Het mechanisme is welbekend bij fiscalisten en werd zelfs onderwezen aan de universiteit toen ik studeerde, wat helaas al enige tijd geleden is.
Dividenden ontvangen door een natuurlijk persoon zijn, zoals bekend, onderworpen aan de roerende voorheffing (30% in het algemeen). Om deze voorheffing te vermijden, richten de aandeelhouders natuurlijke personen van een operationele vennootschap dan een holding op waaraan zij hun aandelen van de operationele vennootschap verkopen en zo een in principe vrijgestelde interne meerwaarde realiseren.
De verkoopprijs wordt dan op een rekening-courant geboekt en wordt geleidelijk afgelost door de dividenden die belastingvrij aan de holding worden uitgekeerd (RDT-regime). Het geleidelijk vereffenen van de rekening-courant vormt in principe geen belastbaar inkomen en de aandeelhouders natuurlijke personen vermijden zo de roerende voorheffing op de dividenden.
De administratie is uiteraard niet blij met deze transacties en probeert vaak de zogenaamde "interne" meerwaarde op het moment van de verkoop van de aandelen te belasten.
In een zaak die leidde tot een recent arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 17 oktober 2023 (RG 2022/AR/995, gepubliceerd op Taxwin), was het duidelijk te laat om dit te doen omdat de oprichting van de holding terugging tot december 2012 en de verkoop van de aandelen van de operationele vennootschap tot februari 2013. Echter, de controle betrof de inkomsten van het belastingjaar 2018.
De administratie veranderde toen van aanpak en beweerde dat de verkoop van de aandelen van de operationele vennootschap aan de holding en het geleidelijk vereffenen van de rekening-courant door middel van de door de holding ontvangen dividenden een geheel van juridische handelingen vormden die één en dezelfde transactie uitmaakten die een fiscaal misbruik vormde in de zin van artikel 344 § 1 CIR 92 (algemene anti-misbruikbepaling).
Het Hof van Beroep heeft de stelling van de administratie aanvaard en de terugbetalingen van rekening-courant uitgevoerd door de holding in 2017 gereclassificeerd als belastbare dividenden in hoofde van de aandeelhouders natuurlijke personen.
In zijn arrest was het Hof gevoelig voor het feit dat er geen andere reden dan het vermijden van de roerende voorheffing leek te zijn voor de oprichting van de holding en de verkoop van de aandelen van de operationele vennootschap. Het Hof stelde inderdaad vast dat nergens bleek dat de holding sinds 2012 enige economische activiteit had ontwikkeld, haar kapitaal aan derden had opengesteld, andere vennootschappen had overgenomen, enz.
Het is eigenlijk goed beoordeeld, zowel feitelijk als juridisch, en dus kan men nooit genoeg benadrukken het belang van het vermijden van transacties met een te duidelijk fiscaal doel en zonder enige economische rechtvaardiging.