Circulaire 2024/C/11 betreffende het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen

De Algemene Administratie van de Inning en de Invordering publiceerde op 05/02/2024 de Circulaire 2024/C/11 betreffende het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.

De wet van 13 april 2019 voerde het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen (WMGI) in. Het WMGI harmoniseert de invorderingsprocedures van de verschillende categorieën van schuldvorderingen waarmee de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering is belast.

Fiscale schuldvordering; niet-fiscale schuldvordering; uitvoerbare titel; innings- en invorderingsregister; kohier; minnelijke invordering; gedwongen invordering; rechtstreekse vervolgingen; onrechtstreekse vervolgingen; verjaring; stuiting van de verjaring; schorsing van de verjaring; aanmaning tot betaling; aangetekende zending; voorrecht van de Schatkist; wettelijke hypotheek; bewarend beslag; nalatigheidsinterest; samenwerking notarissen; invordering ten aanzien van derden



I. Doel van de wet..........................................................

II. Het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen

1. Algemeen..................................................................

1.1. Toepassingsgebied...........................................................

1.2. Bevoegde ambtenaar om vervolgingen in te stellen en de Belgische Staat of een schuldeiser te vertegenwoordigen.....

1.3. De uitvoerbare titels en hun uitvoerbare kracht.........................................

Welke uitvoerbare titels voor de invordering?............................................

Draagwijdte van de uitvoerbare kracht van het kohier en van het innings- en invorderingsregister..........

2. De minnelijke invordering.......................................................

2.1. De aanmaning tot betaling voorafgaand aan de vervolgingen................................

Verzending van een aanmaning tot betaling..............................................

Bezwaarrecht van de medeschuldenaar inzake de IB, de voorheffingen en de met de IB gelijkgestelde belastingen.....

Wachttermijn van een maand voor de vervolgingen.........................................

Wat met de bewarende of waarborgmaatregelen en de andere invorderingsmaatregelen?................

Gevolgen van de aanmaning tot betaling................................................

2.2. De betalingen...............................................................

Betalingswijzen, bewijs en uitwerkingsdatum............................................

Aanrekening van de betalingen......................................................

3. De gedwongen invordering.......................................................

3.1. De vervolgingen.............................................................

Gedwongen tenuitvoerlegging van uitvoerbare titels en het instellen van vervolgingen door de gerechtsdeurwaarder.....

Wijze waarop de tenuitvoerlegging van het kohier of het innings- en invorderingsregister kan worden gestuit – Betwiste fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.....

Kosten van aangetekende zendingen...................................................

Vereenvoudigd derdenbeslag.......................................................

Schorsing van de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissingen inzake invordering.................

3.2. De verjaring...............................................................

Eenvormige verjaringstermijn van 5 jaar vanaf de uitvoerbaarverklaring...........................

Stuiting van de verjaring..........................................................

Schorsing van de verjaring.........................................................

3.3. Algemeen voorrecht en wettelijke hypotheek van de Schatkist...............................

Algemeen voorrecht van de Schatkist..................................................

Wettelijke hypotheek van de Schatkist.................................................

3.4. Bijzondere waarborg- en invorderingsmaatregelen......................................

Inzake de belasting op spelen en weddenschappen te stellen zakelijke waarborg......................

E-notariaat – Kennisgeving van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen bij de vervreemding of hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed.....

Overschrijving of inschrijving in België van in het buitenland verleden akten tot vervreemding of hypothecaire aanwending.....

E-notariaat – Kennisgeving van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen naar aanleiding van de opmaak van een akte of attest van erfopvolging.....

Informatieplicht van openbare ambtenaren en ministeriële officieren die belast zijn met de openbare verkoop van roerende goederen.....

Niet-tegenstelbaarheid van de overdracht van een geheel van goederen en hoofdelijke aansprakelijkheid van de overnemer.....

Hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders in geval van niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing of de btw

Hoofdelijke aansprakelijkheid van de aandeelhouders van kasgeldvennootschappen inzake de IB en de voorheffingen.....

Hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht voor de fiscale en niet-fiscale schulden van een aannemer of onderaannemer.....

3.5. Het onbeperkt uitstel van de invordering.............................................

Voor welke verschuldigde sommen?..................................................

Wie kan genieten van het onbeperkt uitstel?..............................................

Procedure van het onbeperkt uitstel...................................................

Verlies van het voordeel van het onbeperkt uitstel..........................................

3.6. De vrijstelling van nalatigheidsinteresten.............................................

3.7. De fiscale bemiddeling........................................................

4. De onderzoeksbevoegdheden, de bewijsmiddelen en het beroepsgeheim van de ambtenaren............

4.1. De onderzoeksbevoegdheden....................................................

Bedoelde ambtenaren en toepassingsvoorwaarden..........................................

Voorlegging van boeken en bescheiden.................................................

Aanvragen tot mondelinge of schriftelijke inlichtingen.......................................

Visitatierecht van de beroepslokalen en de lokalen waar werkzaamheden worden uitgeoefend.............

Plicht tot medewerking van derden uit de publieke sector.....................................

Recht om de inlichtingen of gegevensbanken van de FOD Financiën te consulteren....................

Wat wanneer de betrokken persoon het beroepsgeheim inroept?................................

Gebruik door de ambtenaren van een andere administratie van de FOD Financiën van de inlichtingen en documenten.....

4.2. De bewijsmiddelen...........................................................

Bewijskracht van de documenten en digitale gegevens.......................................

Bewijs van overtredingen van het WMGI en zijn uitvoeringsbesluiten............................

4.3. Het beroepsgeheim van de ambtenaren belast met de invordering.............................

5. Administratieve, strafrechtelijke en bijzondere sancties – Uitoefening van de strafvordering............

5.1. Administratieve geldboeten.....................................................

5.2. Strafrechtelijke en bijzondere sancties..............................................

Strafrechtelijke sancties...........................................................

Hoofdelijkheid van daders of medeplichtigen van overtredingen................................

Burgerlijke aansprakelijkheid van natuurlijke personen of rechtspersonen..........................

Bijzondere sancties inzake de spelen en weddenschappen.....................................

5.3. Uitoefening van de strafvordering.................................................

III. Wijziging van de fiscale wetboeken en van hun uitvoeringsbesluiten, en van andere fiscale en niet-fiscale bepalingen

1. Algemeen..................................................................

2. Inzake IB...................................................................

2.1. Inkohiering van afzonderlijke aanslagen voor feitelijk gescheiden echtgenoten....................

2.2. Bezwaarrecht van de medeschuldenaar..............................................

2.3. Controle op de naleving van de inhoudings- en stortingsverplichtingen door opdrachtgevers en aannemers.

3. Inzake diverse rechten en taksen...................................................

3.1. Rechten op geschriften........................................................

3.2. Jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen en jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen.

3.3. Automatisering van de uitvoerbare titel inzake diverse taksen...............................

Voorafgaande mededeling van de verantwoording van de schuld inzake diverse taksen.................

Opname van de schulden inzake diverse taksen in een innings- en invorderingsregister in geval van niet-betaling

Verzending van een innings- en invorderingsbericht........................................

4. Inzake niet-fiscale schuldvorderingen................................................

4.1. Vervanging van het bijzonder kohier door het innings- en invorderingsregister....................

4.2. Afschaffing van de toestemming van de schuldeiser om dadingen aan te gaan met de schuldenaar te goeder trouw.....

IV. Inwerkingtreding en overgangsbepaling........................................

I. Doel van de wet

Om de invorderingsprocedures te harmoniseren, voerde de wet van 13 april 2019[1] op 1.01.2020 het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen (“WMGI”) in.

Het WMGI omvat een geheel van specifieke regels die de minnelijke en gedwongen invordering regelen en harmoniseren van verschillende categorieën van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarmee de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering (“AAII”) is belast.

Deze wet wijzigt eveneens sommige bepalingen van fiscale wetboeken en andere fiscale of niet-fiscale bepalingen of heft deze op, in de mate dat deze bepalingen inhoudelijk zijn opgenomen in het WMGI of aanpassingen vereisen, gelet op de invorderingsprocedure ingevoerd door het WMGI.

Bovendien is een koninklijk besluit tot uitvoering van het WMGI aangenomen[2] en zijn de uitvoeringsbesluiten van de fiscale wetboeken en de bijzondere wetten met betrekking tot de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen aangepast[3]. De louter technische aanpassingen aan deze uitvoeringsbesluiten worden hieronder evenwel niet becommentarieerd.

De wetten van 7 februari 2021[4] en van 20 december 2021[5] hebben meer recent enkele aanpassingen en bijsturingen aan het WMGI aangebracht.

Tenslotte zijn er onlangs nog aanpassingen aangebracht aan het WMGI door de wet van 28 december 2023[6] ingevolge de wijziging van het begrip werkdag in het Burgerlijk Wetboek.

OPMERKING:

Voor de schuldvorderingen waarvoor reeds een uitvoerbare titel bestaat op 01.01.2020 (op 01.06.2020 voor de alimentatievorderingen) en die een overgangsmaatregel genieten (zie punt IV.), zijn het WMGI en zijn uitvoeringsbesluit niet van toepassing, maar blijven de vroegere bepalingen van de fiscale wetboeken of van de wetten met betrekking tot de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en hun uitvoeringsbesluiten van toepassing.

II. Het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen

1. ALGEMEEN

1.1. Toepassingsgebied

Het WMGI is van toepassing ongeacht of het gaat om verschuldigde sommen in hoofdsom, verhogingen, administratieve of fiscale boeten, of bijbehoren (nalatigheidsinteresten, vervolgingskosten, enz.) op de invordering van de volgende schuldvorderingen[7]:

a) de fiscale schuldvorderingen, namelijk:

- de inkomstenbelastingen (IB) (PB, VenB, rechtspersonenbelasting, belasting niet-inwoners), hierin begrepen de opcentiemen;

- de voorheffingen (roerende voorheffing, bedrijfsvoorheffing, onroerende voorheffing voor het Waalse Gewest), hierin begrepen de opcentiemen;

- de met de IB gelijkgestelde belastingen waarvan de AAII nog steeds de invordering verzekert (spelen en weddenschappen en automatische ontspanningstoestellen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest);

- de btw;

- de diverse taksen bedoeld in Boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen, met uitsluiting van de diverse rechten bedoeld in Boek I van hetzelfde Wetboek;

- het rolrecht (met uitzondering van andere griffierechten).

b) de niet-fiscale schuldvorderingen, namelijk:

- de niet-fiscale schuldvorderingen van de Staat (met uitzondering van de geldsommen verschuldigd aan de Staat in strafzaken; zie hierna), de Gemeenschappen en de Gewesten en de instellingen die ervan afhangen, waarmee de AAII belast is met de invordering door of krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling, of waarvoor geen enkele andere overheid uitdrukkelijk bevoegd werd verklaard;

- de sommen verschuldigd door de onderhoudsplichtigen (of door de onderhoudsgerechtigden als de sommen hen ten onrechte betaald werden) in het kader van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën (“DAVO-wet”). Voor de sommen verschuldigd door de onderhoudsplichtigen zijn sommige bepalingen van het WMGI evenwel niet van toepassing[8]; het betreft in hoofdzaak de bepalingen met betrekking tot het onbeperkt uitstel van de invordering en de vrijstelling van nalatigheidsinteresten.

Het WMGI is eveneens onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, van toepassing op de buitenlandse fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarvoor invorderingsbijstand is gevraagd aan België op basis van een communautair instrument of een internationaal bilateraal of multilateraal verdrag inzake invorderingsbijstand[9], in de mate dat is voorzien dat de buitenlandse schuldvorderingen worden ingevorderd zoals de Belgische schuldvorderingen van dezelfde aard.

Ook al regelt het WMGI de invordering van voormelde schuldvorderingen, belet niets de toepassing, van andere fiscale of niet-fiscale bepalingen, of van het gemeen recht, voor zover dat de inhoud van deze bepalingen niet onverenigbaar is met deze van het WMGI.[10] Aldus verhindert, bijvoorbeeld, de aansprakelijkheid van de bestuurders bedoeld in artikel 51 van het WMGI wegens herhaalde niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing of de btw door hun vennootschap niet het instellen van een aansprakelijkheidsvordering naar gemeen recht.

De gemeenrechtelijke schuldvergelijking is daarentegen niet van toepassing.[11]

OPMERKING:

Het WMGI is momenteel niet van toepassing op de invordering van geldsommen verschuldigd aan de Staat in strafzaken (penale boeten, gerechtskosten, verbeurdverklaarde geldsommen, bijdragen, sommen die een persoon moet betalen krachtens artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, enz.).

Voor deze schuldvorderingen zal de wetgeving in strafzaken[12] later moeten bepalen welke bepalingen van het WMGI van toepassing zijn.

1.2. Bevoegde ambtenaar om vervolgingen in te stellen en de Belgische Staat of een schuldeiser te vertegenwoordigen

De ontvanger is, in zijn hoedanigheid van rekenplichtige van de Staat, de bevoegde ambtenaar om de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen in te vorderen en om vervolgingen in te stellen.[13]

Overigens, zoals tot op heden reeds de regel was[14]:

- kan de ontvanger zelf, namens de Belgische Staat of de schuldeiser voor wiens rekening hij optreedt, de rechtsvorderingen instellen die rechtstreeks (bv. een verzoekschrift tot aanstelling van een notaris die belast is met de veiling van een onroerend goed na beslag) of onrechtstreeks (bv. een dagvaarding in faillissement) verband houden met de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[15];

- kan de verschijning in persoon namens de Belgische Staat of namens de schuldeiser voor wiens rekening de ontvanger (bv. aansprakelijkheidsvordering) of voortaan ook de adviseur-generaal (bv. geschil betreffende de vrijstelling van nalatigheidsinteresten) optreedt, worden gedaan door de betrokken ontvanger of adviseur-generaal of door elke andere ambtenaar van de FOD Financiën[16];

- kunnen, in collectieve insolventieprocedures, de handelingen en de formaliteiten die inherent zijn aan deze procedures (bv. de aangiften van schuldvordering, de deelname aan de stemming over een gerechtelijk reorganisatieplan, enz.) geldig worden uitgevoerd namens de Belgische Staat en namens de schuldeiser voor wiens rekening de ontvanger de invordering verzekert, door de betrokken ontvanger of door elke andere ambtenaar van de FOD Financiën[17].

1.3. De uitvoerbare titels en hun uitvoerbare kracht

WELKE UITVOERBARE TITELS VOOR DE INVORDERING?

De invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen wordt vervolgd op grond van één van de volgende uitvoerbare titels[18]:

- een uitvoerbaar verklaard kohier voor de schuldvorderingen inzake IB, voorheffingen en met de IB gelijkgestelde belastingen;

- een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister voor de andere fiscale schuldvorderingen (btw, diverse taksen en rolrecht) en de niet-fiscale schuldvorderingen;

- een rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.

OPMERKING:

Bij afwezigheid van een uitvoerbare titel kan de ontvanger niettemin overgaan tot het nemen van bewarende of waarborgmaatregelen.

Voorbeelden: een bewarend beslag met toelating van de beslagrechter, een kennisgeving in het kader van het afleveren van akten of attesten van erfopvolging of een inhouding van een belastingkrediet inzake btw.

DRAAGWIJDTE VAN DE UITVOERBARE KRACHT VAN HET KOHIER EN VAN HET INNINGS- EN INVORDERINGSREGISTER

Het kohier en het innings- en invorderingsregister zijn voortaan, ongeacht de aard van de schuldvordering, ook uitvoerbaar tegen de medeschuldenaars[19]. De rechterlijke beslissing is daarentegen slechts uitvoerbaar tegen de schuldenaar waartegen zij is uitgesproken.

In dat verband onderscheidt het WMGI, in het algemeen, de schuldenaar van de medeschuldenaar[20]:

a) de schuldenaar is de persoon die is opgenomen in het kohier of in het innings- en invorderingsregister, of tegen wie de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen werd uitgesproken[21];

b) de medeschuldenaar is elke andere persoon die niet in het kohier of in het innings- en invorderingsregister is opgenomen, in de mate dat deze gehouden is tot de betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op grond van het WMGI, andere fiscale of niet-fiscale bepalingen, of het gemeen recht (bv. de overnemer van een handelsfonds, de leden van een btw-eenheid, de niet-belaste echtgenoot, enz.).

De ontvanger kan dus, op basis van een op naam van een schuldenaar opgemaakt kohier of innings- en invorderingsregister, vervolgingen instellen lastens een medeschuldenaar.

Overigens zijn, inzake IB, voorheffingen en met de IB gelijkgestelde belastingen, bepaalde bestaande bijzondere regels in het WIB 92[22] met betrekking tot de draagwijdte van de uitvoerbare kracht van het kohier overgebracht naar het WMGI. Het gaat voornamelijk over:

- de mate waarin een op naam van meerdere personen opgemaakt kohier inzake PB, belasting niet-inwoners/natuurlijke personen en onroerende voorheffing kan worden uitgevoerd ten laste van elk van hen[23];

- de formaliteiten (verzending van een dubbele aanmaning tot betaling) voorafgaand aan de invordering van een inkomstenbelasting gevestigd op de inkomsten van een feitelijk gescheiden echtgenoot, ten laste van de andere “niet-belaste” feitelijk gescheiden echtgenoot[24];

- de draagwijdte van de invordering ten laste van echtgenoten, met inbegrip van de feitelijk gescheiden echtgenoten, voor wat betreft de inkomstenbelasting of het gedeelte van de inkomstenbelasting in verband met het belastbare inkomen van één van de echtgenoten, alsook de op naam van één van hen beiden ingekohierde roerende voorheffing, bedrijfsvoorheffing en met de IB gelijkgestelde belastingen[25];

- de mate waarin, in geval van overgang van een eigendom (wijziging van de eigendom, vestiging van een vruchtgebruik, van een erfpacht, enz.), de onroerende voorheffing, ingekohierd op naam van de vroegere houder van het zakelijk recht, krachtens hetzelfde kohier, kan worden voortgezet ten laste van de werkelijke schuldenaar van de voorheffing[26]. Waar, tot op heden, de invordering ten laste van de werkelijke schuldenaar van de onroerende voorheffing vereiste dat het bewijs van wijziging van de houder van het zakelijk recht en de identiteit van de nieuwe houder van het zakelijk recht (de werkelijke schuldenaar van de voorheffing) geleverd werden door de vroegere houder van dit recht, kan de overgang van een eigendom voortaan worden vastgesteld door elke ambtenaar belast met de invordering;

- de mate waarin de IB verschuldigd door een vennootschap die het voorwerp heeft uitgemaakt van een fusie, een splitsing, een verrichting gelijkgesteld met een fusie of een andere ontbinding zonder verdeling van het gehele maatschappelijke vermogen, kan worden ingevorderd in hoofde van de opslorpende verkrijgende vennootschap of verkrijgende vennootschappen[27];

- de mogelijkheid om de IB opgenomen in een kohier op naam van een buitenlands organisme zonder rechtspersoonlijkheid maar met een rechtsvorm analoog aan deze van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar Belgisch recht rechtstreeks in te vorderen lastens de aandeelhouders of vennoten[28].

2. DE MINNELIJKE INVORDERING

2.1. De aanmaning tot betaling voorafgaand aan de vervolgingen

VERZENDING VAN EEN AANMANING TOT BETALING

Ongeacht de aard van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering, begint de invordering tegen de schuldenaar of een medeschuldenaar altijd met een fase van minnelijke invordering, die bestaat uit de verzending van een aanmaning tot betaling.[29]

Deze aanmaning tot betaling is een ingebrekestelling van de schuldenaar of de medeschuldenaar vóór het aanwenden van middelen tot tenuitvoerlegging tegen hem.

Deze mag hem slechts worden verzonden na het verstrijken van een termijn van tien dagen, te rekenen vanaf de eerste dag na het verstrijken van de wettelijke betaaltermijn van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering (bv. de betaaltermijn van 2 maanden te rekenen vanaf de verzendingsdatum van het aanslagbiljet inzake IB).

Deze termijn van 10 dagen moet evenwel niet worden gerespecteerd wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn. In dat geval kan de aanmaning tot betaling worden verzonden vanaf het verstrijken van de wettelijke betaaltermijn van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering.

De aanmaning tot betaling vermeldt:

a) als de invordering gebeurt ten laste van de schuldenaar: alle gegevens over de schuldvordering (aard van de schuldvordering, bedrag, uitvoerbare titel, enz.) die de schuldenaar toelaten de aard en de omvang van de schuldvordering, waarvan de betaling van hem gevorderd wordt, ondubbelzinnig vast te stellen;

b) als de invordering gebeurt ten laste van een medeschuldenaar: een exemplaar van het aanslagbiljet of een afschrift van het innings- en invorderingsbericht, de wettelijke of reglementaire oorzaken[30] en het bedrag van zijn schuld.

De aanmaning tot betaling wordt in principe geautomatiseerd verstuurd aan de schuldenaar of medeschuldenaar per gewone post en heeft uitwerking:

- voor de aanmaning verzonden aan de schuldenaar: vanaf de 3e werkdag volgend op de verzendingsdatum, behalve wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn, in welk geval zij uitwerking heeft vanaf de verzendingsdatum;

- voor de aanmaning verzonden aan de medeschuldenaar: vanaf de 3e werkdag volgend op de verzendingsdatum (ongeacht of de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn).

Wanneer de schuldenaar of de medeschuldenaar geen gekende woonplaats in België of in het buitenland heeft, wordt ze per gewone post aan de procureur des Konings te Brussel verzonden.

De verzendingskosten van deze aanmaning tot betaling worden niet ten laste van de schuldenaar of de medeschuldenaar gelegd.

BEZWAARRECHT VAN DE MEDESCHULDENAAR INZAKE DE IB, DE VOORHEFFINGEN EN DE MET DE IB GELIJKGESTELDE BELASTINGEN

Inzake de IB, de voorheffingen en de met de IB gelijkgestelde belastingen, doet de verzending aan de medeschuldenaar van het exemplaar van het aanslagbiljet dat bij de aanmaning tot betaling wordt gevoegd, de bezwaartermijn, bedoeld in artikel 371 en 373 van het WIB 92, voor die gevestigde aanslagen ten voordele van de medeschuldenaar lopen, vanaf de uitwerkingsdatum van deze verzending (3de werkdag volgend op de verzendingsdatum)[31].

WACHTTERMIJN VAN EEN MAAND VOOR DE VERVOLGINGEN

De eerste aanwending van middelen tot tenuitvoerlegging (of vervolgingen) tegen de schuldenaar of een medeschuldenaar kan slechts gebeuren na het verstrijken van een termijn van een maand vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling verstuurd aan de vervolgde schuldenaar of medeschuldenaar[32].

Als middelen tot tenuitvoerlegging worden bedoeld, de middelen tot tenuitvoerlegging bedoeld in het Deel V, Titel III, van het Gerechtelijk Wetboek (uitvoerende beslagen naar gemeen recht, met inbegrip van het voorafgaand bevel) en het vereenvoudigd uitvoerend beslag onder derden bedoeld in artikel 21 van het WMGI.

Deze termijn van een maand moet evenwel niet worden gerespecteerd in situaties waarin de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn (bv. dreigende verjaring, geschokt zijn van het krediet, de staking van betaling, een dreigend vertrek naar het buitenland, faillissement, enz.). In dat geval mogen de middelen tot tenuitvoerlegging worden aangewend te rekenen vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling.

De schuldenaar of de medeschuldenaar beschikt dus, tenzij de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, over een (laatste) termijn van één maand om zijn schuld te betalen of desgevallend betalingsfaciliteiten aan te vragen voordat tot tenuitvoerlegging wordt overgegaan.

WAT MET DE BEWARENDE OF WAARBORGMAATREGELEN EN DE ANDERE INVORDERINGSMAATREGELEN?

Aangezien de aanmaning tot betaling slechts vereist is voor de aanwending van middelen tot tenuitvoerlegging, moet de administratie in regel geen voorafgaandelijke aanmaning tot betaling verzenden:

- om bewarende of waarborgmaatregelen aan te wenden overeenkomstig het WMGI, andere fiscale of niet-fiscale bepalingen, of het gemeen recht (bv. de inschrijving van de wettelijke hypotheek, de kennisgeving in het kader van het afleveren van akten of attesten van erfopvolging, een inhouding van een belastingkrediet inzake btw, of nog een bewarend beslag naar gemeen recht);

- om de in het WMGI vastgelegde invorderingsmaatregelen die geen middelen tot tenuitvoerlegging zijn aan te wenden (bv. de kennisgeving in het kader van het opstellen van akten met als voorwerp de vervreemding of de hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed, de kennisgeving in het kader van de openbare verkoop van roerende goederen);

- voor de toepassing van de aanwending zonder formaliteiten (of bijzondere schuldvergelijking sui generis) zoals vastgelegd in artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004.

Ten aanzien van een medeschuldenaar kunnen evenwel slechts plaatsvinden, vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling die hem werd verzonden:

- de invorderingsmaatregelen bedoeld in het WMGI die geen middelen tot tenuitvoerlegging uitmaken;

- de aanwending zonder formaliteiten voor het niet-betwiste gedeelte van de schuldvordering bedoeld in voormeld artikel 334.

Vóór de verzending van een aanmaning aan de medeschuldenaar kunnen ten aanzien van hem enkel bewarende of waarborgmaatregelen worden genomen met inbegrip van de aanwending zonder formaliteiten ten bewarende titel bedoeld in artikel 334, § 4, tweede lid van de programmawet van 27 december 2004, voor het betwiste gedeelte van de schuldvordering.

GEVOLGEN VAN DE AANMANING TOT BETALING

De aanmaning tot betaling geldt als ingebrekestelling. Wanneer de nalatigheidsinteresten nog niet eerder lopen, doet zij, vanaf haar uitwerkingsdatum, een nalatigheidsinterest lopen berekend tegen de wettelijke rentevoet in fiscale zaken (momenteel 7 % per jaar)[33].

Het gaat dus om de gevallen waarin noch de wet, noch de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering al nalatigheidsinteresten heeft doen lopen.

Deze interest wordt berekend per kalendermaand op het resterend verschuldigd bedrag van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom, verhogingen, administratieve en fiscale geldboeten, afgerond op het dichtstbijzijnde lagere veelvoud van 10 euro. De maand van de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling wordt niet meegerekend maar de maand in de loop waarvan de betaling gebeurt wordt gerekend voor een volledige maand. Daarnaast wordt de maandinterest slechts gevorderd indien hij minstens 5 euro bedraagt.

2.2. De betalingen

BETALINGSWIJZEN, BEWIJS EN UITWERKINGSDATUM

Het WMGI bepaalt[34]:

a) de betalingswijzen van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen. Behalve indien de andere fiscale of niet-fiscale bepalingen anders bepalen[35], moeten fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen in regel betaald worden:

- ofwel door storting of overschrijving op de financiële rekening “Inning en Invordering” van de AAII. Het betreft momenteel de rekening BE42 6792 0000 0054 (BIC: PCHQBEBB);

- ofwel via elk door de minister van Financiën of zijn gemachtigde erkend elektronisch betaalmiddel die deze rekening rechtstreeks of onrechtstreeks crediteert (bv. debetkaart, kredietkaart, enz.);

- ofwel in handen van de gerechtsdeurwaarder die belast is met de vervolgingen;

b) het bewijs van de betalingen. Het kan worden geleverd:

- voor stortingen: door de ontvangstbewijzen van bpost;

- voor overschrijvingen en elektronische betalingen: door de rekeninguittreksels en de bijbehorende stukken;

c) de uitwerkingsdatum van de verschillende betalingswijzen. Het betreft:

- voor stortingen en overschrijvingen: op de valutadatum van de creditering op de financiële rekening "Inning en Invordering" van de AAII;

- voor elektronische betalingen: op de dag zelf van de verrichting;

- voor betalingen in handen van de gerechtsdeurwaarder: op de dag van de afgifte van de fondsen in zijn handen.

AANREKENING VAN DE BETALINGEN

De aanrekeningsregels van de betalingen die worden uitgevoerd op de financiële rekening "Inning en Invordering" van de AAII, opgenomen in artikel 152 van de programmawet van 25.12.2017[36], zijn overgebracht naar het WMGI. Het gaat met name om[37]:

a) het principe dat een persoon die verschillende bedragen verschuldigd is uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen vrij mag kiezen welke hij bij voorrang wenst aan te zuiveren. Hij mag deze keuze maken bij elke betaling die hij uitvoert via het elektronisch platform dat de FOD Financiën ter beschikking stelt, ofwel wanneer hij dit voorafgaand aan zijn betaling vraagt aan de hiertoe door de Koning aangewezen dienst;

b) een bepaalde volgorde waarin de betalingen worden aangerekend op elke verschuldigd som die de persoon heeft aangegeven bij voorrang te willen aanzuiveren:

- eerst op de kosten van alle aard gemaakt door de FOD Financiën,

- daarna op de nalatigheidsinteresten,

- vervolgens op de verhogingen en de fiscale of administratieve geldboeten,

- en tenslotte op de nog verschuldigde fiscale of niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom[38];

c) de regel volgens dewelke, indien de persoon in kwestie geen keuze maakt, de betalingen aangerekend worden naar keuze van de bevoegde ambtenaar. Er is echter een dubbel voorbehoud bij deze keuze:

- alle kosten van alle aard gemaakt door de FOD Financiën, ongeacht de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarop ze betrekking hebben, worden steeds bij voorrang aangezuiverd[39], en het is slechts daarna dat de bevoegde ambtenaar de schuldvordering kan kiezen die hij eerst wil aanzuiveren;

- na de prioritaire aanzuivering van de kosten, worden de betalingen aangerekend op elke schuldvordering (zonder kosten uiteraard) die de bevoegde ambtenaar wenst aan te zuiveren in de volgende volgorde: eerst op de nalatigheidsinteresten, vervolgens op de verhogingen en de fiscale of administratieve geldboeten, en ten slotte op de nog verschuldigde fiscale of niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom[40].

Deze aanrekeningsregels van betalingen die worden gedaan op de financiële rekening “Inning en Invordering” van de AAII, zijn van toepassing ongeacht de gebruikte betalingswijze: stortingen of overschrijvingen op deze rekening, elektronische betalingen die als gevolg hebben deze rekening te crediteren of betalingen aan de gerechtsdeurwaarder die door deze laatste naderhand naar deze rekening worden overgemaakt.

OPMERKING:

Deze regels zijn niet van toepassing op de aanrekening van de bedragen die worden aangewend voor de aanzuivering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op basis van artikel 334 van de programmawet van 27.12.2004, aangezien het gaat om een schuldvergelijking sui generis.

Deze bedragen blijven aangewend naar keuze van de bevoegde ambtenaar, zoals bepaald in voornoemd artikel 334.

3. DE GEDWONGEN INVORDERING

3.1. De vervolgingen

GEDWONGEN TENUITVOERLEGGING VAN UITVOERBARE TITELS EN HET INSTELLEN VAN VERVOLGINGEN DOOR DE GERECHTSDEURWAARDER

Behalve als het WMGI of de andere fiscale of niet-fiscale bepalingen anders bepalen (bv. vereenvoudigd uitvoerend derdenbeslag), gebeurt de gedwongen tenuitvoerlegging in overeenstemming met de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek[41].

Om te laten overgaan tot maatregelen tot tenuitvoerlegging vermeld in het Gerechtelijk Wetboek (bevel tot betaling, uitvoerend beslag op roerend of onroerend goed, uitvoerend beslag onder derden enz.), overhandigt de ontvanger aan de gerechtsdeurwaarder:

- hetzij een uittreksel uit het kohier met vermelding van de datum van de uitvoerbaarverklaring;

- hetzij een afschrift van het innings- en invorderingsbericht;

- hetzij de uitgifte van de rechterlijke beslissing.

De overhandiging van dit document aan de gerechtsdeurwaarder geldt als het dwingend mandaat dat hem wordt gegeven om de uitvoerbare titel uit te voeren, en als basis voor alle maatregelen tot gedwongen tenuitvoerlegging.

Bovendien moet, wanneer de invordering van een fiscale of niet-fiscale schuldvordering wordt vervolgd op basis van een kohier of innings- en invorderingsregister, het bevel bovenaan een uittreksel uit het kohier met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dit kohier of een afschrift van het innings- en invorderingsbericht bevatten.

Indien de invordering wordt vervolgd op basis van een rechterlijke beslissing moet het bevel, overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek, de betekening ervan omvatten indien dit nog niet eerder is gebeurd.

WIJZE WAAROP DE TENUITVOERLEGGING VAN HET KOHIER OF HET INNINGS- EN INVORDERINGSREGISTER KAN WORDEN GESTUIT BETWISTE FISCALE EN NIET-FISCALE SCHULDVORDERINGEN

Inzake de btw, de diverse taksen, de rolrechten en de niet-fiscale schuldvorderingen, kan de tenuitvoerlegging van het innings- en invorderingsregister (de uitvoerbare titel) slechts worden gestuit door een rechtsvordering[42]. Het in deze aangelegenheden indienen van een informeel administratief beroep zal dus de tenuitvoerlegging van het innings- en invorderingsregister niet stuiten.

Daarnaast blijft, inzake niet-fiscale schuldvorderingen, de rechtbank van eerste aanleg (gewone kamers), zoals vroeger, bevoegd om kennis te nemen van deze rechtsvordering, behalve indien de wetgeving die eigen is aan de niet-fiscale schuldvordering een andere bevoegde rechtbank aanwijst[43].

Dit doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de beslagrechter wanneer de betwisting betrekking heeft op een bewarende maatregel of een middel tot tenuitvoerlegging.

Inzake IB, voorheffingen en de met de IB gelijkgestelde belastingen, worden evenmin wijzigingen doorgevoerd: in geval van een administratief bezwaar of een rechtsvordering, kunnen slechts de middelen tot tenuitvoerlegging worden uitgevoerd ten belope van het “onmiddellijk verschuldigd gedeelte", d.w.z. het bedrag van de aangegeven inkomsten of de inkomsten zoals zij ambtshalve werden vastgesteld bij niet-aangifte, voor zover zij niet meer bedragen dan de laatste aanslag die voor een vorig aanslagjaar definitief gevestigd werd ten laste van de schuldenaar. De inkomsten waaraan de schuldenaar tijdens de procedure van vestiging van de IB, de voorheffingen en de met de IB gelijkgestelde belastingen zijn goedkeuring heeft gehecht, worden gelijkgesteld met de aangegeven inkomsten[44].

Zoals tot op heden voorzien inzake de IB en de btw, en in afwijking van het gemeen recht, kan de ontvanger, ongeacht de aard van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, op basis van een uittreksel uit het kohier, met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dit kohier, of van een afschrift van het innings- en invorderingsbericht, overgaan tot[45]:

- bewarende beslagen op de goederen van de schuldenaar of de medeschuldenaar zonder voorafgaandelijke toestemming van de rechter. Het bewarend beslag moet uiteraard voldoen aan de gemeenrechtelijke vereisten van een bewarend beslag[46];

- alle andere maatregelen die ertoe strekken de invordering te waarborgen, zoals de inschrijving van een wettelijke hypotheek.

KOSTEN VAN AANGETEKENDE ZENDINGEN

Alle kosten van de aangetekende zendingen vermeld in het WMGI worden ten laste gelegd van de schuldenaar of medeschuldenaar, partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd (toepassing van artikel 1024, Ger.W)[47].

Voorbeelden: kosten van de aangetekende zendingen in het kader van de procedure van het vereenvoudigd derdenbeslag, naar aanleiding van een verjaringsstuitende aanmaning tot betaling, enz.

VEREENVOUDIGD DERDENBESLAG

De procedure van het vereenvoudigd derdenbeslag, zoals zij tot op heden bestaat inzake IB, btw en niet-fiscale schuldvorderingen is overgebracht naar het WMGI[48].

Ongeacht de aard van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, kan de ontvanger (de beslaglegger) bij aangetekende zending, uitvoerend beslag onder derden (de derde-beslagene) leggen op de aan de schuldenaar of de medeschuldenaar (de beslagene) verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, tot beloop van het geheel of een deel van het bedrag van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen dat door de schuldenaar verschuldigd is of tot betaling van hetgeen waartoe de medeschuldenaar gehouden is.

Dit beslag kan eveneens op elektronische wijze worden gelegd in handen van een derde, middels het sluiten van een voorafgaand akkoord tussen de FOD Financiën en deze derde[49].

Het beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde. Dit is de datum van de ontvangstmelding verzonden op elektronische wijze door de derde-beslagene wanneer het beslag op deze wijze werd gelegd.

Vanaf dat ogenblik zijn de sommen en zaken die in beslag zijn genomen in handen van de derde-beslagene onbeschikbaar en mag hij ze niet meer uit handen geven.

Voor het overige blijft de procedure van het vereenvoudigd derdenbeslag ongewijzigd:

- het beslag wordt bij aangetekende zending aangezegd aan de schuldenaar/medeschuldenaar of aan de procureur des Konings te Brussel bij gebrek aan gekende woonplaats;

- de ontvanger verzendt een beslagbericht zoals voorzien in artikel 1390, Ger.W.;

- de schuldenaar/medeschuldenaar kan tegen het beslag bij aangetekende zending verzet aantekenen bij de ontvanger binnen de 15 dagen vanaf de afgifte bij bpost (huidige aanbieder van de universele postdienst) van de aanzegging van het beslag en licht binnen dezelfde termijn bij aangetekende zending de derde-beslagene in;

- de derde-beslagene moet zijn verklaring van derde-beslagene in principe bij aangetekende zending (of afgifte tegen ontvangstbewijs) doen aan de beslagleggende ontvanger en aan de beslagen schuldenaar/medeschuldenaar binnen 15 dagen vanaf het beslag. Zij kan eveneens worden verzonden op elektronische wijze wanneer het beslag op dezelfde wijze werd gelegd, maar enkel aan de beslagleggende ontvanger. In dat geval is de datum van de verklaring van derde-beslagene de datum van de ontvangstmelding die door het systeem van de FOD Financiën wordt verzonden;

- de derde-beslagene is ertoe gehouden ten vroegste 2 dagen na het verstrijken van de termijn van 15 dagen voor het verzet van de beslagen schuldenaar/medeschuldenaar afgifte te doen in handen van de ontvanger op overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag aan de beslagen schuldenaar/medeschuldenaar (= tegenaanzegging). Wanneer het beslag is gelegd op elektronische wijze, gebeurt de tegenaanzegging door de mededeling aan de derde-beslagene, op dezelfde wijze, van de datum van afgifte van de aanzegging van het beslag bij bpost;

- indien de derde-beslagene omwille van bepaalde redenen (verzet van de schuldenaar/medeschuldenaar tegen het vereenvoudigd derdenbeslag, betwisting door de derde-beslagene van zijn schuld tegenover de schuldenaar/medeschuldenaar, eerder verzet of beslag onder derden door een andere schuldeiser op de sommen en zaken, zaken die moeten te gelde worden gemaakt) geen afgifte kan doen, moet de ontvanger doen overgaan tot een gemeenrechtelijk uitvoerend beslag onder derden bij gerechtsdeurwaardersexploot, binnen de termijn van een maand te rekenen vanaf de afgifte bij bpost van het verzet van de schuldenaar/medeschuldenaar of van de verklaring van derde-beslagene (of van de datum van de ontvangstmelding ervan in geval van elektronische verzending). In dat geval behoudt het vereenvoudigd derdenbeslag van de ontvanger zijn bewarend effect en blijft de onbeschikbaarheid van de beslagen sommen en zaken voortduren.

SCHORSING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN DE RECHTERLIJKE BESLISSINGEN INZAKE INVORDERING

In afwijking van het gemeen recht, en zoals dit reeds het geval was inzake de IB, de btw of de niet-fiscale schuldvorderingen, schorsen de termijnen van verzet, hoger beroep en cassatie, alsmede het verzet, het hoger beroep en de voorziening in cassatie, ongeacht de aard van de schuldvorderingen, de tenuitvoerlegging van de desbetreffende rechterlijke beslissing die, zelfs gedeeltelijk, maatregelen betreffen die ertoe strekken de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verwezenlijken of te waarborgen[50].

Zo zullen bijvoorbeeld inzake bewarend beslag, wanneer de beslagrechter de handlichting van het beslag en de teruggave van een bedrag door de Belgische Staat beveelt, de termijn van hoger beroep en het hoger beroep de tenuitvoerlegging van de beslissing schorsen. Dit maakt het mogelijk om te vermijden dat de Belgische Staat gedwongen wordt om soms aanzienlijke bedragen vrij te geven indien in eerste aanleg een handlichting werd uitgesproken.

Om de door de beslagrechter toegestane bewarende maatregelen niet zinloos te maken, worden de termijn en de procedure van derdenverzet evenwel niet bedoeld.

3.2. De verjaring

EENVORMIGE VERJARINGSTERMIJN VAN 5 JAAR VANAF DE UITVOERBAARVERKLARING

Het WMGI bepaalt enkel de verjaringstermijnen van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen vanaf het ogenblik waarop deze zijn opgenomen in een uitvoerbaar verklaard kohier of innings- en invorderingsregister.

De IB, de voorheffingen en de met de IB gelijkgestelde belastingen, evenals de verhogingen en de administratieve geldboeten met betrekking tot deze belastingen en voorheffingen, verjaren voortaan allemaal door verloop van vijf jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin ze zijn opgenomen overeenkomstig de fiscale wetten[51].

Er wordt dus een substantiële wijziging aangebracht inzake de IB, de onroerende voorheffing en de administratieve geldboeten: tot op heden[52], is in deze materies het vertrekpunt van de verjaringstermijn van vijf jaar inderdaad vastgelegd op de dag waarop, volgens de fiscale wetten, de belastingen, voorheffingen of geldboeten betaald moeten worden (d.w.z. in regel binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet).

Voor wat betreft de schuldvorderingen inzake de btw, de diverse taksen, het rolrecht en de niet-fiscale schuldvorderingen, regelt het WMGI de “oorspronkelijke” verjaringstermijn van deze schuldvorderingen dus niet. Die termijn begint immers te lopen vóór de opname in een uitvoerbare titel.

Deze “oorspronkelijke” verjaringstermijn, met inbegrip van de oorzaken van stuiting en schorsing, blijft aldus geregeld door de betreffende fiscale wetboeken of hun uitvoeringsbesluiten, of door het Burgerlijk Wetboek (of door de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot de niet-fiscale schuldvorderingen indien ze hiervan afwijken)[53].

Wanneer schuldvorderingen inzake de btw, de diverse taksen, het rolrecht en de niet-fiscale schuldvorderingen daarentegen zijn opgenomen in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister, verjaren zij voortaan door verloop van 5 jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waarin ze zijn opgenomen, voor zover de “oorspronkelijke” verjaring nog niet verkregen is[54].

Het WMGI vervangt de “oorspronkelijke” verjaringstermijn van deze schuldvorderingen dus door een onderscheidene verjaringstermijn die eigen is aan de invordering van deze schuldvorderingen opgenomen in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister.

Deze onderscheiden verjaring geldt overigens enkel voor zover de “oorspronkelijke” verjaring nog niet verkregen is op de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister. Indien aldus, bijvoorbeeld, de opname van een schuldvordering btw in een innings- en invorderingsregister nietig of ongeldig zou worden verklaard, hetzij administratief, hetzij door een rechterlijke beslissing, zal de administratie slechts kunnen overgaan tot een nieuwe opname van de schuldvordering btw in een innings- en invorderingsregister voor zover de “oorspronkelijke” verjaring van deze schuldvordering nog niet verkregen is.

Ongeacht de aard van de schuldvorderingen beschikt de ontvanger voortaan over een termijn van 5 jaar te rekenen vanaf de uitvoerbaarverklaring van het kohier of het innings- en invorderingsregister om invorderingsmaatregelen te nemen, zonder vooraf bepaalde acties te moeten ondernemen om een nakende of imminente verjaring te vermijden.

STUITING VAN DE VERJARING

Zoals eerder vermeld, blijven de oorzaken van stuiting en schorsing van de “oorspronkelijke” verjaring van de schuldvorderingen inzake btw, diverse taksen en de rolrechten evenals de niet-fiscale schuldvorderingen, vóór hun opname in een uitvoerbare titel, geregeld door de bepalingen van de betreffende fiscale wetboeken of hun uitvoeringsbesluiten, of door het Burgerlijk Wetboek (of door de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot de niet-fiscale schuldvorderingen indien ze hiervan afwijken).

Het WMGI bepaalt dus enkel de oorzaken van stuiting van de verjaring van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen opgenomen in een uitvoerbaar verklaard kohier of innings- en invorderingsregister, of waartoe een rechterlijke beslissing de schuldenaar tot betaling veroordeelt.

De verjaring van deze schuldvorderingen kan worden gestuit[55]:

op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (evenwel met uitsluiting van artikel 2244, § 2), d.w.z. met name:

- door een dagvaarding voor het gerecht ingesteld door de ontvanger of op verzoek van de Belgische Staat, FOD Financiën. Bepaalde acties zijn gelijkgesteld met een dagvaarding voor het gerecht (bv. aangifte van schuldvordering inzake faillissement);

- door een bevel tot betaling of een (bewarend of uitvoerend) beslag, betekend aan hem die men wil beletten de verjaring te verkrijgen (de schuldenaar of medeschuldenaar);

- door een schulderkenning uitgaande van de schuldenaar of medeschuldenaar;

door afstand van de op de verjaring verlopen termijn;

door een bij aangetekende zending verzonden aanmaning tot betaling, waarin de gegevens van de schuldvordering volledig en voldoende duidelijk zijn opgenomen. De afgifte van het stuk bij bpost (huidige aanbieder van de universele postdienst) geldt als kennisgeving vanaf de 3de daaropvolgende werkdag. Deze aanmaning wordt eveneens per aangetekende zending verzonden aan de procureur des Konings te Brussel wanneer de schuldenaar of de medeschuldenaar geen gekende woonplaats in België of in het buitenland (meer) heeft. Zo krijgt de ontvanger, teneinde de vervolgingskosten te verminderen en het administratieve werk te vereenvoudigen, de mogelijkheid om de verjaring van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen – indien nodig herhaaldelijk - te stuiten per aangetekende zending.

In geval van stuiting van de verjaring treedt een nieuwe verjaring in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, door verloop van 5 jaar na de laatste stuitingsdaad waardoor de vorige verjaring is gestuit.

SCHORSING VAN DE VERJARING

Het WMGI bepaalt eveneens enkel de oorzaken van schorsing van de verjaring van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen opgenomen in een uitvoerbaar verklaard kohier of innings- en invorderingsregister, of waartoe een rechterlijke beslissing de schuldenaar tot betaling veroordeelt.

De verjaring van deze schuldvorderingen kan worden geschorst[56]:

door elk rechtsgeding met betrekking tot de toepassing of de vestiging, de inning of de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen. Deze schorsing is van toepassing ongeacht of het de Belgische Staat, de schuldenaar, de medeschuldenaar of een derde is die de procedure heeft ingeleid. De schorsing vangt aan met de inleidende akte en eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;

door het inleiden van een voorafgaand administratief beroep georganiseerd door of krachtens de fiscale wetten (bv. een bezwaar of een aanvraag tot ambtshalve ontheffing inzake de IB). De informele administratieve beroepen, zoals zij met name bestaan inzake btw of diverse taksen, hebben geen schorsende werking. De schorsing vangt aan met het verzoek waarbij het administratief beroep wordt ingeleid en eindigt:

- wanneer de schuldenaar of medeschuldenaar een rechtsvordering heeft ingesteld, op de dag dat de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;

- in de andere gevallen, na verloop van de termijn die voor de schuldenaar of medeschuldenaar openstaat om een beroep in te stellen tegen de administratieve beslissing;

tijdens de strafrechtelijke procedure met betrekking tot inbreuken op het WIB 92 (art. 449 tot 452), op het btw-Wetboek (art. 73 tot 73bis), op het Wetboek diverse rechten en taksen (art. 207 en 207bis) of op het WMGI (art. 85 à 88). De schorsing neemt aanvang vanaf het instellen van de strafvordering en eindigt met de stopzetting van de strafvervolging, de uitdoving van de strafvordering of wanneer het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden voor de vervolgde misdrijven.

OPMERKING:

Het WMGI doet geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake de schorsing van de verjaring.

Voorbeeld: artikel 2251, BW dat verhindert dat de verjaring loopt terwijl een wetsbepaling de schuldeiser verhindert om de betaling van zijn schuldvordering te bekomen.

3.3. Algemeen voorrecht en wettelijke hypotheek van de Schatkist

ALGEMEEN VOORRECHT VAN DE SCHATKIST

Voor de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen heeft de Schatkist een algemeen voorrecht op de inkomsten en roerende goederen van alle aard van de schuldenaar en de medeschuldenaar, met uitzondering van de schepen en vaartuigen[57].

Ten opzichte van de huidige situatie is het algemeen voorrecht van de Schatkist dus uitgebreid:

- naar de rolrechten en de niet-fiscale schuldvorderingen;

- naar de verhogingen, administratieve en fiscale geldboeten en bijbehoren (nalatigheidsinteresten en vervolgingskosten) met betrekking tot deze verhogingen en geldboeten.

Bovendien wordt er uitdrukkelijk voorzien, zoals dit reeds het geval was inzake btw, dat het algemeen voorrecht van de Schatkist eveneens geldt voor de inkomsten en roerende goederen van alle aard van de medeschuldenaar. Het is dus van weinig belang of het gaat om een schuldenaar of een medeschuldenaar.

Voor het overige werd geen enkele wijziging aangebracht met betrekking tot de rang van het algemeen voorrecht van de Schatkist[58]:

- in regel neemt het voorrecht, waarvan de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen genieten, rang onmiddellijk na dat vermeld in artikel 19, eerste lid, 5° van de hypotheekwet;

- per uitzondering heeft het voorrecht inzake bedrijfsvoorheffing, roerende voorheffing en btw met inbegrip van de verhogingen, administratieve en fiscale geldboeten en bijbehoren (nalatigheidsinteresten en vervolgingskosten) die betrekking hebben op deze voorheffingen, belasting, verhogingen en geldboeten dezelfde rang als dat vermeld in artikel 19, eerste lid, 4°ter van de hypotheekwet (d.w.z. het voorrecht van de schuldvorderingen van de RSZ).

OPMERKING:

Dit algemeen voorrecht doet geen afbreuk aan de andere voorrechten die zijn verbonden aan bepaalde niet-fiscale schuldvorderingen door de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot deze schuldvorderingen.

Voorbeeld: het algemeen voorrecht op roerende goederen beperkt tot een bedrag van 15.000 EUR – verbonden aan onderhoudsschulden, waarvan de Dienst voor alimentatievorderingen geniet voor de invordering van voorschotten die hij toegekend heeft aan de onderhoudsgerechtigde of voor de invordering van onderhoudsgeld[59].

WETTELIJKE HYPOTHEEK VAN DE SCHATKIST

Zoals voor het algemeen voorrecht van de Schatkist, zijn alle fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op al de zowel aan de schuldenaar als aan de medeschuldenaar toebehorende goederen, die in België gelegen en daarvoor vatbaar zijn[60].

De verhogingen, administratieve en fiscale geldboeten en bijbehoren (nalatigheidsinteresten en vervolgingskosten) met betrekking tot deze verhogingen en geldboeten worden voortaan dus eveneens gewaarborgd door deze wettelijke hypotheek.

De wettelijke hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ontvanger, op voorlegging van een borderel dat, naast de vermeldingen bedoeld in artikel 89 van de hypotheekwet, voor elke fiscale of niet-fiscale schuldvordering die gewaarborgd is door de wettelijke hypotheek eveneens de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier of van het innings- en invorderingsregister, of de datum waarop de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering in kracht van gewijsde is getreden vermeldt[61].

De inschrijving van de wettelijke hypotheek (HI) kan worden gevorderd[62]:

- op de goederen van de schuldenaar: vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier of van het innings- en invorderingsregister of vanaf de datum waarop de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering in kracht van gewijsde is getreden;

- op de goederen van de medeschuldenaar: vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling voorafgaand aan de vervolgingen die hem werd verzonden. Indien de rechten van de Schatkist evenwel in het gedrang komen, kan de HI worden gevorderd vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier of van het innings- en invorderingsregister.

Voor het overige is de procedure van de HI gelijkaardig aan deze die tot op heden bestaat inzake de IB:

- de ontvanger behoudt de mogelijkheid om de HI te vorderen na het vonnis waarin de betrokken schuldenaar of medeschuldenaar failliet wordt verklaard voor de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die zijn opgenomen in een uitvoerbare titel (uitvoerbaar verklaard kohier of innings- en invorderingsregister, of in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing) na dit vonnis van faillietverklaring[63];

- de HI kan worden gevorderd voor een door de ontvanger in het borderel te bepalen bedrag, dat al de bijbehoren (nalatigheidsinteresten, kosten van de HI, vervolgingskosten en andere kosten) vertegenwoordigt die voor de vereffening van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom, opcentiemen, opdeciemen, verhogingen en administratieve en fiscale geldboeten zouden kunnen verschuldigd zijn[64];

- de kosten van de HI, van haar eventuele hernieuwing en haar eventuele doorhaling zijn in principe ten laste van de betrokken schuldenaar of medeschuldenaar[65];

- de ontvanger is gemachtigd handlichting van de HI te verlenen in de administratieve vorm, zonder dat hij, tegenover de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie gehouden is verantwoording van de betaling van de verschuldigde sommen te verstrekken[66];

- de betrokken schuldenaar of medeschuldenaar kan gehele of gedeeltelijke handlichting vragen van de HI indien de Schatkist reeds over voldoende waarborgen beschikt[67].

3.4. Bijzondere waarborg- en invorderingsmaatregelen

INZAKE DE BELASTING OP SPELEN EN WEDDENSCHAPPEN TE STELLEN ZAKELIJKE WAARBORG

Hoewel de wet het toelaat om categorieën van schuldenaars van de belasting op spelen en weddenschappen te bepalen die ertoe gehouden zijn een zakelijke waarborg te stellen[68], wordt deze mogelijkheid nog niet geconcretiseerd. De verplichting om een dergelijke waarborg te stellen is dus momenteel niet van toepassing.

E-NOTARIAAT – KENNISGEVING VAN FISCALE EN NIET-FISCALE SCHULDVORDERINGEN BIJ DE VERVREEMDING OF HYPOTHECAIRE AANWENDING VAN EEN VOOR HYPOTHEEK VATBAAR GOED

Inzake het E-notariaat wordt de procedure van gegevensuitwisseling tussen de FOD Financiën en bepaalde ministeriële officieren en van de kennisgeving van schulden bij de vervreemding of hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed op elektronische wijze[69], zoals deze bestaat voor de IB en de btw, overgenomen in het WMGI[70].

Deze procedure is uitgebreid naar alle fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met inbegrip van de verhogingen, administratieve en fiscale geldboeten evenals de bijbehoren met betrekking tot deze verhogingen en administratieve en fiscale geldboeten, zodat deze bijgevolg voortaan aanleiding kunnen geven tot de inschrijving van de wettelijke hypotheek van de Schatkist.

Er wordt aan herinnerd dat deze procedure de notaris verplicht, wanneer hem wordt verzocht een akte te verlijden die de vervreemding (verkoop, schenking, ruil, enz.) of de hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed tot voorwerp heeft of elke andere persoon die bevoegd is om authenticiteit te verlenen aan dergelijke akte (bv. de aankoopcomités), om een bericht langs elektronische weg te zenden aan de FOD Financiën.

Wanneer het belang van de Schatkist het vereist, geeft de bevoegde ontvanger dus langs elektronische weg, en uiterlijk de 10de werkdag[71] volgend op de verzending van het bericht, aan de notaris kennis van het bedrag van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding kunnen geven. Enkel de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die zijn opgenomen in een uitvoerbare titel (kohier, innings- en invorderingsregister, rechterlijke beslissing) kunnen ter kennis worden gebracht.

Indien de voorgenomen akte verleden is, geldt deze kennisgeving van de ontvanger als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening van de schuldenaar of de medeschuldenaar, en ook als verzet tegen de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de notaris gehouden is de bedragen en waarden die hij onder zich houdt te verdelen volgens een procedure van rangregeling. Twee situaties kunnen zich dan voordoen:

- ofwel houdt de notaris voldoende bedragen en waarden onder zich om het bedrag van de door de ontvanger kennisgegeven fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen volledig te betalen (uiteraard rekening houdend met eventuele andere ingeschreven of verzetdoende schuldeisers): in dat geval is de notaris er in regel toe gehouden, uiterlijk de 7de werkdag[72] die volgt op het verlijden van de akte, het bedrag van deze schuldvorderingen te storten aan de ontvanger, en eindigt de procedure;

- ofwel houdt de notaris niet voldoende bedragen en waarden onder zich om het bedrag van de door de ontvanger ter kennis gebrachte fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen volledig te betalen: de notaris moet de FOD Financiën hiervan inlichten langs elektronische weg ten laatste op de 1ste werkdag die volgt op het verlijden van de akte.

In deze laatste hypothese kan de ontvanger, binnen de 7 werkdagen[73] van de datum van deze inlichting, voor de ter kennis gebrachte fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, de wettelijke hypotheek doen inschrijven op het goed dat het voorwerp van de akte uitmaakt. Zo de inschrijving aldus tijdig wordt genomen, zal de wettelijke hypotheek, hoewel van een latere datum, primeren op de akte tot hypothecaire aanwending en, indien het gaat om een akte tot vervreemding, zal deze niet tegenstelbaar zijn aan de Staat.

Wanneer zij een van de verplichtingen die hen aldus zijn opgelegd over het hoofd zien, zijn de notarissen of elke andere persoon die tot dezelfde verplichtingen gehouden is gehouden tot herstel van de eventuele schade die de Staat door hun nalatigheid heeft geleden. Het gaat dus om een burgerlijke aansprakelijkheid.

OVERSCHRIJVING OF INSCHRIJVING IN BELGIË VAN IN HET BUITENLAND VERLEDEN AKTEN TOT VERVREEMDING OF HYPOTHECAIRE AANWENDING

Zoals dit op heden reeds voorzien is inzake IB en btw, stelt het WMGI de overschrijving of de inschrijving in België van een akte die in het buitenland verleden is en de vervreemding of hypothecaire aanwending van een onroerend goed of een schip tot voorwerp heeft, afhankelijk van het voorleggen van een attest waarin de ontvanger verklaart dat de eigenaar of de houder van een zakelijk recht geen sommen verschuldigd is uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of dat de wettelijke hypotheek, die de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarborgt, werd ingeschreven[74].

E-NOTARIAAT – KENNISGEVING VAN FISCALE EN NIET-FISCALE SCHULDVORDERINGEN NAAR AANLEIDING VAN DE OPMAAK VAN EEN AKTE OF ATTEST VAN ERFOPVOLGING

De procedure van gegevensuitwisseling en kennisgeving op elektronische wijze[75] van schulden naar aanleiding van de opmaak van een akte of attest van erfopvolging bij het openvallen van een nalatenschap, zoals ingevoerd door de artikelen 157 tot 164 van de programmawet (I) van 29.03.2012, wordt overgenomen in het WMGI voor wat betreft de schuldvorderingen waarvan de invordering wordt verzekerd door de AAII[76].

Deze procedure, die tot op heden enkel betrekking had op fiscale schuldvorderingen, wordt aldus uitgebreid naar de niet-fiscale schuldvorderingen.

Er wordt aan herinnerd dat dit om een mechanisme gaat volgens hetwelk de notarissen evenals elke persoon of dienst die bevoegd is om een attest van erfopvolging op te maken[77] ertoe gehouden zijn om, telkens zij worden verzocht een akte of een attest van erfopvolging op te stellen, op elektronische wijze aan de FOD Financiën een bericht te zenden waarin bepaalde vermeldingen zijn opgenomen, op straffe van, tot op een bepaald niveau, persoonlijk aansprakelijk te worden gesteld tot betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die door de overledene en diens rechtverkrijgenden (erfgenamen, legatarissen, enz.) verschuldigd zijn.

Dit bericht biedt aan de bevoegde ontvanger de mogelijkheid om op elektronische wijze aan de notaris (of aan de dienst of aan de persoon) die het bericht heeft verzonden, binnen een termijn van 10 werkdagen[78] te rekenen vanaf het bericht, het bestaan van bedragen, die verschuldigd zijn door de overledene en diens rechtverkrijgenden uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, ter kennis te brengen.

In tegenstelling tot de procedure e-notariaat bij de vervreemding of hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed (zie hiervoor), moeten de verschuldigde bedragen niet vooraf opgenomen zijn in een uitvoerbare titel om te kunnen worden genotificeerd door de ontvanger. De kennisgeving geldt immers niet als beslag onder derden maar is in essentie een waarborgmaatregel die tot doel heeft te vermijden dat tegoeden die worden gehouden door de schuldenaars van de overledene, zouden worden vrijgegeven terwijl er nog bedragen uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen verschuldigd zijn door de overledene en diens rechtverkrijgenden.

Het volstaat overigens dat deze bedragen zekere en vaststaande schulden uitmaken. De voorwaarde van de eisbaarheid is aldus niet vereist (bv. IB waarvan de betalingstermijn van 2 maanden te rekenen vanaf de verzending van het aanslagbiljet nog niet is verstreken).

De schuldenaar van de overledene (bv. een bank) kan aldus, op straffe van persoonlijk aansprakelijk te zijn voor de betaling van de ter kennis gebrachte fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, de tegoeden die hij onder zich houdt niet vrijgeven, tenzij uit de akte of het attest van erfopvolging, zoals aangevuld door de betrokken notaris, duidelijk blijkt:

- dat er geen enkele kennisgeving werd gedaan, of

- dat alle verschuldigde bedragen uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die werden ter kennis gebracht op naam van de overledene en diens rechtverkrijgenden werden betaald, of

- dat de vrijgave van de tegoeden kan gebeuren na de betaling van de kennisgegeven fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen met tegoeden die de schuldenaar van de overledene onder zich houdt.

INFORMATIEPLICHT VAN OPENBARE AMBTENAREN EN MINISTERIËLE OFFICIEREN DIE BELAST ZIJN MET DE OPENBARE VERKOOP VAN ROERENDE GOEDEREN

Het mechanisme van inlichting en kennisgeving in het kader van de openbare verkoop van roerende goederen, zoals dit op heden bestaat inzake IB en btw, wordt overgenomen in het WMGI.

Het is voortaan van toepassing op alle fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, en de minimale waarde van de betrokken roerende goederen wordt gebracht van 250 naar 2.500 EUR.

Er wordt aan herinnerd dat dit mechanisme bestaat uit[79] :

- de verplichting voor de openbare ambtenaren of de ministeriële officieren (bv. gerechtsdeurwaarders) die belast zijn met de openbare verkoop van roerende goederen waarvan de waarde ten minste 2.500 EUR bedraagt, om bij aangetekende zending, de ontvanger, ten minste 7 werkdagen[80] vooraf, hiervan te verwittigen, op straffe van hun burgerlijke aansprakelijkheid in het gedrang te brengen voor de schade die zij hebben toegebracht aan de Staat;

- de mogelijkheid voor de ontvanger om, bij aangetekende zending en uiterlijk daags vóór de verkoop, het bedrag dat door de eigenaar van de goederen verschuldigd is uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen ter kennis te geven. Die kennisgeving geldt als beslag onder derden in handen van de openbare ambtenaar of de ministeriële officier die belast is met de verkoop.

NIET-TEGENSTELBAARHEID VAN DE OVERDRACHT VAN EEN GEHEEL VAN GOEDEREN EN HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE OVERNEMER

Deze maatregel, die reeds bestaat inzake IB en btw, wordt overgenomen in het WMGI en wordt uitgebreid naar alle fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[81].

Hij heeft als doel te vermijden dat een schuldenaar zijn handelsfonds zou overdragen zonder de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die hij verschuldigd is te betalen, of dat een schuldenaar zijn fonds inderhaast zou opdoeken wanneer hij is verwittigd dat zijn fiscale toestand het voorwerp uitmaakt van een onderzoek.

Er wordt aan herinnerd dat deze maatregel, enerzijds, de overdracht van een geheel van goederen, samengesteld uit onder meer elementen die het behoud van de clientèle mogelijk maken, die voor de uitoefening van een vrij beroep, ambt of post of een industrieel, handels- of landbouwbedrijf worden aangewend (evenals de vestiging van een vruchtgebruik op dezelfde goederen), slechts tegenstelbaar maakt aan de ontvanger na verloop van de maand die volgt op die waarin een met het origineel eensluidend verklaard afschrift van de akte tot overdracht (of vestiging) hem ter kennis is gebracht.

Zolang deze termijn niet verstreken is, kan de ontvanger, ondanks de overdracht, alle waarborg- of uitvoerende maatregelen nemen op de overgedragen goederen.

Anderzijds is de overnemer, wanneer hij reeds een deel of het geheel van de prijs van de overdracht heeft betaald aan de overdrager voor het verstrijken van deze termijn van een maand, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sommen verschuldigd door de overdrager uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, tot beloop van het bedrag dat reeds is betaald.

De (tijdelijke) niet-tegenstelbaarheid van de overdracht en de hoofdelijkheid van de overnemer zijn evenwel niet van toepassing indien de overdrager bij de kennisgeving van het afschrift van de akte van overdracht (of vestiging) een certificaat voegt dat uitsluitend met dit doel is opgemaakt door de ontvanger binnen 30 dagen die aan de kennisgeving voorafgaat. De uitreiking van het certificaat wordt geweigerd indien, op de dag van zijn aanvraag, de overdrager bedragen verschuldigd blijft uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, of indien de aanvraag is ingediend na de aankondiging van of tijdens een belastingonderzoek dan wel na het verzenden van een vraag om inlichtingen met betrekking tot zijn fiscale toestand.

Deze maatregel is daarentegen niet van toepassing op overdrachten die worden uitgevoerd in bepaalde omstandigheden (faillissement, gerechtelijke reorganisatie dooroverdracht van een onderneming onder gerechtelijk gezag, enz.).

HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDERS IN GEVAL VAN NIET-BETALING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING OF DE BTW

De maatregel van hoofdelijke aansprakelijkheid ten laste van de bestuurders van vennootschappen of van bepaalde rechtspersonen (verenigingen, internationale verenigingen en buitenlandse verenigingen van een bepaalde grootte) in geval van niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing of de btw verschuldigd door de vennootschap of rechtspersoon, zoals deze op heden bestaat, wordt overgenomen in het WMGI[82].

In geval van tekortkoming, door de vennootschap of de rechtspersoon, aan haar verplichting tot het betalen van de bedrijfsvoorheffing of de btw, zijn de bestuurders van deze vennootschap of rechtspersoon die belast zijn met de dagelijkse leiding hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de bedrijfsvoorheffing of de btw in hoofdsom, nalatigheidsinteresten en bijbehoren, voor zover de tekortkoming te wijten is aan een fout (in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek) die ze hebben begaan bij het besturen van de vennootschap of rechtspersoon.

De herhaalde niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing of de btw wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed voort te vloeien uit een dergelijke fout. Deze herhaalde niet-betaling bestaat uit het gedurende hetzij 2 trimesters (voor trimestriële schuldenaars of aangevers), hetzij 3 maanden (voor maandelijkse schuldenaars of aangevers) onbetaald laten van de bedrijfsvoorheffing of de btw binnen een periode van een jaar.

Er is geen vermoeden van fout, wanneer de niet-betaling het gevolg is van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, van faillissement of van gerechtelijke ontbinding.

Alvorens de hoofdelijke aansprakelijkheid van een bestuurder in te roepen, moet de ontvanger hem, bij aangetekende zending, een kennisgeving verzenden. Deze kennisgeving heeft tot doel aan de bestuurder de mogelijkheid te geven hetzij om de nodige maatregelen te treffen zodat de vennootschap of de rechtspersoon de tekortkoming oplost, hetzij om aan te tonen dat deze niet aan hem te wijten is en dat hij geen fout heeft begaan.

De rechtsvordering tot hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurder kan niet voor de bevoegde rechtbank[83] worden gebracht voor het verstrijken van een termijn van een maand vanaf de verzending van deze kennisgeving.

OPMERKING:

Zoals het al het geval is voor de btw, strekt de hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders inzake bedrijfsvoorheffing zich bijgevolg uit tot de bijbehoren.

HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE AANDEELHOUDERS VAN KASGELDVENNOOTSCHAPPEN INZAKE DE IB EN DE VOORHEFFINGEN

Net als artikel 442ter van het WIB 92 dat het letterlijk overneemt, stelt het WMGI met het oog op de strijd tegen het mechanisme van de kasgeldvennootschappen de aandeelhouder of vennoot die rechtstreeks of onrechtstreeks minstens 33 percent van de aandelen in een vennootschap bezit, van rechtswege hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de IB en de voorheffingen verschuldigd door deze vennootschap, volgens welbepaalde voorwaarden[84].

Deze aansprakelijkheid is slechts van toepassing:

- voor zover de aandeelhouder of vennoot zijn aandelenpakket, volledig dan wel gedeeltelijk ten belope van minstens 75 %, overdraagt in een tijdsspanne van een jaar;

- voor zover het actief van de vennootschap, uiterlijk op de dag van de betaling van de prijs van de aandelen, voor minstens 75 percent bestaat uit vorderingen, financiële vaste activa, geldbeleggingen en/of liquide middelen;

- voor de IB en de voorheffingen die betrekking hebben op het belastbare tijdperk waarin de aandelenoverdracht heeft plaatsgehad alsook op de drie eraan voorafgaande belastbare tijdperken.

Bepaalde aandelentransacties (bv. genoteerde vennootschappen) zijn bovendien uitgesloten van de toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid van rechtswege.

HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID EN INHOUDINGSPLICHT VOOR DE FISCALE EN NIET-FISCALE SCHULDEN VAN EEN AANNEMER OF ONDERAANNEMER

De maatregel van de hoofdelijke aansprakelijkheid en de inhoudingsplicht van de opdrachtgever of de aannemer die een beroep doet op een aannemer of een onderaannemer die fiscale schulden heeft, zoals deze tot op heden van toepassing is inzake de IB, de voorheffingen en de met de IB gelijkgestelde belastingen, wordt overgenomen in het WMGI en wordt uitgebreid naar alle fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.[85]

Nu initieel geen enkele wijziging werd aangebracht voor wat betreft de bedoelde sectoren (bouwsector, vleessector en bewaking- en/of toezichtsector), wordt het toepassingsgebied van dit mechanisme voortaan zoals reeds het geval is in sociale zaken uitgebreid naar de levering van stortklaar beton, terwijl voor de “groene” sectoren (landbouw, tuinbouw en bosbouw) bepaalde activiteiten zijn uitgesloten[86].

Voor welke schulden?

De in aanmerking te nemen fiscale en niet-fiscale schulden voor de hoofdelijke aansprakelijkheid en de inhoudingsplicht zijn aldus voortaan[87]:

- de sommen die verschuldigd zijn uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, ongeacht hun aard (IB, voorheffingen, met de IB gelijkgestelde belastingen, btw, diverse taksen, rolrecht, niet-fiscale schuldvorderingen), met inbegrip van de niet-betaalde bedragen in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid;

- de fiscale schulden van buitenlandse oorsprong, waarvoor invorderingsbijstand is gevraagd.

Hoofdelijke aansprakelijkheid van de opdrachtgever of de aannemer

Er wordt aan herinnerd dat deze maatregel de opdrachtgever met uitzondering van de natuurlijke persoon die louter voor privédoeleinden werken laat uitvoeren of de aannemer die voor de bedoelde werken een beroep doet op een aannemer of op een onderaannemer die fiscale en/of niet-fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de betaling van de schulden van zijn medecontractant.

De hoofdelijke aansprakelijkheid wordt beperkt tot 35 % van de totale prijs van de werken toevertrouwd aan de aannemer of onderaannemer, exclusief btw.

De hoofdelijke aansprakelijkheid:

- geldt eveneens voor de fiscale en niet-fiscale schulden van de vennoten van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt als aannemer of onderaannemer;

- is eveneens van toepassing op de fiscale en niet-fiscale schulden van de aannemer of de onderaannemer die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst;

- vervalt wanneer de hoofdelijke aansprakelijkheid reeds is toegepast inzake sociale zekerheid[88] in hoofde van dezelfde opdrachtgever of aannemer.

Inhoudingsplicht

De opdrachtgever of de aannemer is bovendien verplicht, bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs van de werken aan een aannemer of onderaannemer die, op het ogenblik van de betaling, fiscale en/of niet-fiscale schulden heeft, 15 % van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief de btw, in te houden en door te storten.

De inhoudingen en stortingen worden, in voorkomend geval, beperkt tot het bedrag van de schulden van de aannemer of de onderaannemer op het ogenblik van de betaling:

a) indien de factuur kleiner is dan 7.143,00 EUR (exclusief btw) is de inhouding en storting van 15 % automatisch van toepassing;

b) indien het bedrag van de te betalen factuur hoger is dan of gelijk is aan 7.143,00 EUR (exclusief btw), moet de opdrachtgever of de aannemer zijn medecontractant uitnodigen om hem een attest voor te leggen afgeleverd door de bevoegde ontvanger en geldig gedurende 20 dagen volgend op de aflevering ervan dat het bedrag van zijn schuld weergeeft:

- indien de schuld op het attest hoger is dan de in principe te verrichten inhouding van 15 %, of indien het door de opdrachtgever of de aannemer vereiste attest niet binnen de maand na de aanvraag door de medecontractant wordt voorgelegd, moeten de inhouding en de storting van 15 % van het verschuldigde bedrag worden uitgevoerd;

- indien de schuld op het attest lager is dan de in principe te verrichten inhouding van 15 %, worden de inhouding en de storting beperkt tot het bedrag van de schuld.

De betaling van het ingehouden bedrag moet gelijktijdig gebeuren met de betaling aan de aannemer, uitsluitend per overschrijving of storting op de rekening van de Dienst “inhoudingsplicht FOD Financiën” van het Inningscentrum van de AAII (momenteel: rekening IBAN BE33 6792 0023 2046, BIC: PCHQBEBB). Terzelfder tijd moet een kopie van de factuur worden verzonden aan deze dienst[89].

Voor de toepassing van deze regels wordt door de FOD Financiën een gegevensbank ter beschikking gesteld van het publiek[90] die de opdrachtgever of de aannemer toelaat na te gaan of hij wel of niet de verplichting heeft om inhoudingen te doen omwille van het bestaan van fiscale en/of niet-fiscale schulden in hoofde van de aannemer of onderaannemer.

Wanneer de inhouding en storting correct zijn gebeurd bij elke betaling, wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid niet toegepast.

Getrapte en subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid

Tot slot is subsidiair eveneens een getrapte hoofdelijke aansprakelijkheid van toepassing[91].

Wanneer een aannemer een beroep doet op een nalatige onderaannemer (die heeft nagelaten de vereiste inhoudingen en stortingen te doen bij de betaling van de facturen van zijn eigen onderaannemer en dus hoofdelijk aansprakelijk is ten belope van 35 % van de prijs van de werken), is deze aannemer hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van dit bedrag van de hoofdelijke aansprakelijkheid van 35 % die wordt gevorderd van zijn onderaannemer.

Indien diezelfde aannemer op zijn beurt in gebreke blijft dit bedrag van de hoofdelijke aansprakelijkheid te betalen binnen de 30 dagen vanaf de betekening van een dwangbevel, wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van dit bedrag vervolgens, in chronologische volgorde, toegepast ten opzichte van de andere in een voorafgaand stadium tussenkomende aannemers en in de laatste plaats ten opzichte van de opdrachtgever.

3.5. Het onbeperkt uitstel van de invordering

De maatregel van het onbeperkt uitstel van de invordering, zoals deze op heden van toepassing is inzake IB en btw, wordt overgenomen in het WMGI[92] en het toepassingsgebied wordt uitgebreid.

Het onbeperkt uitstel van de invordering is een buitengewone gunstmaatregel waarbij de adviseur-generaal van de AAII of zijn gemachtigde, in bepaalde omstandigheden, definitief de invordering van de door de schuldenaar of medeschuldenaar, natuurlijke persoon, verschuldigde sommen uit hoofde van zijn fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, volledig of gedeeltelijk uitstelt, mits de betaling van een bepaald bedrag en volgens de voorwaarden die hij bepaalt.

Het onbeperkt uitstel van de invordering is slechts verkregen na de betaling van het gevraagde bedrag.

VOOR WELKE VERSCHULDIGDE SOMMEN?

Het onbeperkt uitstel van de invordering kan voortaan worden gevraagd (en toegestaan) voor alle door de verzoeker verschuldigde sommen uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die onder de toepassing van het WMGI vallen, ongeacht hun aard (IB, voorheffingen, met de IB gelijkgestelde belastingen, btw, diverse taksen, rolrecht, niet-fiscale schuldvorderingen).

OPMERKING:

De door een onderhoudsplichtige verschuldigde alimentatievorderingen zijn echter uitgesloten van het onbeperkt uitstel[93].

Het is van weinig belang of het gaat om verschuldigde sommen in hoofdsom, verhogingen, administratieve of fiscale geldboeten, of bijbehoren. Het onbeperkt uitstel kan voortaan dus eveneens worden gevraagd voor de vervolgingskosten.

Het is bovendien niet (meer) vereist dat de verschuldigde som (bv. de btw, de bedrijfsvoorheffing) waarvoor het onbeperkt uitstel van de invordering wordt gevraagd betrekking zou hebben op een vroegere, definitief stopgezette activiteit. Zo kan een btw-plichtige, bijvoorbeeld, het onbeperkt uitstel van de invordering vragen voor btw-schulden met betrekking tot zijn huidige economische activiteit.

Zoals voorheen, kan het onbeperkt uitstel van de invordering echter niet worden toegestaan:

- voor sommen verschuldigd uit hoofde van betwiste schuldvorderingen;

- voor verschuldigde sommen uit hoofde van fiscale schuldvorderingen, gevestigd ten gevolge van de vaststelling van een fiscale fraude;

- in geval van samenloop van schuldeisers (collectieve schuldenregeling, faillissement, meerdere beslag leggende schuldeisers, enz.).

WIE KAN GENIETEN VAN HET ONBEPERKT UITSTEL?

Het onbeperkt uitstel van de invordering kan worden gevraagd door de schuldenaar of door elke medeschuldenaar, natuurlijke persoon. Het staat dus open voor alle medeschuldenaars, ongeacht hun hoedanigheid (echtgenoot, vennoot die hoofdelijk gehouden is tot de verbintenissen van een vennootschap, overnemer van een handelsfonds, enz.).

Opdat zijn verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering ontvankelijk zou zijn, mag de schuldenaar of de medeschuldenaar, zoals voorheen:

- niet kennelijk zijn onvermogen hebben bewerkstelligd en moet hij zich in een toestand bevinden waarin hij niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen fiscale en niet-fiscale schulden te betalen;

- geen beslissing tot onbeperkt uitstel van de invordering hebben verkregen binnen 5 jaar voorafgaand aan het verzoek.

PROCEDURE VAN HET ONBEPERKT UITSTEL

Voor het overige wordt de procedure van het onbeperkt uitstel van de invordering niet gewijzigd:

- het verzoek tot onbeperkt uitstel moet worden gemotiveerd, bewijskrachtige elementen bevatten met betrekking tot de toestand van de verzoeker en worden ingediend bij aangetekende zending bij de bevoegde adviseur-generaal van de AAII. Het onbeperkt uitstel kan door de adviseur-generaal of zijn gemachtigde eveneens ambtshalve worden verleend aan de schuldenaar of medeschuldenaar, op voorstel van de ontvanger;

- vanaf de indiening van het verzoek tot onbeperkt uitstel of vanaf het voorstel tot onbeperkt uitstel zijn alle middelen van tenuitvoerlegging geschorst tot op de dag dat de beslissing van de adviseur-generaal of van zijn gemachtigde definitief is geworden of, in geval van beroep, tot op de dag van de kennisgeving van de beslissing van de beroepscommissie. De reeds gelegde beslagen behouden echter hun bewarende werking. De ontvanger kan echter alle maatregelen nemen welke ertoe strekken de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te waarborgen (bewarende beslagen, inschrijving van de wettelijke hypotheek, kennisgevingen in het kader van het e-notariaat, enz.), alsook overgaan tot de stuiting van de verjaring van de schuldvorderingen die het voorwerp zijn van het verzoek;

- de ontvanger is belast met de behandeling van het verzoek tot onbeperkt uitstel. Hij beschikt dienaangaande over alle onderzoeksbevoegdheden om de vermogenssituatie van de verzoeker vast te stellen;

- de adviseur-generaal of zijn gemachtigde doet, binnen 6 maanden na de ontvangst van het verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering, uitspraak. Zijn gemotiveerde beslissing wordt bij aangetekende zending verzonden aan de verzoeker;

- de verzoeker kan, binnen de maand van de kennisgeving, bij de beroepscommissie beroep instellen tegen deze beslissing;

- deze commissie doet in principe uitspraak binnen de drie maanden na de ontvangst van het beroep. Haar gemotiveerde beslissing wordt bij aangetekende zending verzonden aan de verzoeker. De beslissingen van de beroepscommissie kunnen het voorwerp uitmaken van een beroep voor de rechtbanken.

VERLIES VAN HET VOORDEEL VAN HET ONBEPERKT UITSTEL

Zoals voorheen, verliest de schuldenaar of de medeschuldenaar automatisch het voordeel van het onbeperkt uitstel:

- wanneer hij onjuiste informatie heeft verstrekt teneinde het voordeel van het onbeperkt uitstel te verkrijgen;

- wanneer hij de door de adviseur-generaal of zijn gemachtigde vastgestelde voorwaarden niet eerbiedigt;

- wanneer hij onrechtmatig zijn passief heeft verhoogd of zijn actief heeft verminderd;

- wanneer hij zijn onvermogen heeft bewerkstelligd.

3.6. De vrijstelling van nalatigheidsinteresten

Zoals dit op heden reeds is voorzien voor de meeste materies, kan de adviseur-generaal van de AAII of zijn gemachtigde, in bijzondere gevallen, onder de door hem bepaalde voorwaarden, vrijstelling verlenen voor al de nalatigheidsinteresten of een deel ervan, verschuldigd op de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[94]. Een aanvraag tot vrijstelling kan uitgaan van de schuldenaar of van een medeschuldenaar.

Deze gunstmaatregel heeft betrekking op:

- de nalatigheidsinteresten die eventueel lopen vanaf de aanmaning tot betaling[95];

- de nalatigheidsinteresten bepaald door de fiscale wetboeken of door wettelijk of reglementaire bepalingen met betrekking tot de niet-fiscale schuldvorderingen.

OPMERKING:

Nalatigheidsinteresten met betrekking tot alimentatievorderingen verschuldigd door de onderhoudsplichtige, kunnen daarentegen niet het voorwerp uitmaken van een vrijstelling.[96]

3.7. De fiscale bemiddeling

Bij een betwisting met een ambtenaar van de AAII (bv. ontvanger, adviseur-generaal, enz.), kan de schuldenaar of de medeschuldenaar een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst.[97]

Deze mogelijkheid wordt uitgebreid naar alle fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met inbegrip van de alimentatievorderingen door een onderhoudsplichtige verschuldigd (alsook de te veel betaalde bedragen die worden teruggevorderd van een onderhoudsgerechtigde), die tot op heden waren uitgesloten.

Er wordt aan herinnerd dat, behalve wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, de ontvankelijk verklaarde aanvraag tot bemiddeling met betrekking tot een geschil met een ambtenaar van de AAII, een schorsend effect heeft op alle middelen tot tenuitvoerlegging voor maximum 1 maand. Evenwel:

a) behouden de reeds gelegde beslagen hun bewarende werking;

b) behouden de reeds gelegde vereenvoudigde derdenbeslagen en de gemeenrechtelijke derdenbeslagen hun volledige uitwerking;

c) verhindert de aanvraag tot bemiddeling niet:

- het verzenden van de aan de vervolgingen voorafgaande aanmaning tot betaling;

- de aanwending van terug te geven of te betalen sommen op basis van artikel 334 van de programmawet van 27.12.2004;

- het nemen van bewarende of waarborgmaatregelen (bv. gemeenrechtelijke bewarende beslagen, inschrijving van de wettelijke hypotheek, enz.);

- de stuiting van de verjaring door middel van een aangetekende verjaringstuitende aanmaning tot betaling.

4. DE ONDERZOEKSBEVOEGDHEDEN, DE BEWIJSMIDDELEN EN HET BEROEPSGEHEIM VAN DE AMBTENAREN

4.1. De onderzoeksbevoegdheden

De onderzoeksbevoegdheden, waarover de ambtenaren belast met de invordering op heden beschikken inzake IB, btw en niet-fiscale schuldvorderingen, worden overgenomen in het WMGI.

BEDOELDE AMBTENAREN EN TOEPASSINGSVOORWAARDEN

Alle ambtenaren (of alle personeelsleden) van de AAII belast met de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen hebben in regel de bevoegdheid gebruik te maken van onderzoeksbevoegdheden, voor zover dit enkel gebeurt met het doel de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren.

Er wordt in principe geen enkele voorwaarde of aan de onderzoeken voorafgaande machtiging opgelegd inzake de invordering, behalve deze die uitdrukkelijk in de wet zijn voorzien (bv. voor toegang tot het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank van België).

Overeenkomstig het principe van de unieke gegevensinzameling[98] mogen de ambtenaren belast met de invordering evenwel slechts overgaan tot de toepassing van hun onderzoeksbevoegdheden na uitputting van de andere middelen waarover ze beschikken.

Zij moeten dus in eerste instantie verifiëren of de op te zoeken inlichtingen niet reeds voorkomen in een dossier of bestand aangelegd door de AAII of door een andere administratie van de FOD Financiën.

VOORLEGGING VAN BOEKEN EN BESCHEIDEN

De ambtenaren belast met de invordering kunnen de voorlegging van boeken en bescheiden vragen aan de schuldenaar, aan een medeschuldenaar of aan een derde[99].

Als de boeken en bescheiden worden gehouden door middel van een informaticasysteem, moet de aangezochte persoon de op informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm ter inzage voorleggen. Wanneer de gegevens zijn opgeslagen op externe servers (cloud), geldt de verplichting tot mededeling ongeacht of de gegevens zich digitaal in België of in het buitenland bevinden.

De gevraagde boeken en bescheiden dienen toereikend, ter zake dienend, en niet overmatig te zijn en kunnen enkel worden opgevraagd met het oog op het bepalen van de vermogenssituatie van een schuldenaar of medeschuldenaar om de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren.

Onder “boeken en bescheiden” worden verstaan: de geschriften en boekhoudstukken van personen die een boekhouding of ontvangstbewijsboekjes en dagboeken moeten houden, maar ook alle andere documenten op basis waarvan het vermogen van een schuldenaar of medeschuldenaar kan worden bepaald (bv. de rekeningen geopend bij een bankinstelling, de aandeelhouders- en obligatiehoudersregisters, de notariële akten, de huurcontracten, enz.).

De ambtenaren belast met de invordering hebben bovendien eveneens het recht de boeken en bescheiden te behouden wanneer zij menen dat deze ertoe bijdragen de vermogenssituatie van een schuldenaar of medeschuldenaar aan te tonen.

De uitoefening van dit retentierecht is niet van toepassing op de boeken die niet zijn afgesloten, en maakt daarnaast het voorwerp uit van een proces-verbaal, waarvan een afschrift binnen de vijf werkdagen aan de betrokken persoon wordt uitgereikt.

AANVRAGEN TOT MONDELINGE OF SCHRIFTELIJKE INLICHTINGEN

De ambtenaren belast met de invordering kunnen van elke persoon (schuldenaar, medeschuldenaar of derde) vorderen dat deze hem, mondeling of schriftelijk, alle in zijn bezit zijnde toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen meedelen teneinde zijn vermogenssituatie of die van derden te bepalen met het oog op het invorderen van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[100].

Het recht om inlichtingen te vragen, is dus beperkt en mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk.

Voor de aanvragen tot schriftelijke inlichtingen moet de ambtenaar belast met de invordering, in zijn aanvraag, de termijn bepalen waarbinnen de inlichtingen schriftelijk verstrekt moeten worden, rekening houdend met de concrete omstandigheden van elk geval afzonderlijk (de aard en omvang van de gevraagde inlichtingen, de administratieve en boekhoudkundige organisatie van de betrokkenen, de vrijwaring van de rechten van de Schatkist, enz.).

De plicht om inlichtingen te verstrekken, geldt voor iedere natuurlijke of rechtspersoon, ongeacht de hoedanigheid van deze persoon (met inbegrip van de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen) of zijn relatie met de schuldenaar of medeschuldenaar. Het kan dus gaan om een persoon die een handels-, bank- of arbeidsrelatie heeft en dit zowel in de privé als in de beroepssfeer.

OPMERKING:

De verplichting om inlichtingen te verstrekken geldt eveneens voor het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank van België (CAP).

De toegang tot de beschikbare gegevens betreffende een schuldenaar of een medeschuldenaar (nummers van rekeningen en contracten die hij aanhoudt in elke bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling) kan evenwel slechts gebeuren:

- door de ontvanger, met uitsluiting van de andere ambtenaren belast met de invordering;

- mits een machtiging van een ambtenaar met minstens de graad van adviseur-generaal.

Er wordt geen enkele andere beperking opgelegd voor de consultatie van het CAP.

VISITATIERECHT VAN DE BEROEPSLOKALEN EN DE LOKALEN WAAR WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEOEFEND

Iedere natuurlijke of rechtspersoon (schuldenaar, medeschuldenaar of derde) is ertoe gehouden aan de ambtenaren belast met de invordering, voorzien van hun aanstellingsbewijs, vrije toegang te verlenen tot de beroepslokalen of de lokalen waar hij zijn werkzaamheden uitoefent (kantoren, werkhuizen, werkplaatsen, enz.)[101].

Indien het een particuliere woning of bewoonde lokalen betreft, mogen de ambtenaren belast met de invordering er slecht binnentreden van 5 uur ’s morgens tot 9 uur ’s avonds, en dit enkel mits machtiging van de politierechter.

Het gaat niet om een opsporingsrecht of om een huiszoeking, maar enkel om een visitatierecht. De ambtenaren belast met de invordering mogen dus bijvoorbeeld geen gesloten kast openen, noch een beroep doen op een slotenmaker om ze te openen of een afgesloten lokaal binnen te gaan.

Dit visitatierecht, dat enkel mag worden uitgeoefend teneinde de vermogenssituatie van de betrokkene of die van een derde te bepalen met het oog op het invorderen van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, heeft tot doel:

- de aard en de belangrijkheid van de uitgeoefende werkzaamheden en het daarvoor aangestelde personeel, vast te stellen;

- het bestaan, de aard en de hoeveelheid na te zien van de voorraden en voorwerpen van alle aard die er zich bevinden, met inbegrip van de installaties en het rollend materieel;

- de boeken en bescheiden die toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn en die zich in de bezochte lokalen bevinden, te onderzoeken.

PLICHT TOT MEDEWERKING VAN DERDEN UIT DE PUBLIEKE SECTOR

Op vraag van een ambtenaar belast met de invordering, moeten derden uit de publieke sector hem alle akten, stukken en registers en om het even welke bescheiden waarover zij beschikken ter inzage voorleggen en hem alle toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen, afschriften of uittreksels laten nemen of hem verschaffen, die de bedoelde ambtenaar voor de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen nodig acht.[102]

De plicht tot medewerking geldt voor al de bestuursdiensten op elk bestuursniveau (Staat, Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten), met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en rechtbanken, alsook voor de openbare instellingen en inrichtingen.

Echter, wat betreft de documenten in verband met gerechtelijke procedures, kan er slechts een beroep worden gedaan op de plicht tot medewerking na uitdrukkelijke toelating van het openbaar ministerie.

Daarnaast is de plicht tot medewerking, voor wat betreft de individueel verkregen inlichtingen, niet van toepassing op de Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium van de FOD Economie, noch op de Gemeenschappen en Gewesten voor de bevoegdheden die voorheen waren toevertrouwd aan het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand en die aan hen overgedragen werden.

Ten slotte kunnen de vragen om inlichtingen aan derden uit de publieke sector en de mededeling ervan door deze derden eveneens worden gedaan door gegevensuitwisseling in bulk via elektronische weg (bv. tussen 2 servers) tussen de AAII en de derden uit de publieke sector.[103]

Gelet op het feit dat deze gegevensuitwisseling in bulk voldoet aan de voorwaarden die worden opgelegd in de aanbeveling 2020/2 van de gegevensbeschermingsautoriteit, is voor dergelijke gegevensuitwisseling geen protocol vereist. Het betreft in de zin van artikel 20 van de Privacywet met andere woorden een wettelijke uitzondering op de protocolplicht.

RECHT OM DE INLICHTINGEN OF GEGEVENSBANKEN VAN DE FOD FINANCIËN TE CONSULTEREN

De ambtenaren belast met de invordering zijn uitdrukkelijk gemachtigd hen alle in het bezit van de FOD Financiën zijnde toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen – of gegevensbanken - die, rekening houdend met hun functie, dienstig kunnen zijn voor de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, te laten meedelen, deze te consulteren en er zich op te beroepen.[104]

Dit laat aldus de ambtenaren van de andere administraties van de FOD Financiën toe om de in hun bezit zijnde inlichtingen en gegevens mee te delen aan hun collega’s van de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[105].

WAT WANNEER DE BETROKKEN PERSOON HET BEROEPSGEHEIM INROEPT?

Wanneer de persoon die verzocht wordt boeken en bescheiden voor te leggen, inlichtingen te verstrekken of de vrije toegang te verlenen tot de beroepslokalen of de lokalen waar er een werkzaamheid wordt uitgeoefend, het beroepsgeheim inroept, moet de administratie de tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid (bv. de stafhouder van de orde van advocaten) vragen[106].

Deze laatste oordeelt of de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden, of het verzoek tot vrije toegang tot de beroepslokalen of de lokalen waar hij werkzaamheden uitoefent verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim.

GEBRUIK DOOR DE AMBTENAREN VAN EEN ANDERE ADMINISTRATIE VAN DE FOD FINANCIËN VAN DE INLICHTINGEN EN DOCUMENTEN

De onderzoeksbevoegdheden van de ambtenaren belast met de invordering mogen slechts worden uitgeoefend met een specifiek doel, namelijk het vaststellen van de vermogenstoestand van een persoon om de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren.

Niettemin zijn de ambtenaren van de andere administraties van de FOD Financiën gemachtigd om de inlichtingen, stukken, processen-verbaal of akten, die door een ambtenaar belast met de invordering, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst een administratieve dienst, parketten en griffies, administraties, openbare instellingen of inrichtingen, zijn ontdekt of bekomen, aan te wenden om elke verschuldigde som uit hoofde van een belasting op te sporen[107].

4.2. De bewijsmiddelen

BEWIJSKRACHT VAN DE DOCUMENTEN EN DIGITALE GEGEVENS

Zoals dit reeds was voorzien inzake IB, btw en niet-fiscale schuldvorderingen, werd een wettelijke basis voor de geleidelijke afschaffing van het papieren invorderingsdossier ten voordele van de digitale versie ingeschreven in het WMGI.[108]

Aldus hebben de gegevens en de documenten die zijn ontvangen, opgesteld of verzonden in het kader van het WMGI, de fiscale wetten of de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot de niet-fiscale schuldvorderingen en die door de AAII volgens een fotografische, optische, elektronische of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek worden geregistreerd, bewaard of weergegeven, alsook de weergave ervan op een leesbare drager, dezelfde juridische gevolgen en dezelfde bewijskracht als deze verleend aan de papieren gegevens en documenten.

De AAII mag dus, net zoals voor de papieren documenten, de gedigitaliseerde afschriften van de stukken uit het invorderingsdossier van een schuldenaar of medeschuldenaar gebruiken als bewijs bij de invordering van een fiscale of niet-fiscale schuldvordering.

BEWIJS VAN OVERTREDINGEN VAN HET WMGI EN ZIJN UITVOERINGSBESLUITEN

Iedere overtreding of elk misbruik van de bepalingen van het WMGI of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, kan door de ambtenaren belast met de invordering worden bewezen volgens de regels en door alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, uitgezonderd de eed, en door de processen-verbaal opgesteld door de ambtenaren van de FOD Financiën[109].

Het proces-verbaal levert bewijs op zolang het tegendeel niet is bewezen. Het is de schuldenaar of medeschuldenaar die het tegenbewijs moet leveren.

Die bewijskracht strekt zich uit tot alle handelingen die de verbalisanten, ongeacht hun administratie van oorsprong, verklaren gesteld te hebben en tot alle feiten waarvan zij verklaren getuige te zijn geweest. Het gaat inzonderheid om hetgeen ze ontdekt hebben in de hen overgelegde stukken, om de verklaringen die zij afgelegd of ingewonnen hebben en, meer algemeen, om al wat zij gezien, gehoord of anders waargenomen hebben, zolang de vaststellingen binnen het kader van hun opdracht blijven.

4.3. Het beroepsgeheim van de ambtenaren belast met de invordering

Logisch gevolg van hun onderzoeksbevoegdheden is dat de ambtenaren belast met de invordering, op straffe van strafrechtelijke sancties, buiten de uitoefening van hun ambt, verplicht zijn tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan zij wegens de uitvoering van hun opdracht kennis hebben.[110]

Deze plicht tot het beroepsgeheim geldt eveneens voor elke andere persoon die tussenkomt in de toepassing van het WMGI, de fiscale wetten of de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot de niet-fiscale schuldvorderingen, of die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van de AAII.

De ambtenaren belast met de invordering oefenen echter hun ambt uit en zijn dus niet gehouden tot het beroepsgeheim:

- wanneer zij aan administratieve diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van alle rechtscolleges, aan de Gemeenschappen, aan de Gewesten en aan de openbare instellingen of inrichtingen, inlichtingen verstrekken die voor die administratieve diensten, administraties, openbare instellingen of inrichtingen nodig zijn om de uitvoering van de hun opgedragen wettelijke of reglementaire bepalingen te verzekeren. Personen, die deel uitmaken van de diensten aan wie aldus inlichtingen zijn verstrekt, zijn tot dezelfde geheimhouding verplicht en mogen vanzelfsprekend deze inlichtingen niet gebruiken buiten de uitoefening van hun ambt;

- wanneer zij met betrekking tot de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen verschuldigd door een schuldenaar, een vraag om raadpleging, uitleg of mededeling van een medeschuldenaar inwilligen.

Het is dus slechts onder de hiervoor vermelde voorwaarden dat de ambtenaren belast met de invordering aan derden inlichtingen kunnen meedelen met betrekking tot een bepaalde persoon.

5. ADMINISTRATIEVE, STRAFRECHTELIJKE EN BIJZONDERE SANCTIES UITOEFENING VAN DE STRAFVORDERING

5.1. Administratieve geldboeten

Net als hetgeen is voorzien in de fiscale wetboeken, kan iedere overtreding van de bepalingen van het WMGI of van zijn uitvoeringsbesluiten worden bestraft, door de adviseur-generaal van de AAII of door een door hem gemachtigde ambtenaar, met een geldboete van 50 tot 1.250 EUR[111].

Kan aldus bijvoorbeeld worden bestraft, het weigeren om te antwoorden op een vraag tot inlichtingen of vrije toegang te verlenen tot de beroepslokalen.

Voor het vaststellen van het bedrag van de administratieve geldboeten, wordt rekening gehouden met het feit of de overtreding al dan niet toe te schrijven is aan kwade trouw van de betrokkene of aan het opzet de betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te ontduiken, evenals met het al of niet repetitieve karakter van de overtreding.[112]

Opdat een overtreding een repetitief karakter zou hebben, d.w.z. dat eerdere overtredingen in rekening worden gebracht, is vereist:

- dat een overtreding werd bestraft in de loop van de 4 laatste kalenderjaren die voorafgaan aan dat in de loop waarvan de nieuwe overtreding moet worden bestraft;

- dat op het ogenblik waarop de nieuwe overtreding werd begaan, de geldboete waarmee de eerdere overtreding werd bestraft ter kennis werd gebracht van de overtreder.

De schaal van de geldboeten is vastgelegd als volgt:

In geval van niet-betaling wordt de geldboete opgenomen in een innings- en invorderingsregister en ter kennis gebracht van de betrokkene door de verzending van een innings- en invorderingsbericht[113].

In geval van verzoeken tot kwijtschelding of vermindering van deze boeten, beslist de fiscale bemiddelingsdienst over deze verzoeken[114].

5.2. Strafrechtelijke en bijzondere sancties

STRAFRECHTELIJKE SANCTIES

Zoals dit op heden is voorzien zowel inzake de vestiging, de inning als de invordering in de fiscale wetboeken, bestraft het WMGI bepaalde overtredingen strafrechtelijk, maar vanzelfsprekend enkel in verband met de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.

Worden bedoeld[115]:

- alle overtredingen van de bepalingen van het WMGI of van zijn uitvoeringsbesluiten, begaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden;

- de valsheid in geschrifte, het gebruik van valse stukken en het opstellen of gebruiken van valse getuigschriften, gepleegd met de bedoeling om één van de bepalingen van het WMGI of van zijn uitvoeringsbesluiten te overtreden en met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden;

- de valse getuigenis, de valse verklaringen, de verleiding van een getuige, deskundige of tolk, evenals de niet-verschijning of de weigering om te getuigen in het kader van de uitoefening door de ambtenaren belast met de invordering van bepaalde van hun onderzoeksbevoegdheden (vraag tot mededeling van documenten, vraag om inlichtingen en uitoefening van het visitatierecht van de beroepslokalen en de lokalen waar werkzaamheden worden uitgeoefend);

- de schending van het beroepsgeheim waartoe de ambtenaren belast met de invordering en elke andere persoon die tussenkomt in de toepassing van het WMGI, de fiscale wetten of de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot de niet-fiscale schuldvorderingen, of die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van de AAII, gehouden zijn.

Om te vermijden dat een persoon tot een onredelijk zware straf wordt veroordeeld, moet de rechter bij de straftoemeting rekening houden met de verschuldigde administratieve geldboeten[116].

HOOFDELIJKHEID VAN DADERS OF MEDEPLICHTIGEN VAN OVERTREDINGEN

Net als hetgeen op heden is voorzien – zowel inzake de vestiging, de inning als de invordering – inzake IB en btw, voert het WMGI een hoofdelijkheid in van de daders of medeplichtigen van de hierboven opgesomde strafrechtelijke overtredingen inzake de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.[117]

Elke persoon die als dader of medeplichtige van een dergelijke overtreding is veroordeeld, is automatisch en hoofdelijk gehouden tot betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met uitsluiting van de verhogingen, de administratieve en fiscale geldboeten met betrekking tot de fiscale schuldvorderingen, en de op deze verhogingen en geldboeten betrekking hebbende bijbehoren (nalatigheidsinteresten, vervolgingskosten), waarvan de betaling werd ontdoken.

De hoofdelijkheid is aldus van toepassing op de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen in hoofdsom, op de nalatigheidsinteresten met inbegrip van deze die reeds vervallen zijn en op de uitvoeringskosten met betrekking tot de hoofdsom.

Bovendien is de hoofdelijkheid eveneens van toepassing wanneer de feiten die de misdrijven opleveren bewezen verklaard zijn, zonder dat er in het vonnis of het arrest een veroordeling in de strikte zin wordt uitgesproken, en met name in geval van een:

- opschorting van de uitspraak van de veroordeling;

- uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen;

- eenvoudige schuldigverklaring;

- procedure van voorafgaande erkenning van schuld;

- verjaring van de strafvordering.

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN NATUURLIJKE PERSONEN OF RECHTSPERSONEN

De natuurlijke personen of rechtspersonen zijn burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de geldboeten en kosten die het gevolg zijn van de veroordelingen die, in geval van strafrechtelijke overtredingen inzake de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, tegen hun aangestelden of hun bestuurders, zaakvoerders of vereffenaars, in het kader van de uitoefening van hun functies in rechte of in feite, zijn uitgesproken[118].

BIJZONDERE SANCTIES INZAKE DE SPELEN EN WEDDENSCHAPPEN

Zoals reeds is voorzien in het Wetboek van de met de IB gelijkgestelde belastingen, kunnen de overtredingen van de bepalingen van het WMGI of van zijn uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de belasting op de spelen en weddenschappen worden bestraft, zowel met een administratieve geldboete als door[119]:

de verbeurdverklaring van de gelden of effecten bij de spelen of de weddenschappen ingezet, alsmede de gelden of effecten bestemd voor de dienst van de spelen of de weddenschappen in het bezit gevonden van de overtreder;

de sluiting van de inrichting of het verbod om inzetten of weddenschappen aan te nemen voor een duur van 10 tot 30 dagen. Wanneer het gaat om een weigering om de uitoefening van hun onderzoeksbevoegdheden door de ambtenaren belast met de invordering te respecteren of de uitstaande schuld te betalen, wordt de sluiting of het verbod gehandhaafd zolang deze weigering blijft duren.

De sluiting van de inrichting of het verbod inzetten of weddenschappen aan te nemen wordt uitgesproken door de adviseur-generaal van de AAII of zijn gemachtigde en wordt ter kennis gebracht van de bevoegde procureur des Konings, die voor de uitvoering ervan zorgt. De schuldenaar kan deze beslissing aanvechten bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend in kort geding.

Ten slotte wordt een strafrechtelijke sanctie ingevoerd voor degene die een uitgesproken sluiting of verbod schendt[120].

5.3. Uitoefening van de strafvordering

De uitoefening van de strafvordering behoort aan het openbaar ministerie, in de persoon van de procureur des Konings. Zij wordt uitgeoefend in geval van strafrechtelijke overtredingen inzake de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, onder voorbehoud[121]:

dat het openbaar ministerie geen vervolgingen kan instellen indien het kennis heeft gekregen van feiten die, volgens het WMGI en zijn uitvoeringsbesluiten, strafrechtelijk te beteugelen zijn, ten gevolge van een klacht of een aangifte van een ambtenaar van de AAII die geen machtiging had van de adviseur-generaal waarvan hij afhangt;

dat de procureur des Konings het advies kan vragen van de bevoegde adviseur-generaal van de AAII indien hij een vervolging instelt wegens feiten die, volgens het WMGI en zijn uitvoeringsbesluiten, strafrechtelijk te beteugelen zijn;

dat de ambtenaren van de AAII in de loop van de procedure slechts mogen worden gehoord als getuige, d.w.z. dat zij slechts inlichtingen mogen verstrekken met betrekking tot feiten die zij persoonlijk vastgesteld hebben. Deze beperking is evenwel niet van toepassing op bepaalde specifieke ambtenaren (bv. bij het parket gedetacheerde ambtenaren of ambtenaren die ter beschikking zijn gesteld van de federale politie).

III. Wijziging van de fiscale wetboeken en van hun uitvoeringsbesluiten, en van andere fiscale en niet-fiscale bepalingen

1. ALGEMEEN

Alle bepalingen met betrekking tot de vervolgingen in de verschillende betrokken fiscale wetboeken (WIB 92, btw-Wetboek, Wetboek van de met de IB gelijkgestelde belastingen, Wetboek diverse rechten en taksen) en hun uitvoeringsbesluit(en) zijn opgeheven voor zover de inhoud van deze bepalingen voortaan is opgenomen in het WMGI en zijn uitvoeringsbesluit, of niet meer gerechtvaardigd zijn gelet op de nieuwe invorderingsprocedure.

Hetzelfde geldt voor wat betreft de bepalingen met betrekking tot de vervolgingen zelf die zijn opgenomen in de domaniale wet van 22.12.1949 voor de niet-fiscale schuldvorderingen van de Staat of van de Staatsinstellingen.

In de fiscale wetboeken en hun uitvoeringsbesluit(en) wordt voortaan verwezen naar de bepalingen van het WMGI.

Ten slotte zijn bepaalde meer specifieke wijzigingen aangebracht, waarvan de belangrijkste hieronder worden becommentarieerd.

2. INZAKE IB

2.1. Inkohiering van afzonderlijke aanslagen voor feitelijk gescheiden echtgenoten

Zoals hierboven vermeld, worden de afzonderlijke aanslagen gevestigd inzake IB voor feitelijk gescheiden echtgenoten niet meer ingekohierd op naam van beide echtgenoten[122].

Deze afzonderlijke aanslagen worden in de toekomst dus uitsluitend op naam van de belaste echtgenoot ingekohierd.

2.2. Bezwaarrecht van de medeschuldenaar

De bepalingen van het WIB 92 met betrekking tot het bezwaarrecht worden aangepast teneinde er het bezwaarrecht van de medeschuldenaar wie dan ook , tegen de aanslag die lastens hem wordt ingevorderd, formeel in op te nemen[123].

Er wordt aan herinnerd dat volgens het WMGI de verzending aan de medeschuldenaar van een bij de aanmaning tot betaling gevoegd exemplaar van het aanslagbiljet voor hem de termijn voor het bezwaarrecht tegen de gevestigde aanslagen opent.

2.3. Controle op de naleving van de inhoudings- en stortingsverplichtingen door opdrachtgevers en aannemers

In het kader van de maatregel van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de fiscale en niet-fiscale schulden van een aannemer of een onderaannemer, zijn de ambtenaren van de administratie van de FOD Financiën belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen (d.w.z. op dit ogenblik de Algemene Administratie van de Fiscaliteit) uitdrukkelijk bevoegd verklaard om na te gaan of de opdrachtgevers en aannemers de inhoudings- en stortingsverplichtingen naleven[124].

In geval van niet-naleving van deze verplichtingen, kunnen deze ambtenaren een administratieve boete vestigen die wordt ingekohierd op naam van de overtreder[125].

3. INZAKE DIVERSE RECHTEN EN TAKSEN

3.1. Rechten op geschriften

De rechten op geschriften vallen niet onder het toepassingsgebied van het WMGI en hun inning en invordering blijven de bevoegdheid van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, en niet van de AAII.

Bijgevolg worden de bepalingen van het Wetboek diverse rechten en taksen met betrekking tot de invordering (bemiddeling, opmaak en uitvoering van het dwangbevel, voorrecht en hypotheek), die nog slechts de rechten op geschriften betreffen, met uitsluiting van de diverse taksen waarvan de invordering voortaan wordt geregeld door het WMGI, verplaatst naar Boek I van dit wetboek betreffende enkel de rechten op geschriften[126].

3.2. Jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen en jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen

De jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen en de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen, die de laatste diverse taksen zijn die zijn overgebleven in het Wetboek van successierechten en zijn uitvoeringsbesluit, worden overgeheveld naar het Wetboek diverse rechten en taksen en zijn uitvoeringsbesluit[127].

Bij deze gelegenheid werd de tekst van de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot deze twee taksen gemoderniseerd, zijn de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de teruggave van deze taksen ingevoerd en zijn nieuwe modellen van aangiften en verzoek tot teruggave van deze taksen opgemaakt.

3.3. Automatisering van de uitvoerbare titel inzake diverse taksen

Met het doel de uitvoerbare titels voor de invordering van de schuldvorderingen die vallen onder het WMGI te harmoniseren, werd het individuele administratieve dwangbevel inzake diverse taksen, zoals onder meer inzake btw, vervangen door een algemene uitvoerbare titel een ”innings- en invorderingsregister” die automatisch periodiek wordt opgemaakt[128].

Er wordt aan herinnerd dat het administratieve dwangbevel wel blijft bestaan als uitvoerbare titel voor de invordering van de rechten op geschriften, aangezien deze laatste niet vallen onder het toepassingsgebied van het WMGI.

VOORAFGAANDE MEDEDELING VAN DE VERANTWOORDING VAN DE SCHULD INZAKE DIVERSE TAKSEN

Aangezien een innings- en invorderingsregister op geautomatiseerde wijze en met meer beperkte inhoud wordt opgemaakt, moet de administratie aan de schuldenaar, op enigerlei ogenblik maar uiterlijk een maand voor de opname van de schuld inzake diverse taksen in een innings- en invorderingsregister, de verantwoording van deze schuld meedelen.

Deze minimumtermijn van een maand is evenwel niet van toepassing wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen (bv. nakende verjaring, geschokt zijn van het krediet van de schuldenaar, staking van betaling, aanstaand vertrek naar het buitenland, faillissement, enz.). In dat geval moet de verantwoording van de schuld inzake diverse taksen worden medegedeeld uiterlijk op het ogenblik van de opname ervan in een innings- en invorderingsregister.

Wanneer de schuldenaar, natuurlijke persoon, geen gekende woonplaats in België of in het buitenland (meer) heeft, wordt de verantwoording van de schuld inzake diverse taksen verstuurd naar de procureur des Konings te Brussel.

De verantwoording van de schuld kan bovendien, mits de uitdrukkelijke toestemming van de schuldenaar en volgens de door de Koning te bepalen modaliteiten, hem ter kennis worden gebracht op elektronische wijze. In dat geval zal de terbeschikkingstelling op elektronische wijze als rechtsgeldige kennisgeving van de verantwoording van de schuld gelden.

De mededeling van de verantwoording van de schuld inzake diverse taksen gebeurt in het kader van de uitdrukkelijke motivering van het innings- en invorderingsregister en bestaat uit de kennisgeving aan de schuldenaar van de overwegingen in rechte en in feite of nog, het voorwerp en de grondslag van de schuld inzake diverse taksen opgenomen in het innings- en invorderingsregister.

Zoals onder het stelsel van het administratief dwangbevel, kunnen deze overwegingen in rechte en in feite (de verantwoording) van de schuld inzake diverse taksen worden opgenomen in een proces-verbaal, of nog, in elk ander document waarmee de ambtenaren belast met de taks (taxatiediensten) aan de schuldenaars het bestaan van een schuld inzake diverse taksen mededelen.

OPNAME VAN DE SCHULDEN INZAKE DIVERSE TAKSEN IN EEN INNINGS- EN INVORDERINGSREGISTER IN GEVAL VAN NIET-BETALING

In geval van niet-betaling van een schuld inzake diverse taksen, wordt deze voortaan opgenomen in een innings- en invorderingsregister, dat in de plaats van het administratieve dwangbevel de uitvoerbare titel uitmaakt voor de invordering van de schuld inzake diverse taksen en de schuld concretiseert.

In tegenstelling tot het administratieve dwangbevel, dat een individuele uitvoerbare titel is, is het innings- en invorderingsregister evenwel een algemene lijst die periodiek en op een in principe geautomatiseerde wijze wordt opgemaakt en die de schulden inzake diverse taksen van meerdere schuldenaars bevat, zelfs al verhindert niets dat een innings- en invorderingsregister, in bijzondere omstandigheden, slechts één fiscale schuld bevat.

Zelfs al worden de innings- en invorderingsregisters in principe op een geautomatiseerde wijze opgesteld, verbiedt geen enkele wettelijke bepaling dat een dergelijk register, in bijzondere omstandigheden, manueel zou worden opgemaakt.

De schuld inzake diverse taksen wordt opgenomen in een innings- en invorderingsregister op naam van de betrokken schuldenaar. Wanneer deze laatste is overleden, wordt zij er in opgenomen op zijn naam, voorafgegaan door de vermelding “Nalatenschap”[129].

De innings- en invorderingsregisters:

- vermelden onder meer, voor elke erin opgenomen schuldenaar, zijn identificatiegegevens, het bedrag van de schuld inzake diverse taksen, evenals de identificatie van het document dat de verantwoording van de schuld uitmaakt;

- kunnen het voorwerp uitmaken van verbeteringen (verbeterende inning- en invorderingsregisters) indien de in het register opgenomen bedragen moeten worden herzien (bv. in geval van materiële vergissingen bij het opmaken van het innings- en invorderingsregister);

- worden opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door de adviseur-generaal van de administratie belast met de taks (taxatiediensten) of door de door hem gemachtigde ambtenaar.

VERZENDING VAN EEN INNINGS- EN INVORDERINGSBERICHT

Door de toezending van een innings- en invorderingsbericht wordt de schuldenaar geïnformeerd over de opname van zijn schuld inzake diverse taksen in een innings- en invorderingsregister. Dit bericht, toegezonden per gewone post, herneemt onder meer:

- zijn identificatiegegevens;

- het bedrag van zijn schuld, zoals deze is opgenomen in het innings- en invorderingsregister;

- de identificatie van het document dat de verantwoording van de schuld uitmaakt;

- de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister;

- de identificatie van de ambtenaar die het uitvoerbaar heeft verklaard.

In regel wordt eveneens een uitnodiging tot betalen van de verschuldigde sommen bijgevoegd bij het innings- en invorderingsbericht.

Net als de verantwoording van de schuld inzake diverse taksen, kan het innings- en invorderingsbericht, mits het uitdrukkelijk akkoord van de schuldenaar en volgens de door de Koning te bepalen modaliteiten, hem via elektronische weg ter kennis worden gebracht. In dat geval, zal de terbeschikkingstelling op elektronische wijze als rechtsgeldige verzending van het innings- en invorderingsbericht gelden.

4. INZAKE NIET-FISCALE SCHULDVORDERINGEN

Rekening houdend met het feit dat de invordering van de sommen van niet-fiscale aard die aan de Staat of aan de Staatsinstellingen verschuldigd zijn, voortaan geregeld wordt door het WMGI, blijven in de domaniale wet van 22.12.1949 enkel bestaan[130]:

- de algemene bevoegdheid van de AAII om, overeenkomstig het WMGI, de invordering te vervolgen van de niet-fiscale schuldvorderingen van de Staat of de Staatsinstellingen[131];

- de regels betreffende de opmaak van een uitvoerbare titel voor deze schuldvorderingen evenals de manier waarop deze ter kennis wordt gebracht van de schuldenaar;

- de mogelijkheid van de bevoegde adviseur-generaal van de AAII, of een door hem gemachtigde ambtenaar, om, met het oog op de invordering, dadingen te treffen met de schuldenaar ter goeder trouw.

In deze zaken zijn bovendien volgende wijzigingen aangebracht ingevolge de invoering van het WMGI:

4.1. Vervanging van het bijzonder kohier door het innings- en invorderingsregister

Teneinde de uitvoerbare titels voor de invordering van de schuldvorderingen die vallen onder het WMGI te uniformiseren, wordt de niet-fiscale schuldvordering voortaan opgenomen in een innings- en invorderingsregister in geval van niet-betaling, voor zover uiteraard de schuldvordering nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een in kracht van gewijsde gegane beslissing[132].

Het bijzonder kohier is aldus vervangen door het innings- en invorderingsregister, dat ook gebruikt wordt inzake btw en diverse taksen, waarbij de aard en het doel van dit register identiek is aan dat van een bijzonder kohier: het gaat om een algemene uitvoerbare titel die vervolgingen mogelijk maakt en die automatisch periodiek wordt opgemaakt.

De verschuldigde niet-fiscale schuldvordering wordt opgenomen in het innings- en invorderingsregister op naam van de betrokken schuldenaar. Wanneer deze laatste is overleden, wordt zij er in opgenomen op zijn naam, voorafgegaan door de vermelding “Nalatenschap”[133].

Net als het bijzonder kohier:

- vermelden de innings- en invorderingsregisters onder meer voor elke erin opgenomen schuldenaar, zijn identificatiegegevens en het bedrag van de door hem verschuldigde niet-fiscale schuldvordering;

- kunnen de innings- en invorderingsregisters het voorwerp uitmaken van verbeteringen (verbeterende innings- en invorderingsregisters) indien de in het register opgenomen bedragen moeten worden herzien (bv. in geval van materiële vergissingen bij het opmaken van het innings- en invorderingsregister);

- worden de innings- en invorderingsregisters opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door de bevoegde adviseur-generaal van de AAII of door de door hem gemachtigde ambtenaar.

De schuldenaar wordt geïnformeerd over de opname van de verschuldigde niet-fiscale schuldvordering in een innings- en invorderingsregister door de verzending die hem wordt gedaan van een innings- en invorderingsbericht.

Dit bericht, dat hem wordt verzonden per gewone post, herneemt onder meer:

- zijn identificatiegegevens;

- het bedrag van de door hem verschuldigde niet-fiscale schuldvordering, zoals deze is opgenomen in het innings- en invorderingsregister;

- de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister;

- de identificatie van de ambtenaar die het uitvoerbaar heeft verklaard.

In regel wordt eveneens een uitnodiging tot betalen van de verschuldigde sommen bijgevoegd bij het innings- en invorderingsbericht.

Het innings- en invorderingsbericht kan, mits het uitdrukkelijk akkoord van de schuldenaar en volgens de door de Koning te bepalen modaliteiten, hem via elektronische weg ter kennis worden gebracht. In dat geval, zal de terbeschikkingstelling op elektronische wijze als rechtsgeldige verzending van het innings- en invorderingsbericht gelden.

4.2. Afschaffing van de toestemming van de schuldeiser om dadingen aan te gaan met de schuldenaar te goeder trouw

Om met het oog op de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen dadingen aan te gaan met de schuldenaar te goeder trouw, moet de bevoegde adviseur-generaal van de AAII of zijn afgevaardigde niet langer de toestemming van de schuldeiser vragen.[134]

IV. Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Voormelde wet van 13 april 2019 en de andere opeenvolgende wettelijke en reglementaire wijzigingen ingevolge de invoering van het WMGI en dus het WMGI en zijn uitvoeringsbesluiten traden in werking op 1 januari 2020.

Om de rechtszekerheid en de praktische efficiëntie van de reeds door de administratie gestelde akten te verzekeren, zijn het WMGI en zijn uitvoeringsbesluit, evenals de andere wettelijke en reglementaire wijzigingen, evenwel niet van toepassing wanneer er reeds een uitvoerbare titel bestond voor 1 januari 2020.[135] Het gaat om:

de administratieve dwangbevelen inzake btw die ter kennis werden gebracht of werden betekend voor 1.01.2020;

de administratieve dwangbevelen inzake diverse rechten en taksen die betekend werden voor 1.01.2020;

de administratieve dwangbevelen inzake rolrechten die betekend werden voor 1.01.2020;

de administratieve dwangbevelen inzake niet-fiscale schuldvorderingen die ter kennis werden gebracht of werden betekend voor 1.01.2020;

fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen opgenomen in een kohier, een bijzonder kohier of een innings- en invorderingsregister, uitvoerbaar verklaard voor 1.01.2020;

fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, andere dan deze waarvan de inning en de invordering verzekerd zijn in toepassing van de DAVO-wet[136], die het voorwerp hebben uitgemaakt van een in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot hun betaling, voor 1.01.2020.

Met betrekking tot deze uitvoerbare titels en de erin opgenomen schuldvorderingen blijven de vroegere bepalingen inzake de invordering van de fiscale wetboeken en hun uitvoeringsbesluit(en), of van de wetten met betrekking tot de fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen en hun uitvoeringsbesluiten, aldus van toepassing.

Bijvoorbeeld, wanneer een btw-schuld werd opgenomen in een administratief dwangbevel dat ter kennis werd gebracht of werd betekend voor 1.01.2020 of in een voor deze datum uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister, genieten enkel de belasting, de interesten en de kosten van het algemeen voorrecht van de Schatkist en zijn zij gewaarborgd door de wettelijke hypotheek van de Schatkist, met uitsluiting aldus van de geldboeten en de interesten en kosten die betrekking hebben op deze geldboeten.[137]

OPMERKING:

Voor de alimentatievorderingen is het WMGI (en het uitvoeringsbesluit) van toepassing vanaf 1 juni 2020.[138]

Het WMGI is echter niet van toepassing wanneer er reeds een uitvoerbare titel bestond (administratief dwangbevel of innings- en invorderingsregister) vóór deze datum. In dat geval blijven de vroegere invorderingsbepalingen van de DAVO-wet van toepassing.

Aard van de overtredingen

Bedrag van de geldboete

  1. Overtreding ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de schuldenaar of medeschuldenaar:

Nihil

  1. Overtreding niet toe te schrijven aan kwade trouw of aan het opzet de betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te ontduiken:

- 1ste overtreding :

50 EUR

- 2e overtreding:

125 EUR

- 3e overtreding:

250 EUR

- 4e overtreding:

625 EUR

- Volgende overtredingen:

1.250 EUR

  1. Overtreding toe te schrijven aan kwade trouw of aan het opzet de betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te ontduiken:

1.250 EUR


[1] Wet van 13 april 2019 tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 30.04.2019.

[2] Koninklijk besluit van 20.12.2019 houdende uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 24.12.2019.

[3] Koninklijk besluit van 9.12.2019 tot wijziging of opheffing van diverse uitvoeringsbesluiten als gevolg van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 16.12.2019; koninklijk besluit van 1.10.2019 tot uitvoering van artikel 3 van de domaniale wet van 22.12.1949 met betrekking tot de opmaak van de innings- en invorderingsregisters, BS van 24.10.2019; koninklijk besluit van 22.06..2020 tot uitvoering van de artikelen 93ter tot 93quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de artikelen 412bis, 433 tot 435 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de artikelen 35 tot 37, 43 tot 45 en 47 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en de artikelen 157 tot 159 en 161 van de programmawet (i) van 29 maart 2012, inzake het e-notariaat , BS van 26.06.2020; ministerieel besluit van 16.07.2019 tot aanduiding van de ambtenaren die in de functie van adviseur-generaal zitting hebben in de beroepscommissie zoals bedoeld in artikel 66, § 2, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en dat aan die beroepscommissie de machtiging geeft om op te treden als beroepscommissie zoals bedoeld in artikel 84octies, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en als beroepscommissie zoals bedoeld in artikel 413quinquies, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, BS van 2.08.2019.

[4] Wet van 7.02.2021 houdende diverse wijzigingen aan het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, aan het Wetboek der successierechten, aan het Wetboek diverse rechten en taksen en aan de hypotheekwet van 16 december 1851, alsook aan het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 19.02.2021.

[5] Wet van 20.12.2021 tot invoering van diverse bepalingen inzake de invordering en tot aanpassing van bepalingen ten gevolge van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 28.12.2021.

[6] Wet van 28.12.2023 houdende diverse fiscale bepalingen, BS van 29.12.2023.

[7] Art. 1 en 2, § 1, 7° en 8°, WMGI. Wanneer het WMGI, in zijn bepalingen, gebruik maakt van de termen “fiscale schuldvorderingen” of “niet-fiscale schuldvorderingen” zonder een onderscheid te maken in de onderdelen ervan, bedoelt het de schuldvorderingen in hun geheel, d.w.z. in hoofdsom, verhogingen, administratieve of fiscale geldboeten, en bijbehoren.

[8] Zie art. 14, wet van 21.02.2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën (zoals gewijzigd door de wet van 9.07.2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS van 17.07.2020).

[9] Zie art. 73, WMGI.

[10] Art. 1, derde lid, WMGI.

[11] Art. 1, vierde lid, WMGI.

[12] Strafwetboek, Wetboek van Strafvordering of algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken vastgesteld door het koninklijk besluit van 28.12.1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.

[13] Art. 3, WMGI.

[14] Art. 154 tot 156, Programmawet (I) van 29.03.2012.

[15] Art. 4, WMGI.

[16] Art. 5, eerste lid, WMGI.

[17] Art. 5, tweede lid, WMGI.

[18] Art. 6, § 1, WMGI.

[19] Art. 7, WMGI.

[20] Art. 2, § 1, 5° en 6°, WMGI.

[21] De werkelijke schuldenaar van de onroerende voorheffing – zelfs indien hij niet in het kohier vermeld staat – verkrijgt eveneens de hoedanigheid van schuldenaar vanaf het ogenblik dat de eigendomsovergang aangetoond werd door de vroegere houder van het recht op het onroerend goed of vastgesteld werd door elke met de invordering belaste ambtenaar (zie art. 11, tweede lid, WMGI).

[22] Art. 393, § 1, 393bis, 394, 395, 396 en 397, 399ter en 399quater, (oud) WIB 92.

[23] Art. 8, WMGI.

[24] Art. 9, WMGI. Er wordt opgemerkt dat de afzonderlijke aanslagen gevestigd inzake inkomstenbelastingen voor feitelijk gescheiden echtgenoten niet meer ingekohierd worden op naam van beide echtgenoten (zie infra).

[25] Art. 10, WMGI. De wettelijk samenwonende is gelijkgesteld met een echtgenoot (art. 2, § 1, 4°, WMGI).

[26] Art. 11, WMGI.

[27] Art. 12/1, WMGI (zoals ingevoegd door de wet van 20.12.2021 tot invoering van diverse bepalingen inzake de invordering en tot aanpassing van bepalingen ten gevolge van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 28.12.2021).

[28] Art. 12/2, WMGI (zoals ingevoegd door de wet van 20.12.2021 tot invoering van diverse bepalingen inzake de invordering en tot aanpassing van bepalingen ten gevolge van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 28.12.2021).

[29] Art. 13, §§ 1 en 2, WMGI (zoals gewijzigd door de wet van 20.12.2021 tot invoering van diverse bepalingen inzake de invordering en tot aanpassing van bepalingen ten gevolge van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 28.12.2021).

[30] Onder wettelijke of reglementaire oorzaken moet worden verstaan, de wettelijke of reglementaire basis krachtens dewelke de medeschuldenaar gehouden is tot de betaling van het geheel of een gedeelte van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering die verschuldigd is door de schuldenaar, evenals de grondslag van deze schuldvordering.

[31] Art. 13, § 2, derde lid, WMGI; zie eveneens art. 37 tot 43, voormelde wet van 13.04.2019.

[32] Art. 13, § 3, WMGI.

[33] Art. 14, WMGI.

[34] Art. 15 tot 17, WMGI.

[35] Zo bepalen met name de fiscale wetboeken of hun uitvoeringsbesluiten zelf hoe de fiscale schuldvorderingen in bepaalde fasen en/of omstandigheden moeten worden betaald. Voorbeelden: met betrekking tot de btw, voor de betalingen op de postrekening van “Btw-Ontvangsten” Brussel of op de postrekening van “VAT on E-Services”, met betrekking tot de inkomstenbelastingen voor de betaling van de voorafbetalingen of van de niet-ingekohierde roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing, enz..

[36] Zie circulaire nr. 2019/C/61.

[37] Art. 18, WMGI.

[38] Per uitzondering worden, wanneer het verschuldigde bedrag een alimentatievordering is, de betalingen aangerekend in de volgorde vastgelegd in artikel 23 van de DAVO-wet.

[39] Wanneer de kosten betrekking hebben op een alimentatievordering, worden de betalingen eerst aangerekend op de invorderingskosten en dan op de werkingskosten van de Dienst voor alimentatievorderingen (zie art. 23, 1° en 2°, DAVO-wet).

[40] Per uitzondering worden, wanneer de schuldvordering die de bevoegde ambtenaar wenst aan te zuiveren een alimentatievordering is, de betalingen aangerekend in de volgorde vastgelegd in artikel 23, 3° tot 6° van de DAVO-wet.

[41] Art. 19, § 1, WMGI.

[42] Art. 19, § 2, WMGI.

[43] Bijvoorbeeld, inzake alimentatievorderingen dient de rechtsvordering ingesteld te worden bij de beslagrechter (art. 13, § 4, DAVO-wet).

[44] Art. 61 en 62, WMGI.

[45] Art. 60, WMGI.

[46] Zie art. 1413 en 1415, Ger.W.

[47] Art. 20, WMGI.

[48] Art. 21, WMGI.

[49] Dit akkoord mag slechts worden gesloten met derden die gemachtigd zijn gebruik te maken van het identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

[50] Art. 22, WMGI.

[51] Art. 23, § 1, WMGI.

[52] Art. 443bis, § 1, eerste lid en 445, § 1, derde lid, (oud) WIB 92.

[53] Art. 23, § 2, eerste lid, § 3, eerste lid, § 4, eerste lid en § 5, eerste lid, WMGI.

[54] Art. 23, § 2, tweede lid, § 3, tweede lid, § 4, tweede lid en § 5, tweede lid, WMGI.

[55] Art. 24, WMGI.

[56] Art. 25, WMGI.

[57] Art. 27, WMGI.

[58] Art. 28, WMGI.

[59] Art. 19, eerste lid, 3°bis, hypotheekwet.

[60] Art. 29, WMGI.

[61] Art. 31, WMGI (zoals gewijzigd door de wet van 7.02.2021 houdende diverse wijzigingen aan het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, aan het Wetboek der successierechten, aan het Wetboek diverse rechten en taksen en aan de hypotheekwet van 16 december 1851, alsook aan het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 19.02.2021).

[62] Art. 30, eerste en tweede lid, WMGI.

[63] Art. 30, derde lid, WMGI.

[64] Art. 32, WMGI.

[65] Art. 33, WMGI.

[66] Art. 34, § 1, WMGI.

[67] Art. 34, § 2, WMGI.

[68] Art. 26, WMGI.

[69] Ze gebeurt evenwel door een aangetekende zending wanneer geen gebruik kan – of in een eerder stadium kon – worden gemaakt van de elektronische wijze omwille van een geval van overmacht of een technische storing van het elektronische systeem.

[70] Art. 35 tot 41, WMGI. De kennisgeving van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing op de door niet-inwoners gerealiseerde meerwaarden naar aanleiding van een overdracht onder bezwarende titel van onroerende goederen in België of van zakelijke rechten op deze goederen, en de invordering van deze bedrijfsvoorheffing, blijven gebeuren met toepassing van art. 412bis, WIB 92.

[71] Art. 36, eerste lid, WMGI (zoals gewijzigd, ingevolge de wijziging van het begrip werkdag in het Burgerlijk Wetboek, door de wet van 28.12.2023 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 29.12.2023). Deze nieuwe termijn (voorheen 12de werkdag) is van toepassing op de gevallen waarin de notariële berichten bedoeld in artikel 35, § 1 van het WMGI zijn verzonden na 1.01.2024.

[72] Art. 37, § 1, tweede lid, WMGI (zoals gewijzigd, ingevolge de wijziging van het begrip werkdag in het Burgerlijk Wetboek, door de wet van 28.12.2023 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 29.12.2023). Deze nieuwe termijn (voorheen 8ste werkdag) is van toepassing op de gevallen waarin de notariële berichten bedoeld in artikel 35, § 1 van het WMGI zijn verzonden na 1.01.2024.

[73] Art. 37, § 3, eerste lid, WMGI (zoals gewijzigd, ingevolge de wijziging van het begrip werkdag in het Burgerlijk Wetboek, door de wet van 28.12.2023 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 29.12.2023). Deze nieuwe termijn (voorheen 8 werkdagen) is van toepassing op de gevallen waarin de notariële berichten bedoeld in artikel 35, § 1er du CRAF zijn verzonden na 1.01.2024.

[74] Art. 42, WMGI.

[75] Ze gebeurt evenwel door een aangetekende zending wanneer geen gebruik kan– of in een eerder stadium kon – worden gemaakt van de elektronische wijze omwille van een geval van overmacht of een technische storing van het elektronische systeem.

[76] Art. 43 tot 48, WMGI. De artikelen 157 tot 164 van de programmawet (I) van 29.03.2012 hebben in de toekomst dus enkel nog betrekking op de schuldvorderingen die onder de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie vallen (zie art. 131 en 132, voormelde wet van 13.04.2019).

[77] Het gaat om de bevoegde dienst van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

[78] Art. 44, § 1, eerste lid, WMGI (zoals gewijzigd, ingevolge de wijziging van het begrip werkdag in het Burgerlijk Wetboek, door de wet van 28.12.2023 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 29.12.2023), in werking vanaf 8.01.2024. Deze termijn bedroeg voorheen 12 werkdagen.

[79] Art. 49, WMGI.

[80] Art. 49, eerste lid, WMGI (zoals gewijzigd, ingevolge de wijziging van het begrip werkdag in het Burgerlijk Wetboek, door de wet van 28.12.2023 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 29.12.2023), in werking vanaf 8.01.2024. Deze termijn bedroeg voorheen 8 werkdagen.

[81] Art. 50, WMGI.

[82] Art. 51, WMGI (zoals gewijzigd door de wet van 20.12.2021 tot invoering van diverse bepalingen inzake de invordering en tot aanpassing van bepalingen ten gevolge van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 28.12.2021).

[83] Wanneer een insolventieprocedure geopend is, is enkel de insolventierechtbank bevoegd (zie art. 51, § 6, WMGI).

[84] Art. 52, WMGI.

[85] Art. 53 tot 59, WMGI.

[86] Art. 53, eerste lid, 1°, a), WMGI (zoals gewijzigd door de wet van 20.12.2021 tot invoering van diverse bepalingen inzake de invordering en tot aanpassing van bepalingen ten gevolge van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 28.12.2021).

[87] Zoals voorheen worden de schulden waarvoor een correct nageleefd afbetalingsplan bestaat en schulden in de opschorting tijdens de periode van opschorting in het kader van de procedure tot gerechtelijke reorganisatie niet in aanmerking genomen.

[88] Art. 30bis, § 3, en 30ter, § 2, wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

[89] Zie https://financien.belgium.be/nl/ondernemingen/inhoudingsplicht_voor_fod_financien.

[90] Zie https://www.checkinhoudingsplicht.be/.

[91] Art. 54, § 8, WMGI.

[92] Art. 63 tot 69, WMGI.

[93] Zie art. 14, DAVO-wet.

[94] Art. 70, WMGI.

[95] Art. 14, WMGI.

[96] Zie art. 14, DAVO-wet.

[97] Art. 71, WMGI.

[98] “Only Once“-principe; zie wet van 5.05.2014 houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren.

[99] Art. 74, WMGI.

[100] Art. 75, WMGI.

[101] Art. 76, WMGI.

[102] Art. 77, WMGI.

[103] Art. 77, § 3, WMGI (zoals ingevoegd door de wet van 20.12.2021 tot invoering van diverse bepalingen inzake de invordering en tot aanpassing van bepalingen ten gevolge van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 28.12.2021).

[104] Art. 78, WMGI.

[105] Deze mededeling moet gebeuren overeenkomstig artikel 4 van de wet van 3.08.2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten.

[106] Art. 79, WMGI.

[107] Art. 80, WMGI.

[108] Art. 81, WMGI.

[109] Art. 82, WMGI.

[110] Art. 83, WMGI.

[111] Art. 84, WMGI.

[112] Art. 11, koninklijk besluit van 20.12.2019 houdende uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.

[113] Overeenkomstig art. 3, §§ 2 tot 4, domaniale wet van 22.12.1949.

[114] Art. 5, § 2, wet van 29.03.2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst (zoals vervangen door de wet van 28.12.2023 houdende diverse fiscale bepalingen, BS van 29.12.2023).

[115] Art. 85 tot 89, WMGI.

[116] Art. 86/1, WMGI (ingevoerd bij wet van 11.06.2020 tot aanpassing van verscheidene belastingwetboeken aan de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek, BS van 19.06.2020).

[117] Art. 93, § 1, WMGI. Inzake IB en btw betreft de respectievelijk door de art. 458, WIB 92 en 73sexies, WBTW ingevoerde hoofdelijkheid van daders en medeplichtigen, vanaf de datum van de inwerkingtreding van het WMGI, enkel nog de strafrechtelijke overtredingen inzake de vestiging/toepassing en de inning van de IB en de btw, met uitsluiting van de invordering van deze belastingen of taks.

[118] Art. 93, § 2, WMGI.

[119] Art. 90, WMGI.

[120] Art. 91, WMGI.

[121] Art. 94 tot 96, WMGI.

[122] Opheffing van art. 126, § 2, derde lid, WIB 92 (art. 28, voormelde wet van 13.04.2019).

[123] Wijziging van de art. 354, 366, 372, 373, 375, 376, 376ter en 376quinquies, WIB 92 (art. 36 tot 43, voormelde wet van 13.04.2019).

[124] Art. 393, nieuw, WIB 92 (art. 46, voormelde wet van 13.04.2019).

[125] Het bedrag van deze administratieve boete is gelijk aan het dubbele van de niet uitgevoerde stortingen. Deze boete kan worden verminderd onder de voorwaarden vastgelegd in art. 207, nieuw, KB/WIB 92.

[126] Art. 231 tot 234, nieuw, Wetboek diverse rechten en taksen (art. 73 tot 77, voormelde wet van 13.04.2019).

[127] Art. 20120 tot 20137, nieuw, Wetboek diverse rechten en taksen (art. 78 tot 97, voormelde wet van 13.04.2019); art. 240/7duodecies tot 240/7septiesdecies, nieuw, KB van 9/12/2019 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen, BS van 16.12.2019 (art. 7 en 8, koninklijk besluit van 9.12.2019 tot wijziging of opheffing van diverse uitvoeringsbesluiten als gevolg van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS van 16.12.2019).

[128] Art. 20139, nieuw, Wetboek diverse rechten en taksen (art. 100, voormelde wet van 13.04.2019).

[129] Art. 240/14, nieuw, KB van 9.12.2019 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen (art. 13, koninklijk besluit van 9.12.2019 tot wijziging of opheffing van diverse uitvoeringsbesluiten als gevolg van de invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen).

[130] Art. 3 en 4, nieuw, domaniale wet van 22.12.1949 (art. 112 en 113, voormelde wet van 13.04.2019).

[131] De niet-fiscale schuldvorderingen van de gefedereerde entiteiten (Gemeenschappen, Gewesten) en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen kunnen eveneens – op basis van de wet van 18.12.1986 houdende bevoegdverklaring van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen tot invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor rekening van de Gemeenschappen, de Gewesten en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen – worden toevertrouwd aan de AAII.

[132] Art. 3, § 2, nieuw, domaniale wet van 22.12.1949. De door de oorspronkelijke schuldeiser opgemaakte administratieve uitvoerbare titel wordt, omwille van zijn weinig voorkomende gebruik, terzijde geschoven als uitvoerbare titel voor de invordering door de AAII van de niet-fiscale schuldvorderingen van de Staat of de Staatsinstellingen.

[133] Art. 1, koninklijk besluit van 1.10.2019 tot uitvoering van artikel 3 van de domaniale wet van 22.12.1949 met betrekking tot de opmaak van de innings- en invorderingsregisters, BS van 24.10.2019.

[134] Art. 4, nieuw, domaniale wet van 22.12.1949. Dit principe is eveneens van toepassing voor wat betreft de niet-fiscale schuldvorderingen ingevorderd voor rekening van de deelstaten (Gemeenschappen, Gewesten) en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen.

[135] Art. 138, voormelde wet van 13.04.2019.

[136] Dit is niet van toepassing op de schuldvorderingen verschuldigd in het kader van de toepassing van de DAVO-wet, omdat, zelfs al wordt een onderhoudsuitkering toegekend in een rechterlijke beslissing, deze wordt hernomen in een administratief dwangbevel.

[137] Art. 86, oud, WBTW.

[138] Zie wet van 9.07.2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS van 17.07.2020.

Bron: Fisconetplus

Mots clés