België werd lange tijd als voorbeeld genoemd voor zijn beleid inzake de vergroening van het wagenpark. Door stimulerende fiscale maatregelen – volledige aftrekbaarheid voor 100% elektrische bedrijfswagens, een volledig aftrekbare laadpas, een geleidelijke afbouw van voordelen voor voertuigen met verbrandingsmotor – behoort ons land tot de beste Europese leerlingen volgens de OESO en verschillende internationale vergelijkingen¹. Maar achter dit ogenschijnlijke succes tekenen zich de grenzen af van een model dat bijna uitsluitend steunt op fiscale impulsen.
De recente cijfers zijn immers duidelijk: na jaren van continue groei vertraagt de toename van elektrische inschrijvingen. Volgens Partena Professional is het aandeel van nieuwe 100% elektrische bedrijfswagens gedaald van 60,5% in het eerste kwartaal van 2025 naar 58,8% in het tweede kwartaal, wat neerkomt op een quasi-stagnatie over het hele semester². FEBIAC bevestigt de trend: van 54% in het eerste kwartaal zakten we terug naar 52,8% in het tweede. Dit plateau is verre van anekdotisch en doet vragen rijzen over het vermogen van enkel fiscaliteit om een dergelijk strategische sector duurzaam te transformeren.
Niemand zal betwisten dat fiscaliteit de initiële motor van de transitie is geweest. De huidige regeling – volledige aftrekbaarheid tot 2026, daarna een zeer geleidelijke degressiviteit – heeft van de elektrische auto de rationele optie gemaakt voor bedrijfsvloten. Maar dit instrument bereikt nu zijn grenzen.
Allereerst omdat de grote groepen al massaal zijn overgestapt: meer dan 75% van hun nieuwe inschrijvingen is elektrisch. Daarentegen daalt het percentage naar 55-57% bij KMO's en naar 50% bij zeer kleine ondernemingen, die minder middelen hebben om te investeren in laadpalen of hun leasingcontracten te heronderhandelen³. Ten tweede omdat de particuliere markt, en met name die van de zelfstandigen, veel moeilijker te converteren blijft. De individuele belastingbetaler, zelfs aangemoedigd door een gunstige fiscaliteit, blijft geconfronteerd met budgettaire, technische en praktische realiteiten die de belasting niet kan compenseren.
Want elektrisch rijden is niet alleen een kwestie van fiscaal voordeel. De laadinfrastructuur blijft een belangrijke rem. Vlaanderen, dichter bevolkt met openbare laadpalen, trekt de markt omhoog. Maar Wallonië, ondanks een recente inhaalbeweging, kampt met een structurele achterstand. Wat de steden betreft, die stellen een bijzonder probleem: hoe installeer je een laadpaal in een appartementsgebouw, op een smal voetpad of in een historische wijk?
Deze territoriale kloof heeft niet alleen te maken met ruimtelijke ordening; ze bepaalt rechtstreeks de keuze van bedrijven en huishoudens. Ze illustreert een vaak vergeten waarheid: fiscaliteit kan een beweging versnellen, maar vervangt niet de massale en gecoördineerde overheidsinvestering die nodig is om een nieuwe energie-infrastructuur te ondersteunen.
Daarbij komt nog een bredere factor: de technologische en energetische onzekerheid. Elektrisch blijft centraal staan in de klimaatstrategie, maar is niet langer de enige optie. Waterstof, synthetische biobrandstoffen, solid-state batterijen en vooral de vooruitzichten van een Europese nucleaire heruitrol wijzigen nu al de langetermijnparameters. Ons fiscaal systeem blijft echter vastzitten aan één specifieke technologie, met het risico om massaal te investeren in een oplossing die tijdelijk zou kunnen blijken.
De politieke wereld lijkt achter de innovatie aan te lopen, in plaats van te anticiperen op disrupties. Als we willen dat België een motor blijft van de energietransitie, is het dringend dat de strategie verder gaat dan de fiscale stimulans en een coherente industriële, energetische en territoriale visie integreert.
Het voorbeeld van de elektrische auto is een onthullende: belasting kan iets in gang zetten, maar het kan niet alles transformeren. Het vervangt noch energienetwerken, noch onderzoek, noch structurerende industriële keuzes. Blijven geloven dat fiscaliteit volstaat, zou neerkomen op het kunstmatig verlengen van een reeds stagnerende groei.
Nu Europa steeds ambitieuzere klimaatdoelstellingen vaststelt, moet België overstappen van een logica van 'incentive' naar een logica van capaciteit: de elektriciteitsproductie beveiligen (inclusief via een nucleaire heruitrol), innovatie in diverse technologieën ondersteunen, de toegang tot laadinfrastructuur vereenvoudigen en KMO's en zelfstandigen beter begeleiden bij de transitie.
Wat het fiscaal beleid betreft, is het tijd om het initiatief opnieuw te nemen. Niet langer om achterstanden in te halen, maar om te anticiperen. De belasting is geen toverstaf; het is een hefboom – krachtig maar beperkt – die geïntegreerd moet worden in een algemene energetische en economische strategie.
Referenties
1. OESO, Taxing Energy Use 2024, internationale vergelijkingen.
2. Partena Professional, Studie over de inschrijvingen van elektrische bedrijfswagens, september 2025.
3. FEBIAC, Halfjaarlijks rapport over elektrische mobiliteit in België, 2025.
Deze opinie is ook gepubliceerd in De Tijd