De regering heeft via de bijzondere volmachten een aantal maatregelen aangekondigd om het dagelijkse leven in dit Corona-tijdperk te vereenvoudigen. Ook het vennootschapsrecht wordt daarbij niet over het hoofd gezien. Het gaat over louter formele maatregelen en dat valt te betreuren. Zo kan de raad van bestuur beslissen dat de algemene vergadering vanop afstand dient plaats te vinden of mag de algemene vergadering worden uitgesteld tot de toestand is “genormaliseerd”. Het valt binnen de lijn der verwachting dat er massaal zal geopteerd worden voor het tweede. Net daar zit toch wel een stevige adder onder het gras.
Zo zullen in de gloednieuwe BV de bestuurders voortdurend de liquiditeitsstromen moeten monitoren. Indien blijkt dat dat de vennootschap over de komende 12 maanden de schulden niet kan aflossen, dan moeten zij ingrijpen. Dit is de nieuwe alarmbelprocedure. Concreet moeten de bestuurders het vraagstuk van de voortzetting van de vennootschap voorleggen aan de aandeelhouders. Zijn zij overtuigd dat de vennootschap kan overleven, dan moeten ze bovendien de gepaste herstelmaatregelen voorleggen aan de aandeelhouders. Doen ze dit niet, dan kan dat een ongeziene impact teweegbrengen op het privévermogen van bestuurders in de nakende golf van faillissementen.
Deze alarmbelprocedure zou eenvoudig toegevoegd kunnen worden toegevoegd aan de agenda van de klassieke jaarvergadering. Het vereist slechts een verslag van het bestuursorgaan met een aantal herstelmaatregelen. Dat kan in samenspraak met de accountant worden opgesteld. Kwestie van een collectieve verzekeringspremie te nemen tegen bestuurdersaansprakelijkheid. Want het louter volgen van de procedure is voldoende om aan aansprakelijkheid te ontsnappen. Formalisme in het kwadraat dus. Het seizoen breekt aan: de meeste jaarvergaderingen vinden plaats in mei-juni. Als die jaarvergadering wordt uitgesteld tot de toestand “genormaliseerd” is, is het maar de vraag of het niet over vijgen na Pasen gaat.
Subtance over form:
ook in het vennootschaps- recht graag!
Maar er is meer. In een beruchte bepaling in ons Wetboek economisch recht, verscholen tussen WCO en faillissement, staat de externe alarmbelprocedure. Deze is van toepassing op de accountant, boekhouder-fiscalist of bedrijfsrevisor. Zodra de voormelde personen vaststellen dat de continuïteit van een onderneming niet meer gegarandeerd is, moeten zij hun cliënt hiervan op de hoogte stellen. Als deze geen maatregelen treft binnen de maand, dan “kan” de cijferberoeper ook de ondernemingsrechtbank aanschrijven. De intentie van de wetgever bij dit artikel is duidelijk: het opsporen van ondernemingen in moeilijkheden. Hiervoor wordt zelfs expliciet voorzien in een uitschakeling van het beroepsgeheim. Over de imperatieve kracht van het woord “kan” bestaat daarentegen geen duidelijkheid. De letterlijke wettekst doet uitschijnen dat het om een mogelijkheid gaat. De algemene filosofie van het wetboek wijst in de andere richting. In ieder geval blijft de cijferberoeper zo in het ongewisse.
Kunnen we voor eenmaal die formalistische en bovendien behoorlijk onduidelijke regels niet achterwege laten? Kunnen we er vanuit gaan dat een ondernemer in deze tijden van dweilen met de kraan dicht, al zijn creativiteit aanwendt om toch maar te overleven? De regering heeft bijzondere volmachten gekregen van de Kamer. Kan zij deze misschien aanwenden voor de goede zaak? De ondernemer mag geen rad voor de ogen gedraaid worden met een al te simplistisch uitstel en vergaderen op afstand, wat al lang mogelijk was. Pak de echte, inhoudelijke problemen aan. Begin bij een uitstel van de liquiditeitstest en een clementie voor cijferberoepers. Want in onzekere tijden waarin liquiditeitsproblemen en continuïteitsonzekerheid de norm zijn, hebben we nood aan andere en meer zekere regels.
Bron: Tuerlinkcx Advocaten