Economische vooruitzichten 2022-2027 (februari 2022)

Het Federaal Planbureau heeft economische vooruitzichten tot 2027 opgesteld, die aansluiten op de Economische begroting 2022 die op 17 februari werd gepubliceerd. Deze vooruitzichten vormen een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma.

Het Federaal Planbureau heeft economische vooruitzichten tot 2027 opgesteld, die aansluiten op de Economische begroting 2022 die op 17 februari werd gepubliceerd. Deze vooruitzichten houden enkel rekening met de maatregelen waarvan de modaliteiten met voldoende precisie gekend waren op 11 februari 2022. Er werd dan ook geen rekening gehouden met de op 15 februari aangekondigde arbeidsdeal.

De Belgische economie zou een groei laten optekenen van 3,0 % in 2022, die vertraagt tot 1,9 % in 2023 en tot gemiddeld 1,3 % in de periode 2024-2027. Dat gaat gepaard met een toename van de werkgelegenheid van 238 000 personen tijdens de periode 2022-2027, wat de werkgelegenheidsgraad doet stijgen van 70,5 % in 2021 tot 72,9 % in 2027. De inflatie zou in navolging van de energieprijzen sterk afkoelen van 5,5 % in 2022 tot 1,1 % in 2023, maar herneemt daarna geleidelijk tot 1,6 %. Het overheidstekort wordt voor 2022 geraamd op 4,2 % van het bbp en blijft nadien – bij ongewijzigd beleid – rond dat niveau schommelen. De overheidsschuld zou op middellange termijn net boven 110 % van het bbp uitkomen.

Een geleidelijke normalisering van de economische groei

Na een krimp van 6,5 % in het jaar van de corona-uitbraak, hernam de economische activiteit in de eurozone met 5,2 % in 2021. In de loop van 2022 en 2023 raakt de inhaalbeweging uitgewerkt, maar wordt een nog steeds robuuste groei van resp. 4,0 % en 2,5 % verwacht, die mee ondersteund wordt door de relanceprogramma’s van de lidstaten. De bbp-groei in de eurozone zou uitkomen op 1,6 % in 2024 en zich normaliseren tot 1,4 % in de periode 2025-2027.

De Belgische economie liet vorig jaar een groei optekenen van 6,1 %. De herneming werd ondersteund door nagenoeg alle bestedingscomponenten. Voor 2022 wordt nog een vrij stevige bbp-groei van 3,0 % verwacht, met vooral de particuliere consumptie als sterkhouder. De groei zou in 2023 verder vertragen tot 1,9 %, ook al winnen de investeringen tijdelijk aan dynamiek. Voor de periode 2024-2027 wordt een bbp-groei verwacht van gemiddeld 1,3 %, maar met een licht afnemend profiel (van 1,5 % in 2024 tot 1,2 % in 2027).

De Belgische uitvoer hernam fors in 2021 en zou ook in 2022 en 2023 nog profiteren van een verdere, maar minder uitgesproken inhaalvraag van de handelspartners. Vanaf 2024 komt de uitvoer op een lager, maar stabiel groeipad terecht.

De particuliere consumptie hernam in 2021 met 6,3 % en zou dit jaar haar inhaalbeweging verderzetten met een volumegroei van 5,9 %. Hierdoor zou de gezinsspaarquote terugvallen naar een niveau (11,6 %) dat dicht bij het niveau van vóór de gezondheidscrisis ligt, na een forse stijging tot 20,2 % in 2020. In 2023 en 2024 zou de consumptiegroei vertragen, maar met resp. 1,9 % en 1,8 % nog steeds boven zijn trendgroei uitkomen, dit onder impuls van een sterke toename van het reëel beschikbaar inkomen, vooral in 2023 (2,9 %). De indexering van de lonen en de sociale uitkeringen zou in dat jaar aanzienlijk hoger zijn dan de inflatie, die dan sterk terugvalt. Vanaf 2025 zou de particuliere consumptie in lijn evolueren met het reëel beschikbaar inkomen en aan dynamiek verliezen.

De bedrijfsinvesteringen veerden op in 2021 met een volumegroei van 9,2 % en zouden in 2022 en 2023 verder stijgen met resp. 1,7 % en 3,6 %. Ze worden gestimuleerd door gunstige vraagvooruitzichten, de relanceplannen en het nog altijd gunstige renteklimaat. Die factoren bieden minder steun in de tweede helft van de projectieperiode, wat de investeringsgroei doet vertragen. Ook de investeringen van de gezinnen (woningbouw) maakten in 2021 een forse inhaalbeweging (10,5 %) en zouden – mede door de heropbouw na de overstromingen van vorige zomer – dit jaar verder stijgen met 3,8 %. Ze nemen ook nadien nog licht toe. De overheidsinvesteringen boekten in 2021 een forse volumegroei van 10,5 %. Tijdens de jaren 2022-2024 zouden de overheidsinvesteringen verder toenemen onder impuls van de relanceplannen, investeringen in defensie en lokale investeringen in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Vanaf 2025 dooft de impact van die factoren uit en nemen de overheidsinvesteringen af.

Na fluctuaties gerelateerd aan de energieprijzen zou de inflatie evolueren naar 1,6 %

In 2022 wordt de bijzonder hoge inflatie (5,5 %) niet enkel verklaard door de toename van de energieprijzen, maar ook door een toename van de onderliggende inflatie die het gevolg is van aanvoerproblemen en prijstoenames van enkele voedingsgrondstoffen. Ook tweede-ronde-effecten spelen een rol, waarbij de hoge inflatie leidt tot hogere lonen die op hun beurt doorgerekend worden in de consumptieprijzen. Die tweede-ronde-effecten zouden onder controle blijven. De onderliggende inflatie zou een piek bereiken in de loop van 2022 en nadien langzaam afnemen door het geleidelijk uitdoven van de problemen in de aanvoerketens.

In 2023 en 2024 zou de inflatie terugvallen tot respectievelijk 1,1 % en 1,2 % doordat rekening gehouden wordt met een daling van de energieprijzen in beide jaren. Nadien zou een normalisering optreden van alle prijsevoluties en zou de inflatie geleidelijk hernemen tot 1,6 % op het einde van de projectieperiode.

De arbeidsmarkt herstelde opmerkelijk snel van de coronaschok; de werkgelegenheidsgraad klimt tot 72,9 % tegen 2027.

De werkgelegenheid viel scherp terug net na het uitbreken van de coronacrisis, maar heeft sindsdien een krachtige inhaalbeweging gemaakt. De werkgelegenheid steeg bijgevolg uitzonderlijk sterk in 2021 (met 84 000 personen) en zou dit jaar verder toenemen met 57 000 personen. Ook de beroepsbevolking zou dit jaar aanzienlijk stijgen (met 37 000 personen), daarbij geholpen door het verdere herstel van de activiteitsgraden op jongere leeftijd. De administratieve werkloosheid neemt in 2022 voor het tweede jaar op rij af (-20 000 personen) en de werkloosheidsgraad komt uit op 8,0 %. Vanuit macro-economisch oogpunt heeft de coronaperiode de arbeidsmarkt bijgevolg weinig schade berokkend.

Na die inhaalbeweging belandt de werkgelegenheid op een lager groeipad. De toename van de werkgelegenheid zou in de periode 2023-2024 gemiddeld 39 000 personen per jaar bedragen. De werkloosheid blijft verder slinken (met gemiddeld 13 000 personen per jaar), aangezien ook de toename van de beroepsbevolking vertraagt (tot gemiddeld 26 000 personen per jaar).

Tijdens de periode 2025-2027 verzwakt de werkgelegenheidsgroei tot gemiddeld 35 000 personen per jaar, omdat de groei van de activiteit in de marktsector verder aan kracht inboet. De productiviteitsgroei in de marktsector is stabiel tijdens die periode (0,7 % per jaar), in lijn met de reële groei van de arbeidskosten. De groei van de beroepsbevolking versnelt (tot gemiddeld 31 000 personen per jaar) als gevolg van de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd tot 66 jaar. De werkloosheid neemt in die periode minder sterk af (met 3 000 personen per jaar). De werkloosheidsgraad zou in 2027 uitkomen op 7,2 %.

Over de gehele periode 2022-2027 neemt de werkgelegenheid toe met 238 000 personen. De werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen (definitie EAK) klimt gestaag van 70,5 % in 2021 tot 72,9 % in 2027.

Het overheidstekort blijft op ongeveer 4 % van het bbp op middellange termijn

Het overheidstekort wordt geraamd op 6,0 % van het bbp in 2021, na 9,1 % in 2020. De belastingontvangsten zijn sterker gestegen dan verwacht, waardoor het tekort in 2021 lager uitvalt dan aanvankelijk voorzien. In 2022 daalt het tekort verder tot 4,2 % van het bbp, naarmate het economisch herstel doorzet en de kosten van de gezondheidscrisis wegebben, en dit ondanks het effect van de inflatie op de overheidsuitgaven. In de daaropvolgende vijf jaar (2023-2027) stabiliseert het tekort zich op ongeveer 4 % van het bbp bij ongewijzigd beleid. Dat is een hoog niveau in vergelijking met de tekorten van de jaren vóór de gezondheidscrisis.

De krachtige nominale bbp-groei in 2021 en 2022 doet de overheidsschuld terugdringen van 112,8 % van het bbp in 2020 tot 106,3 % in 2022. In 2023 stijgt zij echter weer als gevolg van de hoge tekorten en de normalisering van de economische groei en de inflatie. Tegen 2027 zou de schuldquote opnieuw het niveau van het crisisjaar 2020 bereiken. Een dergelijke ontwikkeling zou, in combinatie met de stijging van de rentevoeten, een einde maken aan drie decennia van onafgebroken daling van het aandeel van de rentelasten in de totale overheidsuitgaven.

De gezondheidscrisis heeft de financiën van alle beleidsniveaus onder druk gezet. Na afloop van de crisis en op middellange termijn blijft het grootste deel van het tekort zich situeren in entiteit I (federale overheid en sociale zekerheid). De tekorten van de verschillende gefedereerde entiteiten blijven echter hoger dan vóór de crisis, met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschap, die goed op weg is om binnen vijf jaar opnieuw een begrotingsevenwicht te bereiken. Het tekort van het Waalse Gewest neemt eveneens af, maar blijft aanzienlijk. De Franse Gemeenschap en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zouden na 2022 niet langer een vermindering van hun tekort laten optekenen.

Deze vooruitzichten vormen een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma. De macro-economische parameters werden goedgekeurd door de raad van bestuur van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. De overheidsrekening valt evenwel onder de exclusieve verantwoordelijkheid van het Federaal Planbureau.

Bron: Federaal Planbureau

Database :Economische vooruitzichten MLT (2022-2027), februari 2022 - Statistische bijlage

Mots clés

Articles recommandés

Nieuwe NACE-codificering in 2025 in de praktijk

De inflatie gaat in december van 3,20% naar 3,16%.

Kmo’s afwachtend over economische toekomst