Een schenking is op burgerlijk en fiscaal vlak een goed middel voor vermogensplanning. In het kader van een schenking kunnen in de overeenkomst verschillende modaliteiten voorzien worden om de schenker en het geschonken vermogen te beschermen. Met het oog daarop moet zeker een beding van conventionele terugkeer in overweging worden genomen.
Het conventionele recht van terugkeer is een ontbindende voorwaarde van de schenkingsovereenkomst. Concreet stipuleert de schenker dat, als de begiftigde (al dan niet met nakomelingschap) vóór hem overlijdt, de gedane schenking wordt geannuleerd en het voorwerp van de schenking terugkeert naar het vermogen van de schenker.
De terugkeer van het geschonken goed in het erfgoed van de schenker is niet belastbaar. Door de annulering van de schenking wordt aangenomen dat het geschonken goed nooit deel heeft uitgemaakt van het vermogen van de begiftigde en dat daardoor ook geen successierechten verschuldigd zijn. De belastingadministratie erkende de doeltreffendheid van dit beding en nam het op in de lijst met rechtshandelingen die niet als fiscaal misbruik worden beschouwd.
Het beding van recht op terugkeer biedt bovendien het voordeel dat de ouders-schenkers die het geschonken goed terugkrijgen, dit goed eventueel opnieuw kunnen schenken, bijvoorbeeld aan de broers en zussen van de overledene of aan de kinderen van de overledene (kleinkinderen van de schenkers); zij blijven dan genieten van de fiscaal voordelige overdrachtsregels voor schenkingen.
Het conventionele recht van terugkeer verschilt van het wettelijke recht van terugkeer, dat van rechtswege geldt maar een beperkter toepassingsgebied heeft. Het wettelijke recht van terugkeer komt maar ten goede van de ouder-schenker als de begiftigde zonder nazaten eerder overlijdt, terwijl het conventionele recht van terugkeer ten gunste van de ouder-schenker ingeroepen kan worden, ofwel als alleen de begiftigde overlijdt, ofwel als de begiftigde en zijn nazaten overlijden.
Het wettelijke recht van terugkeer is bovendien een kwetsbaar recht, aangezien het in principe alleen ingeroepen kan worden als de begiftigde het goed in natura in zijn vermogen heeft gehouden. Daarentegen zal een beding van conventioneel recht van terugkeer, gecombineerd met een beding van indeplaatsstelling, doorgaans bepalen dat het recht van terugkeer betrekking kan hebben op het geschonken goed als dusdanig of op alle goederen die ervoor in de plaats werden gesteld of die ter vervanging of hergebruik ervan zouden dienen. In dat geval moet er met de verschillende, financiële of andere, bemiddelaars voor gezorgd worden dat getraceerd kan worden hoe de geschonken activa en de verrichtingen daarmee geëvolueerd zijn, om gemakkelijk te kunnen nagaan waarop het recht van terugkeer betrekking heeft, mocht het nodig zijn om dit in te roepen.
Een concreet voorbeeld: ouders geven een som geld aan hun dochter, die het daarna investeert in een gevarieerde effectenportefeuille. Vijf jaar na de schenking overlijdt de dochter en zij laat één minderjarig kind na. Dankzij het conventionele recht van terugkeer kunnen de ouders zonder belastingen te betalen, de portefeuille terugkrijgen, die de plaats heeft ingenomen van de som geld die ze oorspronkelijk hadden geschonken. Het minderjarige kind moet dan geen successierechten betalen op de portefeuille en zijn grootouders kunnen hem later, voor een beperkte fiscale kostprijs of zelfs zonder kosten, aan het kind schenken.
Het terugkeerbeding kan zo opgesteld worden dat de terugkeer niet automatisch toegepast wordt, wat de schenker de mogelijkheid biedt om al dan niet van dit recht gebruik te maken, afhankelijk van de gezins- en belastingsituatie van de begiftigde op de dag van diens overlijden.
Hierbij moet wel gelet worden op de omschrijving van deze “mogelijkheid” in het Vlaamse Gewest, waar de belastingadministratie oordeelt dat: “het registratierecht op de verkoop is het gevolg van een optioneel beding van conventionele terugkeer betreffende een onroerend goed. In dat geval is het wenselijk om bij het opstellen van het beding te voorzien dat het recht van terugkeer automatisch wordt toegepast of dat het recht van terugkeer, als het optioneel is, niet op het onroerend goed als dusdanig betrekking heeft, maar wel op een schuldvordering van vergelijkbare waarde.
Een levensverzekering die een begiftigde afsluit door middel van geschonken fondsen, kan dienen om de effectiviteit van het conventionele recht van terugkeer ten gunste van de schenker, te waarborgen. In dat geval moet de schenker als eerste begunstigde van de overeenkomst worden aangewezen, in uitvoering van het recht van terugkeer. Indien de begiftigde, die de verzekerde inschrijver is van de verzekeringsovereenkomst, eerst overlijdt, vervalt de overeenkomst en betaalt de verzekeringsmaatschappij het verzekerde kapitaal aan de schenker, in uitvoering van het recht van terugkeer. Opdat in dat geval voor de uitkering bij overlijden geen successierechten betaald hoeven te worden, moet echter aan een aantal door de belastingadministratie opgelegde voorwaarden voldaan zijn.
De toevoeging van een beding van terugkeer is bijzonder belangrijk in de huidige algemene context met een almaar stijgende levensverwachting. Door toedoen van dit beding heeft de ouder-schenker de zekerheid dat hij, zonder successierechten, het goed terugkrijgt dat hij soms vele jaren eerder aan zijn kind heeft geschonken, indien dit kind vóór hem overlijdt. Indien van toepassing kan de schenker voor het teruggekregen goed opnieuw een vermogensoverdracht in overweging nemen, volgens zijn wens en afhankelijk van de gezins- en economische situatie van het ogenblik.