Goed nieuws voor particulieren die Franse dividenden hebben ontvangen. Na een jarenlange juridische strijd, heeft minister van Financiën Vincent Van Peteghem in de pers verklaard dat de fiscale administratie zich eindelijk neerlegt bij de rechtspraak die de toepassing van het FBB op Franse dividenden aan particulieren toestaat(1). Dit houdt in dat de totale belastingdruk voor Franse dividenden daalt (en zelfs lager wordt dan de roerende voorheffing op Belgische dividenden).
Een Belgisch inwoner die een dividend ontvangt van een Belgische vennootschap, betaalt daarop in principe 30 % roerende voorheffing. Een Belgisch inwoner die daarentegen een dividend ontvangt van een Franse vennootschap, betaalt daarop, op grond van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag, 15 % bronheffing in Frankrijk. Vervolgens wordt het saldo nog eens aan 30 % belasting onderworpen in België(2).
Het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag voorziet echter dat de dubbele belasting die daardoor ontstaat, ongedaan gemaakt kan worden door de verrekening van het zgn. ‘forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting’ (FBB)(3). Deze verrekening gebeurt echter “onder de door de Belgische wetgeving vastgestelde voorwaarden”.
Het probleem met deze korte zinsnede is dat eind 1988 de Belgische wetgever de verrekening van het FBB heeft afgeschaft voor de particuliere belastingplichtige. De fiscale administratie greep dit dan ook aan om de particuliere belastingplichtige uit te sluiten van de verrekening, hetgeen ertoe leidde dat deze laatsten sindsdien volop dubbele belasting ondergingen.
Volgend cijfervoorbeeld maakt dit wat duidelijker:
Bronheffing Frankrijk
100 * 15% = 15
Belgische belasting
(100 - 15) * 30% = 25,5
Verrekening
nvt.
Totaal te betalen
15 + 25,5 = 40,5
> Verrekening FBB
Bronheffing Frankrijk
100 * 15% = 15
Belgische belasting
(100 - 15) * 30% = 25,5
Verrekening
(100 - 15) * 15% = 12,75
Totaal te betalen
15 + 25,5 - 12,75 = 27,75
De eerste kolom geeft de situatie weer zonder verrekening van de reeds in het buitenland betaalde belasting met de Belgische belasting. De tweede kolom geeft de situatie weer mét verrekening.
De vraag rees of deze afschaffing in de interne wetgeving doorwerkte onder het verdrag met Frankrijk.
Het Hof van Cassatie sprak zich een eerste keer uit in het voordeel van de belastingplichtige in zijn arrest van 16 juni 2017(4). Kort samengevat oordeelde het Hof dat de afschaffing van het FBB onder intern recht, geen modaliteit is onder het dubbelbelastingverdrag waardoor de afschaffing niet doorwerkt. Uit de tekst van het dubbelbelastingverdrag blijkt duidelijk dat ook een particuliere belastingplichtige recht heeft op de verrekening van 15 % FBB op Franse dividenden.
De toenmalige minister van Financiën liet echter weten zich niet bij voormeld arrest van het Hof van Cassatie neer te leggen, en dit in afwachting van een andere uitspraak van het Hof van Cassatie tegen een arrest van 20 september 2018 van het hof van beroep te Brussel(5). Inmiddels heeft het Hof van Cassatie ook deze voorziening van de fiscale administratie afgewezen middels arrest van 15 oktober 2020. Het Hof oordeelt bijgevolg opnieuw in het voordeel van de belastingplichtige.
De fiscale administratie legt zich nu uiteindelijk dan toch neer bij het standpunt van de rechtspraak en schikt zich naar het huidig Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag. De fiscale administratie zou dan ook niet langer weigeren de roerende voorheffing terug te betalen aan particulieren die Franse dividenden ontvingen.
Merk op, deze verlaagde roerende voorheffing zal naar de toekomst toe wellicht geen lang leven beschoren zijn. Frankrijk en België werken immers aan een nieuw verdrag waarbij de recuperatie van een deel van de Franse voorheffing bij toepassing van het FBB niet meer mogelijk zou zijn.
Voor dividenden ontvangen vanaf het inkomstenjaar 2020, zou men eenvoudigweg een gedeeltelijke terugbetaling van de ingehouden Belgische roerende voorheffing kunnen vragen door deze te vermelden in de aangifte in de personenbelasting voor aanslagjaar 2021, meer specifiek in Vak VII “Inkomsten van kapitalen en roerende goederen” onder rubriek F “Inkomsten waarop een bijzonder aanslagstelsel van toepassing is”.
Voor Franse dividenden uit het verleden zijn er verschillende opties afhankelijk van uw situatie.
In hoofdzaak kan er sprake geweest zijn van drie scenario’s:
(1) Cass. 15 oktober 2020, F.19.0015.F; Cass. 16 juni 2017, F.15.0102.N; Gent 15 december 2020, rolnr. 2019/AR/2041; Antwerpen 17 december 2019, rolnr. 2018/AR/1588.
(2) Artikel 15 van de Overeenkomst tussen België en Frankrijk van 10 maart 1964 tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen
(3) Artikel 19 (A), al. 2 DBV: Voor de in vorenstaand lid bedoelde inkomsten en opbrengsten, die door andere verblijfhouders van België worden verkregen, alsmede voor de inkomsten en opbrengsten uit roerende kapitalen, die onder het in artikel 16, paragraaf 1, omschreven regime ressorteren en die in Frankrijk de inhouding bij de bron werkelijk hebben ondergaan, wordt de belasting in België verschuldigd op hun bedrag netto van Franse inhouding, verminderd, eensdeels, met de tegen het gewone tarief geïnde roerende voorheffing en, anderdeels, met een forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting dat onder de door de Belgische wetgeving vastgestelde voorwaarden aftrekbaar is, zonder dat bedoeld gedeelte minder dan 15% van het evenvermelde nettobedrag mag belopen
(4) Voor een meer uitvoerige toelichting bij dit arrest, verwijzen wij u graag naar ons nieuwsbericht van 5 juli 2017.
(5) Vr. en Antw. Kamer 2019, 27 september 2019, nr. 55/02, 22 (Vr. nr. 21 S. VERHERSTRAETEN)
Bron: Cazimir