorbeeld 1

De werkgever draagt de volledige kost van de opleiding zelf maar krijgt een tussenkomst (van bijvoorbeeld een sectoraal opleidingsfonds) voor de loonkost die correspondeert met de opleiding.

De voorwaarde dat volledige loonkost die verschuldigd is in geval de opleiding tijdens werktijd gevolgd wordt, gedragen moet worden door de werkgever, is niet vervuld.

Voorbeeld 2

De werkgever krijgt een tussenkomst (van bijvoorbeeld een sectoraal opleidingsfonds of via de overheid zoals bv. de opleidingssteun toegekend in het kader van de uitvoering van een strategisch transformatieproject en de steun bedoeld in het decreet van 10.04.2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn) voor de opleiding zelf maar draagt wel de volledige loonkost die correspondeert met de opleiding.

De voorwaarde dat de volledige kost van de opleiding gedragen moet worden door de werkgever, is niet vervuld.

Voorbeeld 3

De werkgever betaalt een bijdrage aan een sectoraal fonds. Dit sectoraal fonds organiseert o.a. opleidingen (voor alle werknemers in die sector).

De voorwaarde dat de volledige kost van de opleiding gedragen moet worden door de werkgever, is niet vervuld.

14. KOMEN OPLEIDINGEN GEVOLGD IN HET KADER VAN EEN CAFETARIAPLAN IN AANMERKING?

Neen. Opleidingen gevolgd in het kader van een cafetariaplan komen niet in aanmerking voor deze steunmaatregel.

15. HOE WORDT DE MINIMUMDUUR VAN DE OPLEIDINGEN BEREKEND BIJ WIJZIGING VAN DE ARBEIDSREGELING?

De minimumduur van de opleidingen wordt berekend in functie van de arbeidsregeling die van toepassing is op de dag waarop de laatste opleiding wordt beëindigd.

Voorbeeld

Werknemer X die reeds 8 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A, werkt vanaf 01.04.2022 halftijds gedurende zes maanden. Deze werknemer volgt vier in aanmerking komende opleidingen:

- opleiding 1 vindt plaats op 18.03.2022 (4 opleidingsuren);

- opleiding 2 loopt van 23.03.2022 tot 25.03.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 22,8 opleidingsuren in totaal);

- opleiding 3 vindt plaats op 05.04.2022 (5 opleidingsuren);

- opleiding 4 loopt van 14.04.2022 tot 15.04.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 15,2 opleidingsuren in totaal).

De totale opleidingsduur bedraagt 47 uren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De werkgever laat de ononderbroken periode van 30 kalenderdagen aanvangen op 18.03.2022. Deze periode loopt dan tot en met 16.04.2022. In voorliggend geval is de werknemer halftijds tewerkgesteld op het ogenblik dat de opleiding wordt beëindigd, en moet de werkgever nagaan of de betrokken werknemer minstens 38 (in plaats van 76) uren opleiding heeft gevolgd in een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. Aangezien aan deze voorwaarde voldaan is, kan hij de steunmaatregel toepassen op de bezoldigingen van de maand waarin deze opleiding is beëindigd, namelijk de bezoldigingen van de maand april 2022.

16. WAT VERSTAAT MEN ONDER 'EEN ONDERNEMING WAARIN PLOEGENARBEID OF NACHTARBEID WORDT VERRICHT'?

Of er sprake is van een onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht, of van een onderneming waarin nachtarbeid wordt verricht, moet beoordeeld worden overeenkomstig de arbeidsrechtelijke begrippen.

Opmerking

De definitie van een onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht, of van een onderneming waarin nachtarbeid wordt verricht die is opgenomen in artikel 2755, WIB 92, is een specifieke definitie die enkel geldt voor de toepassing van de steunmaatregel bedoeld in dit artikel en werkt niet door naar de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor opleiding van werknemers'.

17. WAT VERSTAAT MEN ONDER 'EEN WERKNEMER DIE BEGUNSTIGDE IS VAN EEN PLOEGENPREMIE TIJDENS DE VOORMELDE PERIODE VAN 60 DAGEN'?

Deze voorwaarde houdt in dat tijdens de ononderbroken periode van 60 dagen waarin de werknemer een in aanmerking komende opleiding met een minimale duurtijd van 76 uren volgt, hij in die periode een premie moet krijgen voor zijn prestaties in ploegen- of nachtarbeid.

18. KAN EEN FEITELIJKE VERENIGING OF VZW GEBRUIK MAKEN VAN DE UITZONDERINGSBEPALING VOOR KMO'S?

De uitzonderingsbepaling voor kmo's geldt enkel voor werkgevers die:

- ofwel worden aangemerkt als een kleine vennootschap op grond van artikel 1:24, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen

- ofwel een natuurlijke persoon zijn die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria van het voormelde artikel 1:24, §§ 1 tot 6.

De vzw's en feitelijke verenigingen zijn dus uitgesloten van de uitzonderingsbepaling die in een verkorte opleidingsduur van 38 uren gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen voorziet.

De vzw's en feitelijke verenigingen kunnen wel aanspraak maken op de algemene regel (76 opleidingsuren gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen).

19. WAT VERSTAAT MEN ONDER DE NOTIE 'SCHORSING VAN DE UITVOERING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST'?

Voor de notie 'schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst' valt men terug op het arbeidsrecht. Meer informatie over de schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst vindt u op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (https://werk.belgie.be/nl/themas/arbeidsovereenkomsten/schorsing-van-de-arbeidsovereenkomst).

De feestdagen, zaterdagen en zondagen schorsen de uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet.

Een schorsing wordt daarbij gerekend van de effectieve begin- tot einddatum, waarbij niet alleen de werkdagen maar ook de gewone inactiviteitsdagen, zondagen en feestdagen die binnen de schorsingsperiode liggen, worden meegeteld.

Voorbeeld 1

Werknemer X die reeds 7 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A (van maandag tot vrijdag) volgt twee in aanmerking komende opleidingen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen:

- opleiding 1 loopt van 25.04.2022 tot 29.04.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 38 opleidingsuren in totaal);

- opleiding 2 loopt van 16.05.2022 tot 20.05.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 38 opleidingsuren in totaal).

Werknemer X neemt vakantie op 2 en 3 mei 2022 en op 10 en 11 mei 2022.

De werkgever laat de ononderbroken periode van 30 kalenderdagen aanvangen op 25.04.2022. Deze periode loopt dan in principe tot en met 25.05.2022. De ononderbroken periode van 30 kalenderdagen wordt evenwel nog verlengd met 4 dagen tot en met 29.05.2022, omdat vakantie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schorst.

Voorbeeld 2

Werknemer X die reeds 20 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A (van maandag tot vrijdag) die voldoet aan de definitie van een kmo volgt een in aanmerking komende opleiding van 60,8 uren gespreid over 8 dagen (7,6 opleidingsuren per dag). Deze opleiding vindt plaats op de volgende dagen:

- 18.05.2022

- 25.05.2022

- 01.06.2022

- 08.06.2022

- 15.06.2022

- 22.06.2022

- 03.08.2022

- 10.08.2022

Werknemer X neemt vakantie vanaf maandag 27.06.2022 tot en met vrijdag 15.07.2022.

De werkgever laat de ononderbroken periode van 75 kalenderdagen aanvangen op 18.05.2022. Deze periode loopt dan in principe tot en met 31.07.2022. De ononderbroken periode van 75 kalenderdagen wordt evenwel nog verlengd met 19 dagen tot en met 19.08.2022, omdat vakantie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schorst en een schorsing wordt gerekend van de effectieve begin- tot einddatum, waarbij niet alleen de werkdagen maar ook de gewone inactiviteitsdagen, zondagen en feestdagen die binnen de schorsingsperiode liggen, worden meegeteld.

Voorbeeld 3

Werknemer X die reeds 15 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A (van maandag tot vrijdag) volgt twee in aanmerking komende opleidingen van 83,6 uren gespreid over 11 dagen. Deze opleiding vindt plaats op de volgende dagen:

- opleiding 1 gaat door van 28.03.2022 tot 01.04.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 38 opleidingsuren in totaal);

- opleiding 2 gaat door van 14.04.2022 tot 15.04.2022 en van 25.04.2022 tot 26.04.2022 en van 28.04.2022 tot 29.04.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 45,6 opleidingsuren in totaal)

Werknemer X is ziek vanaf donderdag 07.04.2022 tot en met dinsdag 12.04.2022.

Van 19.04.2021 tot 22.04.2021 zijn ADV-dagen (arbeidsduurvermindering) voor de werknemers van werkgever A.

De werkgever laat de ononderbroken periode van 30 kalenderdagen aanvangen op 28.03.2022. Deze periode loopt dan in principe tot en met 26.04.2022. De ononderbroken periode van 30 kalenderdagen wordt evenwel nog verlengd met 6 dagen tot en met 02.05.2022, omdat ziekte de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schorst en een schorsing wordt gerekend van de effectieve begin- tot einddatum, waarbij niet alleen de werkdagen maar ook de gewone inactiviteitsdagen, zondagen en feestdagen die binnen de schorsingsperiode liggen, worden meegeteld.

De ADV-dagen schorsen de uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet.

Voorbeeld 4

Werknemer X die reeds 10 jaar voltijds tewerkgesteld is bij werkgever A (van maandag tot vrijdag) volgt twee in aanmerking komende opleidingen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen:

- opleiding 1 loopt van 07.02.2022 tot 11.02.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 38 opleidingsuren in totaal);

- opleiding 2 loopt van 21.02.2022 tot 25.02.2022 (7,6 opleidingsuren per dag of 38 opleidingsuren in totaal).Deze opleiding wordt afgesloten met een test op 07.03.2022. Omdat werknemer X dan vakantie heeft, mag hij de test inhalen op 21.03.2022.

Werknemer X neemt vakantie vanaf maandag 28.02.2022 tot vrijdag 11.03.2022.

De werkgever laat de ononderbroken periode van 30 kalenderdagen aanvangen op 07.02.2022. Deze periode loopt dan in principe tot en met 08.03.2022. De ononderbroken periode van 30 kalenderdagen wordt evenwel nog verlengd met 12 dagen tot en met 20.03.2022, omdat vakantie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schorst.

20. HOEVEEL KEER MAG DE WERKGEVER DE STEUNMAATREGEL TOEPASSEN?

Een bezoldiging van een werknemer komt niet in aanmerking voor de toepassing van deze steunmaatregel wanneer eerdere bezoldigingen van deze werknemer reeds tien keer eerder door dezelfde werkgever in de vrijstellingsgrondslag van deze steunmaatregel werd opgenomen.

Voorbeeld 1

Een werkgever laat een werknemer X die reeds 5 jaar voltijds tewerkgesteld is bij deze werkgever, verschillende in aanmerking komende opleidingen volgen:

Opleiding

Data waarop de opleiding plaats vindt (7,6 opleidingsuren per dag en geen opleiding in het weekend)

Totaal aantal opleidingsuren

Opleiding 1

van 19.04.2021 tot 23.04.2021

38 opleidingsuren

Opleiding 2

van 03.05.2021 tot 07.05.2021

38 opleidingsuren

Opleiding 3

van 08.06.2021 tot 11.06.2021

30,4 opleidingsuren

Opleiding 4

van 29.11.2021 tot 14.12.2021

91,2 opleidingsuren

Opleiding 5

van 21.01.2022 tot 22.01.2022

15,2 opleidingsuren

Opleiding 6

van 04.04.2022 tot 08.04.2022

38 opleidingsuren

Opleiding 7

van 18.04.2022 tot 27.04.2022

60,8 opleidingsuren

Opleiding 8

van 30.05.2022 tot 10.06.2022

76 opleidingsuren

Opleiding 9

van 13.06.2022 tot 24.06.2022

76 opleidingsuren

Opleiding 10

van 01.09.2022 tot 15.09.2022

Test op 04.11.2022 (volledige werkdag)

91,2 opleidingsuren

Opleiding 11

- van 01.12.2022 tot 02.12.2022

- van 12.12.2022 tot 16.12.2022

- van 28.12.2022 tot 30.12.2022

- van 04.01.2023 tot 06.01.2023

98,8 opleidingsuren

Opleiding 12

van 30.01.2023 tot 10.02.2023

76 opleidingsuren

Opleiding 13

van 20.02.2023 tot 03.03.2023

76 opleidingsuren

Opleiding 14

van 13.03.2023 tot 17.03.2023

38 opleidingsuren

Opleiding 15

van 03.04.2023 tot 07.04.2023 met test op 30.06.2023

45,6 opleidingsuren

Opleiding 16

van 19.06.2023 tot 23.06.2023 en van 17.07.2023 tot 20.07.2023 en van 31.07.2023 tot 04.08.2023 en op 11.08.2023

114 opleidingsuren

Opleiding 17

van 09.10.2023 tot 20.10.2023

76 opleidingsuren

In voorliggend geval moet de werkgever nagaan of de betrokken werknemer minstens 76 uren opleiding heeft gevolgd in een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen.

Periode

In aanmerking komende opleidingen

Totaal aantal in aanmerking komende opleidingsuren

Toepassing van de steunmaatregel

van 19.04.2021 tot 18.05.2021

Opleiding 1 (van 19.04.2021 tot 23.04.2021)

Opleiding 2 (van 03.05.2021 tot 07.05.2021)

76 uren (38 + 38)

Ja, op de bezoldigingen van de maand mei 2021

van 08.06.2021 tot 07.07.2021.

Opleiding 3 (van 08.06.2021 tot 11.06.2021)

30,4 uren

Neen

van 29.11.2021 tot 28.12.2021

Opleiding 4 (van 29.11.2021 tot 14.12.2021)

91,2 uren

Ja, op de bezoldigingen van de maand december 2021

van 21.01.2022 tot 19.02.2022

Opleiding 5 (van 21.01.2022 tot 22.01.2022)

15,2 uren

Neen

van 04.04.2022 tot 03.05.2022

Opleiding 6 (van 04.04.2022 tot 08.04.2022)

Opleiding 7 (van 18.04.2022 tot 27.04.2022)

98,8 uren

(38 + 60,8)

Ja, op de bezoldigingen van de maand april 2022

van 30.05.2022 tot 28.06.2022

Opleiding 8 (van 30.05.2022 tot 10.06.2022)

76 uren

Ja, op de bezoldigingen van de maand juni 2022

van 13.06.2022 tot 12.07.2022

Opleiding 9 (van 13.06.2022 tot 24.06.2022)

76 uren

In principe wel, evenwel geeft opleiding 8 reeds recht op de toepassing van de steunmaatregel op de bezoldigingen van de maand juni en mag de vrijstelling maar één keer berekend worden.

van 01.09.2022 tot 30.09.2022

Opleiding 10 (van 01.09.2022 tot 15.09.2022 met test op 04.11.2022)

83,6 uren

Ja, op de bezoldigingen van de maand november 2022

van 01.12.2022 tot 30.12.2022

Opleiding 11 (van 01.12.2022 tot 02.12.2022, van 12.12.2022 tot 16.12.2022, van 28.12.2022 tot 30.12.2022 en van 04.01.2023 tot 06.01.2023)

76 uren

Ja, op de bezoldigingen van de maand januari 2023

van 30.01.2023 tot 28.02.2023

Opleiding 12 (van 30.01.2023 tot 10.02.2023)

76 uren

Ja, op de bezoldigingen van de maand februari 2023

van 20.02.2023 tot 21.03.2023

Opleiding 13 (van 20.02.2023 tot 03.03.2023)

76 uren

Ja, op de bezoldigingen van de maand maart 2023

van 13.03.2023 tot 11.04.2023

Opleiding 14 (van 13.03.2023 tot 17.03.2023)

Opleiding 15 (van 03.04.2023 tot 07.04.2023 met test op 30.06.2023)

76 uren

Ja, op de bezoldigingen van de maand juni 2023

van 17.07.2023 tot 15.08.2023

(de werkgever laat de periode aanvangen op 17.07 i.p.v. op 29.06)

Opleiding 16 (van 19.06.2023 tot 23.06.2023 en van 17.07.2023 tot 20.07.2023 en van 31.07.2023 tot 04.08.2023 en op 11.08.2023)

76 uren

Ja, op de bezoldigingen van de maand augustus 2023

van 09.10.2023 tot 07.11.2023

Opleiding 17 (van 09.10.2023 tot 20.10.2023)

76 uren

Neen, eerdere bezoldigingen van werknemer X zijn reeds tien keer eerder door de werkgever in de vrijstellingsgrondslag van deze steunmaatregel opgenomen

Voorbeeld 2

Een werkgever laat een werknemer X die reeds 5 jaar voltijds tewerkgesteld is bij deze werkgever, verschillende in aanmerking komende opleidingen volgen:

Opleiding

Data waarop de opleiding plaats vindt (7,6 opleidingsuren per dag en geen opleiding in het weekend)

Totaal aantal opleidingsuren

Opleiding 1

van 19.04.2022 tot 27.04.2022

53,2 opleidingsuren

Opleiding 2

van 02.05.2022 tot 06.05.2022

38 opleidingsuren

Opleiding 3

van 23.05.2022 tot 25.05.2022 en van 30.05.2022 tot 03.06.2022

60,8 opleidingsuren

In voorliggend geval moet de werkgever nagaan of de betrokken werknemer minstens 76 uren opleiding heeft gevolgd in een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen.

Periode

In aanmerking komende opleidingen

Totaal aantal in aanmerking komende opleidingsuren

Toepassing van de steunmaatregel

van 19.04.2022 tot 18.05.2022

Opleiding 1 (van 19.04.2022 tot 27.04.2022)

Opleiding 2 (van 02.05.2022 tot 06.05.2022)

91,2

(53,2 + 38)

Ja, op de bezoldigingen van de maand mei 2022

van 23.05.2022 tot 21.06.2022.

Opleiding 3 (van 23.05.2022 tot 25.05.2022 en van 30.05.2022 tot 03.06.2022)

60,8

Neen

of

Periode

In aanmerking komende opleidingen

Totaal aantal in aanmerking komende opleidingsuren

Toepassing van de steunmaatregel

van 01.04.2022 tot 30.04.2022

Opleiding 1 (van 19.04.2022 tot 27.04.2022)

53,2

Neen

van 02.05.2022 tot 31.05.2022

Opleiding 2 (van 02.05.2022 tot 06.05.2022)

Opleiding 3 (van 23.05.2022 tot 25.05.2022 en van 30.05.2022 tot 03.06.2022)

76

(38 + 38)

Ja, op de bezoldigingen van de maand juni 2022

De werkgever mag kiezen: om de steunmaatregel toe te passen, neemt hij ofwel opleiding 2 samen met opleiding 1, ofwel neemt hij opleiding 2 samen met opleiding 3.

Hij mag opleiding 2 niet splitsen, om een eerste deel van die opleiding samen te nemen met opleiding 1 (bv. periode van 05.04.2022 tot 04.05.2022: 53,2 opleidingsuren van opleiding 1 en 22,8 opleidingsuren van opleiding 2 (van 02.05.2022 tot 04.05.2022 van opleiding 2)) en het andere deel met opleiding 3 (bv. periode van 05.05.2022 tot 03.06.2022: 15,2 opleidingsuren van opleiding 2 (van 05.05.2022 tot 06.05.2022 van opleiding 2) en 60,8 opleidingsuren van opleiding 3).

21. EEN UITZENDKRACHT WORDT GEDURENDE ZES MAANDEN TER BESCHIKKING GESTELD VAN EEN WERKGEVER. NA DEZE PERIODE BESLIST DE WERKGEVER OM DEZE UITZENDKRACHT IN DIENST TE NEMEN. VANAF WANNEER KAN DE WERKGEVER DEZE STEUNMAATREGEL TOEPASSEN?

Er wordt geen rekening gehouden met de periode waarin deze werknemer door de onderneming die erkend is voor uitzendarbeid, als uitzendkracht ter beschikking van de werkgever werd gesteld.

De werkgever die voldoet aan de toepassingsvoorwaarden (zie FAQ 1), kan deze steunmaatregel toepassen op de in dienst genomen vroegere uitzendkracht die:

- sinds ten minste 6 maanden bij de werkgever is tewerkgesteld

- geen in artikel 2756, WIB 92 bedoelde sportbeoefenaar (zie FAQ 4) is

- een in aanmerking komende opleiding heeft gevolgd met een minimale duurtijd van 76 (of 38) uren gedurende een ononderbroken periode van 30 (60 of 75) kalenderdagen (zie FAQ 2 en 8).

22. HOE WORDT HET VAN DOORSTORTING VRIJGESTELD BEDRAG BEREKEND?

De van doorstorting vrijgestelde bedrijfsvoorheffing bedraagt in principe 11,75 % van het totaal van de in aanmerking komende bezoldigingen van alle betrokken werknemers samen.

Die bezoldigingen bestaan uit de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, WIB 92 vastgestelde belastbare bezoldigingen van de betrokken werknemers van de kalendermaand waarin de opleiding is beëindigd, met uitzondering van:

- het dubbel vakantiegeld

- de eindejaarspremie

- de achterstallige bezoldigingen

- de inkomsten die niet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen of bij verdrag zijn vrijgesteld.

Deze bezoldigingen komen slechts in aanmerking ten belope van 3.500 euro belastbaar per werknemer.

Dit bedrag is van toepassing op de werknemer die voltijds wordt tewerkgesteld volgens de op de betrokken onderneming toepasselijke wetgeving. Het wordt verminderd naar verhouding tot de op de betrokken werknemer van toepassing zijnde arbeidsregeling.

Dit bedrag wordt niet geïndexeerd overeenkomstig artikel 178, WIB 92.

De van doorstorting vrijgestelde bedrijfsvoorheffing is bovendien beperkt tot de bedrijfsvoorheffing die voor die bepaalde maand of dat bepaald kwartaal verschuldigd is op de in aanmerking komende bezoldigingen van de betrokken werknemers.

In voorkomend geval zal het nodig zijn om de bedrijfsvoorheffing te berekenen die kan worden verrekend met het maximumbedrag van 3.500 euro.

Voorbeeld 1

De werknemers A, B, C en D zijn voltijds tewerkgesteld bij werkgever Z die voldoet aan de voorwaarde van een kleine vennootschap. Werkgever Z betaalt de bezoldigingen van de betrokken maand op de voorlaatste werkdag van die maand.

De werknemers A, B, C en D hebben allen een in aanmerking komende opleiding van ten minste 38 uren gevolgd in een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen. De laatste dag van de opleiding lag in de maand april 2022.

De bezoldigingen en de daarop verschuldigde bedrijfsvoorheffing voor de maand april 2022 bedragen:

Werknemer

Bezoldigingen van de maand april 2022 (6)

Verschuldigde bedrijfsvoorheffing

A

10.000

3.000

B

2.500

0

C

2.500

0

D

2.500

100

(6) Deze bezoldigingen bestaan uit de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, WIB 92 vastgestelde belastbare bezoldigingen met uitzondering van:

- het dubbel vakantiegeld

- de eindejaarspremie

- de achterstallige bezoldigingen

- de inkomsten die niet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen of bij verdrag zijn vrijgesteld.

De berekening van de vrijstelling, op basis van de in aanmerking komende bezoldigingen, gebeurt als volgt:

(3.500 (maximumbedrag) + 2.500 + 2.500 + 2.500) x 11,75 %

= 1.292,50 euro.

Dit laatste bedrag moet nog beperkt worden tot het bedrag van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing. Voor werknemer A moet de bedrijfsvoorheffing worden bepaald die verschuldigd is op het maximumbedrag, zijnde 3 500 euro. Hiervoor gaan we ervan uit dat de voorheffing die betrekking heeft op de beperkte bezoldiging gelijk is aan een evenredig deel van de voorheffing die op het niet beperkte bedrag verschuldigd is, zijnde (3 500/10 000 x 3 000) = 1 050 euro.

De vrijstelling van 1.292,50 euro wordt derhalve beperkt tot 1.150 euro (= 1.050 + 0 + 0 + 100).

Voorbeeld 2

Werknemer A is voltijds tewerkgesteld bij werkgever Z. Werkgever Z betaalt de bezoldigingen van de betrokken maand op de voorlaatste werkdag van die maand.

Werknemer A heeft een in aanmerking komende opleiding van ten minste 76 uren gevolgd in een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De laatste dag van de opleiding lag in de maand april 2022.

De bezoldigingen en de daarop verschuldigde bedrijfsvoorheffing voor de maand april 2022 bedragen:

Werknemer

Bezoldigingen van de maand april 2022 (7)

Verschuldigde bedrijfsvoorheffing

A

3.350

1.150

(7) Deze bezoldigingen bestaan uit de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, WIB 92 vastgestelde belastbare bezoldigingen met uitzondering van:

- het dubbel vakantiegeld

- de eindejaarspremie

- de achterstallige bezoldigingen

- de inkomsten die niet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen of bij verdrag zijn vrijgesteld.

In de bezoldigingen van de maand april 2022 zit een correctie op de bezoldigingen van de maand januari 2022, met name 350 euro: in de maand april 2022 werd nog 350 euro betaald aan werknemer X ten gevolge van zijn arbeidsprestaties in de maand januari 2022.

De berekening van de vrijstelling, op basis van de in aanmerking komende bezoldigingen, gebeurt als volgt:

3.350 x 11,75 %

= 376,88 euro.

Dit laatste bedrag is lager dan het bedrag van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing en hoeft dus niet beperkt te worden. De van doorstorting vrijgestelde bedrijfsvoorheffing is 376,88 euro.

Voorbeeld 3

Werknemer A is voltijds tewerkgesteld bij werkgever Z. Werkgever Z betaalt de bezoldigingen van de betrokken maand op de 5de werkdag van de volgende maand.

Werknemer A heeft een in aanmerking komende opleiding van ten minste 76 uren gevolgd in een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De laatste dag van de opleiding lag in de maand april 2022.

De bezoldigingen en de daarop verschuldigde bedrijfsvoorheffing voor de maand maart 2022 (8) bedragen:

Werknemer

Bezoldigingen voor de maand maart 2022, betaald in de maand april 2022 (9)

Verschuldigde bedrijfsvoorheffing

A

3.000

850

(8) De bezoldigingen die werden betaald of toegekend in de maand waarin de opleiding werd beëindigd (= april 2022) zijn de bezoldigingen voor de maand maart 2022.

(9) Deze bezoldigingen bestaan uit de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, WIB 92 vastgestelde belastbare bezoldigingen met uitzondering van:

- het dubbel vakantiegeld

- de eindejaarspremie

- de achterstallige bezoldigingen

- de inkomsten die niet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen of bij verdrag zijn vrijgesteld.

De berekening van de vrijstelling, op basis van de in aanmerking komende bezoldigingen, gebeurt als volgt:

3.000 x 11,75 %

= 352,50 euro.

Dit laatste bedrag is lager dan het bedrag van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing en hoeft dus niet beperkt te worden. De van doorstorting vrijgestelde bedrijfsvoorheffing is 352,50 euro.

23. WORDEN DE DOOR EEN BUITENLANDSE VERBONDEN VENNOOTSCHAP TOEGEKENDE OF BETAALDE BEZOLDIGINGEN OPGENOMEN IN DE BEREKENINGSBASIS?

Neen. De door de buitenlandse verbonden vennootschap toegekende of betaalde bezoldigingen zijn uitgesloten van de toepassing van deze steunmaatregel.

24. KOMT DE BEDRIJFSVOORHEFFING DIE VERSCHULDIGD IS OP DE DOOR EEN BUITENLANDSE VERBONDEN VENNOOTSCHAP TOEGEKENDE OF BETAALDE BEZOLDIGINGEN IN AANMERKING?

Neen. De bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de door de buitenlandse verbonden vennootschap toegekende of betaalde bezoldigingen is uitgesloten van de toepassing van deze steunmaatregel.

25. KAN DEZE STEUNMAATREGEL GECOMBINEERD WORDEN MET ANDERE VRIJSTELLINGSREGELINGEN VAN DOORSTORTING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING?

Ja. Deze steunmaatregel kan gecombineerd worden met alle andere vrijstellingsregelingen van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing met uitzondering van de vrijstelling voor sportbeoefenaars bedoeld in artikel 2756, WIB 92.

De bedrijfsvoorheffing die kan worden vrijgesteld van doorstorting krachtens de verschillende vrijstellingsregelingen van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing, is beperkt tot de ingehouden bedrijfsvoorheffing.

26. HOE MOET DEZE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING WORDEN VERWERKT IN DE AANGIFTE BEDRIJFSVOORHEFFING?

Er moeten twee aangiftes in de bedrijfsvoorheffing worden opgesteld.

Eerste aangifte

In de eerste aangifte die betrekking heeft op alle werknemers komt in het vak 'belastbare inkomsten' de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen en in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing', de ingehouden bedrijfsvoorheffing.

Tweede aangifte

De tweede aangifte heeft betrekking op de werknemers waarvoor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor de opleiding van werknemers gevraagd wordt.

In het vak 'belastbare inkomsten' komen de belastbare bezoldigingen die in aanmerking komen voor deze steunmaatregel van de werknemers die voldoen aan de toepassingsvoorwaarden.

In het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' komt een negatief bedrag, gelijk aan 11,75 % van het totaal van de in aanmerking komende belastbare bezoldigingen van alle betrokken werknemers samen.

De te gebruiken code in het vak 'aard inkomen' is 64.

27. WELKE BEWIJSSTUKKEN MOET DE WERKGEVER KUNNEN VOORLEGGEN?

De werkgever die aanspraak wenst te maken op deze steunmaatregel draagt de bewijslast ervan. De werkgever moet dus het bewijs kunnen leveren van de feitelijke elementen die aanleiding geven voor deze vrijstelling.

De werkgever moet ook een nominatieve lijst ter beschikking van de administratie houden met daarin, voor elke betrokken werknemer:

- de volledige identiteit

- het nationaal nummer

- de gevolgde opleiding

- de data waarop de opleiding werd gevolgd

- het bedrag van de in aanmerking komende betaalde of toegekende bruto belastbare bezoldigingen

- het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en een gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing.

Volgende elementen kunnen deel uitmaken van het bewijs:

- informatie over de gevolgde opleiding: bv. een brochure over de opleiding, informatie over de opleiding vermeld op de website van de opleidingsgever, het cursusmateriaal van de opleiding (slides gegeven tijdens de opleiding, de syllabus e.d.)

- een aanwezigheidsattest met volgende vermeldingen: de identiteit van de deelnemer, de gevolgde opleiding en de data en de uren waarop de opleiding werd gevolgd

- arbeidsovereenkomst van de werknemer met datum waarop de werknemer in dienst is getreden

- lijst van opleidingen die voor de werknemer verplicht zijn krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling, of door een collectieve arbeidsovereenkomst

- de factuur van de opleiding en het betalingsbewijs.

28. VANAF WANNEER KAN DEZE STEUNMAATREGEL WORDEN TOEGEPAST?

De nieuwe maatregel treedt in werking op 01.01.2021.

De opleidingsdagen gevolgd vanaf 01.01.2021 kunnen dus voor deze steunmaatregel in aanmerking komen. Concreet betekent dit dat de eerste ononderbroken periode van 30 (of 60 of 75) kalenderdagen pas op 01.01.2021 kan beginnen lopen.

Voorbeeld

Een opleiding strekt zich uit over december 2020 en januari 2021. De werkgever zal de steunmaatregel enkel kunnen toepassen op voorwaarde dat de opleidingsdagen gevolgd in januari 2021 de voorwaarde van 10 dagen over een ononderbroken periode van 30 dagen vervullen (en mits uiteraard de naleving van alle andere voorwaarden).

Interne ref.: 727.673/2


Mots clés

Articles recommandés