De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerd op 18/01/2024 de Circulaire 2024/C/6 over de belastingvermindering en de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van overwerk – tijdelijke verhoging van het aantal fiscaal voordelige overuren met overwerktoeslag.
Deze circulaire bespreekt de tijdelijke verhoging van het aantal uren overwerk met overwerktoeslag die recht geven op een belastingvermindering bij de werknemer en op een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij de werkgever.
Inhoudstafel
II. Belastingvermindering met betrekking tot overwerk dat recht geeft op een overwerktoeslag
B. Inkomstenjaar 2021, aanslagjaar 2022
C. Inkomstenjaar 2025, aanslagjaar 2026
III. Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van overwerk
B. Bezoldigingen betaald of toegekend in 2021
C. Bezoldigingen betaald of toegekend in 2025
V. W 12.12.2021 en W 31.07.2023– gecoördineerde versie van het WIB 92
1. In het kader van de jobsdeal (1) werd, zowel voor de belastingvermindering bij de werknemer als voor de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij de werkgever, het basiscontingent van het aantal overuren met overwerktoeslag voor alle sectoren verhoogd van 130 tot 180 uren voor de jaren 2019 en 2020 (2).
(1) Art. 6 tot en met 8 van de wet van 23.03.2019 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) voor wat betreft de fiscale bepalingen van de jobsdeal (BS 05.04.2019, Ed. 2 - Numac: 2019011564).
(2) Zie in dat verband de circulaire 2019/C/79 van 30.08.2019 over de belastingvermindering en de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van overwerk.
2. De sociale partners, vertegenwoordigd in de Groep van Tien, hebben in het kader van het interprofessioneel akkoord gevraagd om dat aantal fiscaal gunstige overuren opnieuw op te trekken van 130 tot 180 uren voor alle sectoren en dit voor de periode van 01.07.2021 tot en met 30.06.2025 (3).
(3) Art. 18 tot en met 20 van de wet van 12.12.2021 tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2021-2022 (BS 31.12.2021 - Numac: 2021034488) (hierna W 12.12.2021) en art. 6 tot en met 8 van de wet van 31.07.2023 tot uitvoering van het afsprakenkader in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2023-2024 (BS 05.09.2023 - Numac: 2023044881) (hierna W 31.07.2023).
3. Wat deze belastingvermindering bij de werknemer betreft, voorzien de W 12.12.2021 en de W 31.07.2023 een tijdelijke verhoging van het maximum aantal overuren met overwerktoeslag van 130 naar 180 uren.
4. Deze maatregel is van toepassing voor de aanslagjaren 2022, 2023, 2024, 2025 en 2026 en geldt voor alle sectoren behalve de sectoren waarvoor reeds een permanente verhoging bestaat (zie nr. 6).
5. Wat betreft inkomstenjaar 2021, aanslagjaar 2022, gaat die verhoging pas in vanaf 01.07.2021.
Wat betreft inkomstenjaar 2025, aanslagjaar 2026, geldt die verhoging slechts tot en met 30.06.2025.
6. De bestaande verhoging naar 360 uren voor de horecasector blijft bovendien behouden, evenals de permanente verhoging naar 180 uren voor de bouwsector indien de werkgever bij de uitvoering van het werk gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem.
7. De belastingvermindering voor overwerk wordt ook in de bedrijfsvoorheffing verrekend. Voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing wordt dan ook rekening gehouden met de tijdelijke verhoging van het aantal fiscaal voordelige overuren met overwerktoeslag, voor zover uiteraard dat die bijkomende uren overwerk worden gepresteerd in de periode van 01.07.2021 tot en met 30.06.2025 (4).
(4) Zie toepassingsregels 51.2 en 120.2.2 van de bijlage III van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92), zoals vervangen bij KB 19.12.2022 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (BS 30.12.2022, Ed. 2 - Numac: 2022043137), van toepassing op de bezoldigingen die vanaf 01.01.2023 worden betaald of toegekend, en laatst gewijzigd door het KB 30.08.2023 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de vermindering voor overwerk (BS 06.09.2023 - Numac: 2023044412), en toepassingsregels nr. 2.2., A, d), vierde lid, en 2.3, d), vierde lid, bijlage III, KB/WIB 92, zoals ingevoegd door:
- het koninklijk besluit van 17.12.2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de vermindering voor overwerk (BS 28.12.2021 - Numac: 2021022682), van toepassing op de bezoldigingen die tot en met 31.12.2021 worden betaald of toegekend
- het koninklijk besluit van 19.12.2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de vermindering voor overwerk (BS 27.12.2021 - Numac: 2021034369), van toepassing op de bezoldigingen die vanaf 01.01.2022 worden betaald of toegekend.
8. Voor het inkomstenjaar 2021, aanslagjaar 2022, gaat die verhoging pas in vanaf 01.07.2021.
Concreet betekent dit dat het bijkomend contingent van 50 overuren waarvoor een belastingvermindering kan worden verleend, gepresteerd moet worden in de periode van 01.07.2021 tot en met 31.12.2021. Het is de bedoeling dat werknemers in de tweede helft van 2021 bijkomend nog 50 fiscaal gunstige overuren kunnen presteren, ook wanneer ze reeds meer dan 130 overuren zouden gepresteerd hebben in de eerste helft van 2021.
Voorbeelden
9. Wanneer een werknemer (die niet werkt in de horeca of bij een werkgever die werken in onroerende staat verricht en gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem) tijdens de periode van 01.01.2021 tot en met 30.06.2021 150 overuren heeft gepresteerd, zullen er voor die periode slechts 130 van de 150 overuren in aanmerking komen voor de belastingvermindering. In de periode van 01.07.2021 tot en met 31.12.2021 mag de werknemer dan nog bijkomend 50 overuren presteren die recht geven op de belastingvermindering.
Wanneer diezelfde werknemer tijdens de periode van 01.01.2021 tot en met 30.06.2021 daarentegen 100 overuren heeft gepresteerd, dan mag hij in periode van 01.07.2021 tot en met 31.12.2021 nog 80 overuren presteren die recht geven op een belastingvermindering, namelijk nog 30 overuren van het basiscontingent van 130 overuren en 50 overuren van het bijkomend contingent.
10. De belastingvermindering voor overwerk wordt ook in de bedrijfsvoorheffing verrekend. Voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing wordt dan ook rekening gehouden met de tijdelijke verhoging van het aantal fiscaal voordelige overuren met overwerktoeslag, voor zover uiteraard dat die bijkomende uren overwerk worden gepresteerd in de periode van 01.07.2021 tot en met 31.12.2021 (5).
(5) Zie de hiervoor vermelde toepassingsregels nr. 2.2., A, d), vierde lid, en 2.3, d), vierde lid van de bijlage III, KB/WIB 92.
11. Voor het inkomstenjaar 2025, aanslagjaar 2026, geldt die verhoging tot en met 30.06.2025.
Concreet betekent dit dat de werknemer in de periode van 01.01.2025 tot en met 30.06.2025 eerst het basiscontingent van 130 overuren moet presteren alvorens hij voor diezelfde periode aanspraak kan maken op het bijkomend contingent van 50 overuren. Het is dus niet zo dat in de eerste helft van 2025 de overuren eerst worden aangerekend op het bijkomend contingent van 50 overuren en daarna op het basiscontingent van 130 overuren. Het bijkomend contingent van 50 overuren is in 2025 enkel volledig te gebruiken indien in de eerste helft van 2025 minimum 180 overuren zijn gepresteerd, namelijk 130 overuren van het basiscontingent en 50 bijkomende overuren.
Een werknemer die op 30.06.2025 nog geen 130 uren overwerk heeft gepresteerd (en die niet werkt in de horeca of bij een werkgever die werken in onroerende staat verricht en gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem), valt terug op het maximum van 130 overuren voor het volledige jaar.
Voorbeelden
12. Wanneer een werknemer (die niet werkt in de horeca of bij een werkgever die werken in onroerende staat verricht en gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem) tijdens de periode van 01.01.2025 tot en met 30.06.2025 100 overuren heeft gepresteerd, dan mag hij in de periode van 01.07.2025 tot en met 31.12.2025 nog 30 overuren presteren die recht geven op een belastingvermindering.
Een werknemer die op 30.06.2025 al 150 uren overwerk met recht op de belastingvermindering heeft gepresteerd (en die niet werkt in de horeca of bij een werkgever die werken in onroerende staat verricht en gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem), kan geen fiscaal gunstige uren overwerk meer presteren in de tweede helft van 2025.
13. De belastingvermindering voor overwerk wordt ook in de bedrijfsvoorheffing verrekend. Voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing wordt dan ook rekening gehouden met de tijdelijke verhoging van het aantal fiscaal voordelige overuren met overwerktoeslag, voor zover uiteraard dat die bijkomende uren overwerk worden gepresteerd in de periode van 01.01.2025 tot en met 30.06.2025 (6).
(6) Zie de hiervoor vermelde toepassingsregels 51.2 en 120.2.2, bijlage III, KB/WIB 92.
14. De belastingvermindering voor overwerk wordt automatisch berekend op grond van de gegevens vermeld in de aangifte in de inkomstenbelasting, overgenomen van de inkomstenfiches 281.10.
15. Voor de inkomstenjaren 2022, 2023 en 2024 dient de werkgever in vak 18 a) van de fiche 281.10 het totaal aantal werkelijk gepresteerde overuren met recht op een overwerktoeslag als volgt op te nemen:
- de overuren die in aanmerking komen voor de begrenzing tot 180 uren (permanente verhoging bouwsector & tijdelijke verhoging andere sectoren) in code 305
- de overuren die in aanmerking komen voor de begrenzing tot 360 uren (horeca) in code 317.
16. Pro memorie, omdat de tijdelijke verhoging pas inging vanaf 01.07.2021 diende de werkgever, om een correcte berekening mogelijk te maken, in vak 18 a) van de fiche 281.10 voor het inkomstenjaar 2021 het totaal aantal werkelijk gepresteerde overuren met recht op een overwerktoeslag als volgt op te nemen:
- de overuren die in aanmerking komen voor de begrenzing tot 180 uren:
a. in de bouwsector met registratiesysteem: code 305
b. in de andere gevallen:
* gepresteerd tot en met 30.06.2021: code 312,
* gepresteerd vanaf 01.07.2021: code 313
- de overuren die in aanmerking komen voor de begrenzing tot 360 uren (horecasector): code 317.
17. Voor het inkomstenjaar 2025 zal de fiche 281.10 aangepast worden om er rekening mee te houden dat de bijkomende tijdelijke verhoging slechts tot en met 30.06.2025 geldt (zie nr. 11).
18. In vak 18 b) van de fiche 281.10 vermeldt de werkgever:
- het aantal gepresteerde overuren die recht geven op een overwerktoeslag van 20 % en, op de code 233, het totale bruto bedrag dat hiervoor als berekeningsgrondslag heeft gediend
- het aantal gepresteerde overuren die recht geven op een overwerktoeslag van 50 % of 100 % en, op de code 234, het totale bruto bedrag dat hiervoor als berekeningsgrondslag heeft gediend.
19. Het bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten bij de fiche 281.10 –bevat bijkomende richtlijnen om dit vak 18 in te vullen.
20. Wat de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing betreft, voorzien de W 12.12.2021 en de W 31.07.2023 voor de werkgevers eveneens een tijdelijke verhoging van het maximum aantal overuren met overwerktoeslag van 130 naar 180 uren.
21. Deze maatregel is van toepassing op de bezoldigingen die in 2021, 2022, 2023, 2024 en 2025 worden betaald of toegekend en geldt voor de werkgevers uit alle sectoren behalve de sectoren waarvoor reeds een permanente verhoging bestaat (zie nr. 25).
22. Voor de bezoldigingen die in 2021 worden betaald of toegekend, gaat die verhoging pas in vanaf 01.07.2021 (zie ook nummers 26 e.v.).
Voor de bezoldigingen die in 2025 worden betaald of toegekend, geldt die verhoging slechts tot en met 30.06.2025 (zie ook nummers 31 e.v.).
23. Om aanspraak te maken op deze tijdelijke verhoging moet de werkgever voor de maanden of kwartalen waarin deze 50 bijkomende overuren werden betaald een tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing indienen met vermelding van de code 58 (voor overuren met een wettelijke overwerktoeslag van 50 of 100 %) en/of de code 59 (voor overuren met een wettelijke overwerktoeslag van 20 %) (7).
(7) Art. 1 en 2 van het koninklijk besluit van 17.12.2021 tot wijziging van de bijlage IIIbis van het KB/WIB 92 op het stuk van de vrijstelling van doorstorten van bedrijfsvoorheffing als bedoeld in artikel 2751 van het WIB 92 (BS 24.12.2021 – Numac: 2021034399).
Voor de eerste 130 overuren moet de werkgever de codes 44 en/of 45 gebruiken. Bijgevolg mag de werkgever de codes 58 en/of 59 enkel gebruiken om een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de 50 bijkomende overuren te bekomen.
24. Aangezien deze tijdelijke verhoging pas ingaat vanaf 01.07.2021 en geldt tot en met 30.06.2025 is het belangrijk om in de nominatieve lijst bedoeld in punt I van de bijlage IIIter van het KB/WIB 92 goed bij te houden gedurende welke periode van het jaar de werknemer overwerk heeft gepresteerd.
25. De bestaande permanente verhoging naar 360 uren voor de horecasector blijft bovendien behouden, evenals de permanente verhoging naar 180 uren voor de bouwsector indien bij de uitvoering van het werk wordt gebruik gemaakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem.
Om aanspraak te maken op deze permanente verhoging moet de werkgever in zijn tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing, net zoals vroeger, naargelang het geval de code 55 (voor de horecasector) of de codes 51 en/of 52 (voor de bouwsector) vermelden.
Ook hier mag de werkgever deze codes enkel gebruiken om een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor naargelang het geval de 230 bijkomende overuren (voor de horecasector) of de 50 bijkomende overuren (voor de bouwsector) te bekomen.
Voor de eerste 130 overuren blijven de codes 44 en/of 45 in gebruik.
De bijkomende overuren in het kader van de permanente verhoging voor de bouwsector en de bijkomende overuren in het kader van de tijdelijke verhoging voorzien in de W 12.12.2021 en de W 31.07.2023 mogen samen niet meer bedragen dan 50 uren.
26. Voor de bezoldigingen die in 2021 worden betaald of toegekend, gaat die verhoging pas in vanaf 01.07.2021.
Concreet betekent dit dat het bijkomend contingent van 50 overuren waarvoor een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing aan de werkgever kan worden verleend, gepresteerd moet worden in de periode van 01.07.2021 tot en met 31.12.2021. Het is de bedoeling dat werknemers in de tweede helft van 2021 bijkomend nog 50 fiscaal gunstige overuren kunnen presteren, ook wanneer ze reeds meer dan 130 overuren zouden gepresteerd hebben in de eerste helft van 2021.
27. De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing geldt in 2021 enkel voor de eerste 130 uren (indien enkel overwerk gepresteerd vóór 01.07.2021) of de eerste 180 uren (indien overwerk gepresteerd na 01.07.2021) die de werknemer als overwerk heeft gepresteerd. Om te bepalen of het om de eerste 180 overuren in 2021 gaat, tellen de uren overwerk gepresteerd in de eerste helft van 2021 voor maximum 130 uren mee. De werkgevers moeten dus geen rekening houden met de overuren die boven het contingent van 130 uren werden gepresteerd in de eerste helft van 2021 om de eerste 180 overuren in 2021 te bepalen.
Voorbeelden
28. Wanneer een werknemer (die niet werkt in de horeca of bij een werkgever die werken in onroerende staat verricht en gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem) tijdens de periode van 01.01.2021 tot en met 30.06.2021 150 overuren heeft gepresteerd, zullen er voor die periode slechts 130 van de 150 overuren in aanmerking komen voor de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij de werkgever.
De werkgever gebruikt voor de maanden of kwartalen waarin deze eerste 130 overuren werden betaald de codes 44/45 in de tweede aangiften in de bedrijfsvoorheffing.
In de periode van 01.07.2021 tot en met 31.12.2021 mag de werknemer dan nog bijkomend 50 overuren presteren die recht geven op de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. De werkgever gebruikt voor de maanden of kwartalen waarin deze 50 bijkomende overuren werden betaald de codes 58/59 in de tweede aangiften in de bedrijfsvoorheffing.
29. Wanneer diezelfde werknemer tijdens de periode van 01.01.2021 tot en met 30.06.2021 daarentegen 100 overuren heeft gepresteerd, dan mag hij in periode van 01.07.2021 tot en met 31.12.2021 nog 80 overuren presteren die recht geven op de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij de werkgever, namelijk nog 30 overuren van het basiscontingent van 130 overuren en 50 overuren van het bijkomend contingent.
De werkgever gebruikt voor de maanden of kwartalen waarin deze eerste 130 overuren, nl. de 100 overuren gepresteerd vóór 01.07.2021 en de 30 overuren gepresteerd na 01.07.2021, werden betaald de codes 44/45 in de tweede aangiften in de bedrijfsvoorheffing.
Voor de maanden of kwartalen waarin deze 50 bijkomende overuren werden betaald, gebruikt hij de codes 58/59 in de tweede aangiften in de bedrijfsvoorheffing.
30. Een werknemer presteert in 2021 de volgende overuren met overwerktoeslag:
- in de maanden januari, februari en september 2021: telkens 20 overuren in de bouwsector op een werf met elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem
- in de maanden maart en mei 2021: telkens 30 overuren in de bouwsector op een werf zonder elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem
- in de maand april 2021: 30 overuren in de bouwsector waarvan de helft op een werf met elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem
- in de maanden juni, juli en augustus 2021: telkens 20 overuren in de bouwsector waarvan de helft op een werf met elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem
- in oktober 2021: 20 overuren in de bouwsector op een werf zonder elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem
- in november 2021: 10 overuren in de bouwsector op een werf met elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem.
In totaal maakt dit 240 overuren waarvan 115 overuren op een werf met elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem. Alle overuren worden betaald in de maand van prestatie.
De werkgever is een maandaangever en kan in 2021 slechts voor de eerste 180 overuren de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bekomen. Hiervoor moet hij voor de onderstaande maanden tweede aangiften in de bedrijfsvoorheffing indienen met vermelding van:
- voor de maanden januari tot en met mei 2021: de codes 44/45 voor alle in die maanden gepresteerde overuren (omdat het hier de eerste 130 overuren betreft)
- voor de maand juni 2021: de codes 51/52 enkel voor de 10 overuren op werven met elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem (en dus geen vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de 10 overuren op werven zonder elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem)
- voor de maand juli 2021: de codes 51/52 voor de 10 overuren op werven met elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem en de codes 58/59 voor de 10 overuren op werven zonder elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem
- voor de maand augustus 2021: de codes 51/52 voor de 10 overuren op werven met elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem en de codes 58/59 voor de 10 overuren op werven zonder elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem.
In totaal heeft de werkgever nu voor 50 overuren een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing gevraagd met de codes 51/52 en de codes 58/59. Bijgevolg kan er geen vrijstelling meer worden verleend voor het overwerk gepresteerd in de maanden september tot en met november 2021. Het maximum van 180 fiscaal gunstige overuren voor 2021 is immers al bereikt.
31. Voor de bezoldigingen die in 2025 worden betaald of toegekend, geldt die verhoging slechts tot en met 30.06.2025.
Concreet betekent dit dat een werkgever in 2025 slechts aanspraak kan maken op de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor het bijkomend contingent van 50 overuren voor zover dat zowel het basiscontingent van 130 overuren als het bijkomend contingent van 50 overuren gepresteerd is in de periode van 01.01.2025 tot en met 30.06.2025.
Het is dus niet zo dat in de eerste helft van 2025 de overuren eerst worden aangerekend op het bijkomend contingent van 50 overuren en daarna op het basiscontingent van 130 overuren.
32. Voor een werknemer die op 30.06.2025 nog geen 130 uren overwerk heeft gepresteerd (en die niet werkt in de horeca of bij een werkgever die werken in onroerende staat verricht en gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem), kan de werkgever voor 2025 slechts een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor maximum 130 overuren bekomen.
33. De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing geldt in 2025 enkel voor de eerste 180 uren (indien overwerk gepresteerd vóór 01.07.2025) of de eerste 130 uren (indien enkel overwerk gepresteerd vanaf 01.07.2025) die de werknemer als overwerk heeft gepresteerd.
Voorbeelden
34. Een werknemer (die niet werkt in de horeca of bij een werkgever die werken in onroerende staat verricht en gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem) heeft tijdens de periode van 01.01.2025 tot en met 30.06.2025 100 overuren gepresteerd.
Deze werknemer mag in de periode van 01.07.2025 tot en met 31.12.2025 nog 30 overuren presteren die recht geven op een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij de werkgever.
De werkgever gebruikt voor de maanden of kwartalen waarin deze eerste 130 overuren, nl. de 100 overuren gepresteerd vóór 01.07.2025 en de 30 overuren gepresteerd vanaf 01.07.2025, werden betaald de codes 44/45 in de tweede aangiften in de bedrijfsvoorheffing.
35. Een werknemer (die niet werkt in de horeca of bij een werkgever die werken in onroerende staat verricht en gebruik maakt van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem) heeft tijdens de periode van 01.01.2025 tot en met 30.06.2025 150 uren overwerk met recht op de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij de werkgever gepresteerd.
Deze werknemer kan geen fiscaal gunstige uren overwerk meer presteren in de tweede helft van 2025.
De werkgever gebruikt voor de maanden of kwartalen waarin de eerste 130 overuren werden betaald de codes 44/45 in de tweede aangiften in de bedrijfsvoorheffing. Voor de maanden of kwartalen waarin de 20 bijkomende overuren werden betaald, gebruikt hij de codes 58/59 in de tweede aangiften in de bedrijfsvoorheffing.
36. De wijzigingen aan art. 154bis en 2751, WIB 92, ingevolge de W 12.12.2021 hebben uitwerking met ingang van 01.07.2021 (art. 20, W 12.12.2021).
De wijzigingen aan dezelfde art. ingevolge de W 31.07.2023 treden in werking op 01.07.2023 en zijn van toepassing op de bezoldigingen die vanaf die datum worden betaald of toegekend (art. 8, W 31.07.2023).
37. De gecoördineerde versie van art. 154bis, WIB 92, met de wijzigingen door art. 18, W 12.12.2021 en art. 6, W 31.07.2023 aangeduid in vet, luidt als volgt (8):
(8) De wijzigingen aan art. 154bis, WIB 92 door de programmawet van 27.12.2021 (BS 31.12.2021 – Numac: 2021043625) en waarvan de inwerkingtreding door de koning zal worden vastgesteld op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie en die van toepassing is op het overwerk dat vanaf die datum wordt gepresteerd, worden niet besproken in deze circulaire.
Er wordt een belastingvermindering verleend aan de werknemers die gedurende het belastbare tijdperk overwerk hebben gepresteerd dat, overeenkomstig artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren, recht geeft op een overwerktoeslag en die:
- hetzij onderworpen zijn aan de arbeidswet van 16 maart 1971 en die tewerkgesteld zijn door een werkgever onderworpen aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités
- hetzij als de contractuele of statutaire werknemers tewerkgesteld zijn door één van de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus, de naamloze vennootschap van publiek recht bpost, de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel
- hetzij als de contractuele of statutaire werknemers tewerkgesteld zijn door de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail.
De belastingvermindering is gelijk aan 24,75 % van het totaal van de berekeningsgrondslagen voor de overwerktoeslag betreffende de uren die de werknemer tijdens het belastbare tijdperk als overwerk heeft gepresteerd. Indien meer dan 130 uren als overwerk zijn gepresteerd, wordt dat totaal slechts in aanmerking genomen ten belope van een deel dat wordt bepaald door de verhouding tussen, eensdeels, 130 uren en, anderdeels, het totaal van de uren die als overwerk zijn gepresteerd.
Het in het tweede lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt opgetrokken tot 180 uren Het in het tweede lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt eveneens opgetrokken tot 180 uren voor het aanslagjaar 2022 voor zover dat die bijkomende 50 uren overwerk worden gepresteerd in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 en voor het aanslagjaar 2026 voor zover zowel het basiscontingent van 130 uren als die bijkomende 50 uren overwerk worden gepresteerd in de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025.
Het in het tweede lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt opgetrokken tot 180 uren voor de werknemers tewerkgesteld bij werkgevers die werken in onroerende staat verrichten op voorwaarde dat zij gebruik maken van een in hoofdstuk V, afdeling 4, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk bedoeld elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem.
Het in het tweede lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt opgetrokken tot 360 uren voor de werknemers tewerkgesteld bij werkgevers die ressorteren onder het paritair comité voor het hotelbedrijf of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf.
De koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, het in het tweede lid bedoelde percentage verhogen tot maximaal:
- 66,81 %. voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke overwerktoeslag van 20 %. van toepassing is
- 57,75 %. voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke overwerktoeslag van 50 of 100 %. van toepassing is.
De koning zal bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers, onmiddellijk indien ze in zitting is, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een ontwerp van wet indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van het zesde lid genomen besluiten. Deze besluiten houden op uitwerking te hebben indien ze niet bij wet zijn bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. De bekrachtiging heeft uitwerking vanaf die datum. Bij gebreke van deze bekrachtiging binnen de voormelde termijn worden de besluiten geacht nooit uitwerking te hebben gehad.
De belastingvermindering mag evenwel niet meer bedragen dan de belasting Staat met betrekking tot het netto bedrag van de in artikel 30, 1°, bedoelde bezoldigingen die overeenkomstig artikel 130 zijn belast, andere dan de vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen.
De belastingvermindering is niet van toepassing op het overwerk:
a. dat in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, 30°
b. waarvoor de belasting op de bezoldiging die erop betrekking heeft, wordt verminderd bij toepassing van de artikelen 155 of 156.
38. De gecoördineerde versie van art. 2751, WIB 92, met de wijzigingen door art. 19, W 12.12.2021 en art. 7, W 31.07.2023 aangeduid in vet, luidt als volgt (9):
(9) De wijzigingen aan art. 2751, WIB 92 door de programmawet van 27.12.2021 (BS 31.12.2021 – Numac: 2021043625) en waarvan de inwerkingtreding door de koning zal worden vastgesteld op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie en die van toepassing is op het overwerk dat vanaf die datum wordt gepresteerd, en door de wet van 28.03.2022 houdende verlaging van lasten op arbeid (BS 31.03.2022 – Numac: 2022031434) met inwerkingtreding op 10.04.2022 worden niet besproken in deze circulaire.
De in het tweede lid omschreven werkgevers die bezoldigingen betalen of toekennen die betrekking hebben op door de werknemer gepresteerd overwerk, en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op die bezoldigingen, worden ervan vrijgesteld een deel van de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de belastbare bezoldigingen waarin de bezoldigingen zijn begrepen die betrekking hebben op door de werknemer gepresteerd overwerk dat, overeenkomstig artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren, recht geeft op een wettelijke overwerktoeslag, in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op:
- werkgevers onderworpen aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités wat de werknemers betreft die zijn onderworpen aan de arbeidswet van 16 maart 1971 en die vallen onder categorie 1 zoals bedoeld in artikel 330 van de programmawet van 24 december 2002
- de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van in het eerste streepje bedoelde ondernemingen voorzover de uitzendkrachten worden tewerkgesteld in de functie van een werknemer van categorie 1 en voorzover zij overwerk presteren
- de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost
- de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van het door haar ter beschikking gesteld personeel aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.
De niet te storten bedrijfsvoorheffing bedraagt 24,75 % van het bruto bedrag van de bezoldigingen dat als berekeningsgrondslag heeft gediend voor de berekening van de overwerktoeslag.
De koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, het in het derde lid bedoelde percentage verhogen tot maximaal:
- 32,19 % voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke overwerktoeslag van 20 % van toepassing is
- 41,25 % voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke overwerktoeslag van 50 of 100 % van toepassing is.
De koning zal bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers, onmiddellijk indien ze in zitting is, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een wetsontwerp indienen tot bekrachtiging van de in uitvoering van het vorige lid genomen besluiten. Deze besluiten worden geacht geen uitwerking te hebben gehad indien ze niet bij wet zijn bekrachtigd binnen de 12 maanden na de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
De vrijstelling geldt per jaar en per werknemer slechts voor de eerste 130 uren die hij als overwerk presteert.
Het in het zesde lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt opgetrokken tot 180 uren voor de bezoldigingen die vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 en vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024 worden betaald of toegekend. Het in het zesde lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt eveneens opgetrokken tot 180 uren voor de bezoldigingen die in 2021 worden betaald of toegekend voor zover dat die bijkomende 50 uren overwerk worden gepresteerd in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 en voor de bezoldigingen die in 2025 worden betaald of toegekend, voor zover dat zowel het basiscontingent van 130 uren als die bijkomende 50 uren overwerk in de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025 worden gepresteerd. Om te bepalen of het om de eerste 180 uren gaat die als overwerk worden gepresteerd in 2021, worden voor de uren overwerk gepresteerd in de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2021 voor maximum 130 uren in rekening gebracht.
Het in het zesde lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt opgetrokken tot 180 uren voor de werkgevers die werken in onroerende staat verrichten op voorwaarde dat zij gebruik maken van een in hoofdstuk V, afdeling 4, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk bedoeld elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem.
Het in het zesde lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt opgetrokken tot 360 uren voor de werkgevers die ressorteren onder het paritair comité voor het hotelbedrijf of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf.
Om de in het eerste lid bedoelde vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de werkgever, ter gelegenheid van zijn aangifte in de bedrijfsvoorheffing, het bewijs leveren dat de werknemers in hoofde van wie de vrijstelling wordt gevraagd overwerk hebben gepresteerd dat overeenkomstig het eerste lid recht geeft op een wettelijke overwerktoeslag tijdens de periode waarop die aangifte betrekking heeft. De koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het leveren van dit bewijs.
De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing is niet van toepassing op het overwerk dat in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, 30°.
- Art. 18 tot en met 20 van de wet van 12.12.2021 tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2021-2022 (BS 31.12.2021 - Numac: 2021034488)
- Art. 6 tot en met 8 van de wet van 31.07.2023 tot uitvoering van het afsprakenkader in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2023-2024 (BS 05.09.2023 - Numac: 2023044881)
- Art. 154bis, derde en zevende lid, WIB 92
- Art. 2751, zevende en twaalfde lid, WIB 92
- Koninklijk besluit van 17.12.2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de vermindering voor overwerk (BS 28.12.2021 - Numac: 2021022682)
- Koninklijk besluit van 17.12.2021 tot wijziging van de bijlage IIIbis van het KB/WIB 92 op het stuk van de vrijstelling van doorstorten van bedrijfsvoorheffing als bedoeld in artikel 2751 van het WIB 92 (BS 24.12.2021 - Numac: 2021034399)
- Koninklijk besluit van 19.12.2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de vermindering voor overwerk (BS 27.12.2021 - Numac: 2021034369)
- Koninklijk besluit van 19.12.2022 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (BS 30.12.2022, Ed. 2 - Numac: 2022043137)
- Koninklijk besluit van 30.08.2023 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de vermindering voor overwerk (BS 06.09.2023 - Numac: 2023044412)
Interne ref.: 732.983
Bron: Fisconetplus